ECLI:NL:RBAMS:2021:7025

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
AMS 21/1222
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Wajong-uitkering bij verhuizing naar het buitenland en de gevolgen voor studiefinanciering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder, over de beëindiging van haar Wajong-uitkering. Eiseres, die naar België was verhuisd voor haar studie diergeneeskunde, ontving een Wajong-uitkering die per 1 november 2020 was beëindigd. Verweerder had dit besluit genomen op basis van de wetgeving die stelt dat het recht op een Wajong-uitkering eindigt bij vertrek naar het buitenland. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Echter, na een wijzigingsbesluit op 17 augustus 2021, werd haar bezwaar alsnog gegrond verklaard en werd de uitkering met terugwerkende kracht hervat.

Tijdens de zitting op 20 oktober 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar moeder, haar standpunt toegelicht. Eiseres betoogde dat de voorwaarde die verweerder aan de voortzetting van de uitkering verbond, namelijk dat deze alleen zou voortduren zolang zij haar studie in België volgde, niet toegestaan was. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit, omdat haar uitkering inmiddels was hervat. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en oordeelde dat de mededeling van verweerder over de voorwaarde van de studie geen gevolgen had, omdat de uitkering nog steeds liep.

De rechtbank benadrukte dat als eiseres haar studie zou moeten staken, dit niet automatisch zou betekenen dat de uitkering beëindigd zou worden. Verweerder zou alle relevante omstandigheden moeten overwegen bij een eventuele toekomstige beslissing over de uitkering. De rechtbank besloot dat verweerder het griffierecht dat eiseres had betaald, moest vergoeden, omdat hij pas in de beroepsfase aan haar bezwaar tegemoet was gekomen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1222

