In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van fietsendiefstal. De tenlastelegging omvatte zowel de primair als subsidiair tenlastegelegde feiten, waarbij de verdachte op of omstreeks 18 juli 2021 in Diemen een fiets heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waarbij de verklaringen van de verdachte en de officier van justitie zijn meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van de fiets, ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij de fiets had gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder veroordeeld was voor meerdere diefstallen en dat hij in het bezit was van inbrekerswerktuigen, wat zijn verklaringen ondermijnde.
De rechtbank heeft vervolgens de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, en de verdediging had gepleit voor een alternatieve behandeling. De rechtbank heeft echter besloten de ISD-maatregel op te leggen, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte, waaronder een narcistische persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opgelegd, zonder aftrek van voorarrest, en heeft de in beslag genomen goederen ten behoeve van de rechthebbende bewaard.
De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle voorwaarden voor de oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. De rechtbank hoopt dat de verdachte zal meewerken aan zijn behandeling en dat deze keer de vooruitgang blijvend zal zijn.