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] (België), eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. J. Lam).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorzingingen jonggehandicapten (Wajong) uitkering van eiseres per 1 november 2020 beëindigd.
Bij besluit van 20 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en zijn standpunt gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 17 augustus 2021 (het wijzigingsbesluit) heeft verweerder zijn beslissing van 20 januari 2021 gewijzigd en het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De uitkering is met terugwerkende kracht hervat.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2021.
Eiseres is, bijgestaan door haar moeder, verschenen. Verweerder is, met berichtgeving, niet verschenen.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Bij besluit van 24 december 2009 heeft eiseres een Wajong-uitkering toegewezen gekregen. Op 1 augustus 2019 heeft eiseres doorgeven dat zij per 1 september 2019 verhuist naar [woonplaats] in België om de opleiding diergeneeskunde te volgen.
1.2.
Met het besluit van 30 oktober 2020 heeft verweerder op grond van artikel 3:19, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong de uitkering van eiseres per 1 november 2020 beëindigd, omdat eiseres per 1 september 2019 naar België is verhuisd.
1.3.
Met zijn beslissing op bezwaar van 20 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij stelt verweerder dat het recht op een Wajong-uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de ontvanger van de uitkering buiten Nederland is gaan wonen. Dit is dwingend recht waar verweerder slechts van af kan wijken als er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Van dat laatste is in dit geval geen sprake volgens verweerder. Ook mocht eiseres er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij haar Wajong-uitkering zou behouden als zij naar het buitenland zou verhuizen. Eiseres heeft contact gehad met een medewerker van verweerder en zou hier de toezegging hebben gehad dat zij haar uitkering zou behouden. De medewerker heeft bevestigd dat een telefoongesprek heeft plaatsgevonden, maar kan zich niet meer herinneren wat er precies is besproken. Verweerder stelt dat hij niet beschikt over de gegevens om te bevestigen dat de toezegging heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld bewijsstukken te overleggen om haar stelling te bewijzen. Dit heeft eiseres niet gedaan.
1.3.
Bij besluit van 17 augustus 2021 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd en het bezwaar van eiseres alsnog gegrond verklaard. Daarbij is alsnog besloten dat er bijzondere omstandigheden bestaan waardoor eiseres het gerechtvaardigde vertrouwen mocht hebben dat zij haar Wajong-uitkering zou behouden wanneer zij naar het buitenland verhuisde. Verweerder schrijft in dit besluit dat de Wajong-uitkering van eiseres zal worden voortgezet gedurende de tijd dat eiseres in verband met haar opleiding diergeneeskunde in [woonplaats] woont.
Standpunt van eiseres
2.1.
In beroep spitst het geschil zich nog toe op de mededeling van verweerder dat de Wajong-uitkering wordt voortgezet zolang eiseres de studie diergeneeskunde in [woonplaats] volgt. Eiseres vindt dat verweerder hiermee een voorwaarde aan de uitkering heeft verbonden die niet is toegestaan. Tijdens het contact met verweerder, toen de toezegging werd gedaan, is daar namelijk door verweerder niets over gezegd. De intrekking van de Wajong-uitkering in de periode 1 november 2020 tot 17 augustus 2021 en de daarop volgende procedure heeft veel invloed gehad op eiseres waardoor zij zich minder goed op haar studie heeft kunnen focussen. Ook kon zij daardoor haar bijles van € 300,- per maand niet meer betalen. Zij heeft daardoor te weinig studieresultaten gehaald om door te kunnen en heeft inmiddels bericht gehad dat zij de studie moet staken. Ze is een procedure gestart waarin ze de reden van de studievertraging – de stress vanwege de beëindiging van de uitkering en het gebrek aan bijles – heeft aangevoerd. De uitkomst was op het moment van de zitting nog onbekend. Slaagt de procedure niet dan hoopt eiseres in ieder geval in België te kunnen wisselen van studie. Zij wil dan graag in België blijven, omdat de verhuizing en de aanpassing in België haar erg veel energie hebben gekost. Zij heeft haar leven nu vorm gegeven in België en het is vanwege haar medische omstandigheden ook weer extra belastend om te moeten vertrekken.
Het oordeel van de rechtbank
3.1.
Door het wijzigingsbesluit heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit, wegens het ontvallen van procesbelang, niet-ontvankelijk verklaren. De wet regelt dat het beroep van eiseres zich ook uitstrekt tot het wijzigingsbesluit, tenzij zij daar geen belang bij heeft. [1]
4.2.
De rechtbank overweegt dat een Wajong-uitkering zoals die van eiseres in beginsel eindigt bij vertrek naar het buitenland. [2] Verweerder kan de uitkering toch blijven verlenen in het buitenland, als stopzetting zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. [3] Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen.
4.3.
In het geval van eiseres heeft verweerder zo’n uitzonderlijk geval aangenomen, omdat eiseres voor vertrek door een medewerker van verweerder is verteld dat zij haar uitkering niet zou verliezen. Het gevolg van het wijzigingsbesluit is dat eiseres nu weer een uitkering krijgt, vanaf het moment dat die was gestopt. Daarmee heeft eiseres gekregen waar zij voor heeft geprocedeerd en daarom heeft zij nu geen procesbelang meer bij de beoordeling van het wijzigingsbesluit. De mededeling van verweerder waarmee de uitkering wordt verbonden aan de studie diergeneeskunde in [woonplaats] maakt dat niet anders, omdat die mededeling nog geen gevolgen heeft gekregen. De uitkering loopt immers nog. Als verweerder vindt dat de uitkering niet meer verstrekt moet worden, omdat er niet langer sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard, moet verweerder daar op dat moment een besluit over nemen en de uitkering beëindigen. Tegen dat besluit kan eiseres dan opkomen bij de bestuursrechter. Omdat het gaat over een toekomstige, onzekere gebeurtenis kan de rechtbank er nu nog niet over oordelen.
4.4.
Dat laat eiseres op dit moment met de onzekerheid dat verweerder mogelijk haar uitkering beëindigt, als de procedure over haar huidige studie in [woonplaats] niet lukt. Daarom hecht de rechtbank eraan te overwegen dat als eiseres de studie diergeneeskunde moet staken, dit niet per se betekent dat het exportverbod weer van toepassing is. Verweerder zal alle relevante omstandigheden moeten betrekken bij zijn beslissing of er op dat moment nog sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Daarbij merkt de rechtbank op dat het feit dat eiseres is meegedeeld dat zij naar België kon verhuizen met behoud van haar uitkering, niet betekent dat zij die uitkering tot in lengte van dagen in België kan behouden, ongeacht haar bezigheden daar. Op grond van een belangenafweging kan verweerder er voor kiezen dat andere belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van eiseres bij voortzetting van de uitkering in België. Het komt de rechtbank echter evenzeer voor dat een onbillijkheid van overwegende aard nog steeds aanwezig is, als er sprake is van een studiewisseling die is veroorzaakt door stress en gebrek aan bijles, doordat eiseres zonder een uitkering rond heeft moeten komen. In dat geval is de beëindiging van de studie diergeneeskunde immers te herleiden tot het onjuist gebleken besluit van verweerder om de uitkering te beëindigen. Het ligt niet in de rede dat eiseres daar nog verder de dupe van wordt.
Conclusie
5. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaren en het besluit tegen het wijzigingsbesluit ook, omdat eiseres op dit moment (althans het moment dat het onderzoek werd gesloten op de zitting) nog een Wajong-uitkering ontvangt.
6. Omdat verweerder pas in de beroepsfase aan het bezwaar van eiseres tegemoet is gekomen, zal de rechtbank bepalen dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald aan haar vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het wijzigingsbesluit niet-ontvankelijk;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van
mr.R.G.J. van der Holst, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Op grond van artikel 3:19, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong.
3.Op grond van artikel 3:19, tiende lid, van de Wajong.