3.2.Oordeel van de rechtbank
Gedeeltelijke vrijspraken
De rechtbank vindt net als de officier van justitie niet bewezen dat verdachte meer geld heeft witgewassen dan de € 100.000,- die door [naam B.V. 1] is overgemaakt aan
[naam B.V. 2]
Net als de officier van justitie vindt de rechtbank niet bewezen dat het onder 2 genoemde geschrift 3 (DOC051) vals is en de rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben of gebruiken van dit geschrift. Net als de officier van justitie vindt de rechtbank ook niet bewezen dat verdachte het onder 2 genoemde geschrift 2 (DOC-006) heeft gebruikt, zodat verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank vindt verder niet bewezen dat het onder 2 genoemde geschrift 1 (DOC-004, p. 2) een vals geschrift betreft zoals dit in de tenlastelegging is omschreven. Volgens de tekst van de tenlastelegging zou op deze factuur in strijd met de waarheid zijn vermeld dat [naam B.V. 1] een betaling heeft gedaan aan [naam B.V. 2]
Dat [naam B.V. 1] die betaling daadwerkelijk heeft gedaan blijkt echter niet uit de betreffende factuur, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van deze factuur en van het voorhanden hebben en gebruiken van deze factuur.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte € 100.000,- heeft witgewassen, als medepleger samen met medeverdachte [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ). Ook vindt de rechtbank – anders dan de officier van justitie – bewezen dat verdachte als medepleger het onder 2 genoemde geschrift 2 (DOC-006) valselijk heeft opgemaakt. Tot slot vindt de rechtbank bewezen dat verdachte als pleger het onder 2 genoemde geschrift 2 (DOC-006) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank komt tot die conclusies op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend uit wettige bewijsmiddelen.
Op 12 januari 2016 wordt op bankrekening [bankrekeningnummer 1] (hierna: [bankrekeningnummer 1] ) ten name van [naam B.V. 1]een bedrag van € 356.527,79 bijgeschreven, afkomstig van [naam bedrijf 1] . Diezelfde dag wordt er € 355.500,- overgeboekt naar de zakelijke spaarrekening van [naam B.V. 1] met hetzelfde rekeningnummer. Tussen 13 en 29 januari 2016 wordt er vanaf de spaarrekening gefaseerd € 278.500,- teruggeboekt naar de betaalrekening, waarvandaan vervolgens gefaseerd € 266.500,- wordt overgeboekt naar andere rekeningen.Over deze overboekingen blijkt het volgende uit het dossier.
Op 19 januari 2016 wordt van de genoemde betaalrekening in totaal € 100.000,- naar [naam B.V. 2]overgemaakt, waarbij in de omschrijving verwezen wordt naar het betalen van een ‘factuur inzake de aankoop van een mann’. Vervolgens wordt op 26 januari 2016 bij twee pintransacties in totaal € 6.000,- contant opgenomen vanaf de rekening van [naam B.V. 2] . Op 29 januari 2016 wordt op een ABN-AMRO-kantoor in Nijmegen € 90.000,- contant opgenomen en tussen 3 en 19 februari 2016 wordt in totaal nog € 3.700,- contant opgenomen.Daarmee is tussen 19 januari en 19 februari 2016 in totaal € 99.700,- contant opgenomen vanaf de rekening van [naam B.V. 2] .
Uit het dossier blijkt het volgende over de herkomst van het geldbedrag van € 356.527,79. Volgens [persoon 2] van [naam bedrijf 2] zou [naam bedrijf 1] voor $ 393.519,25 aandelen overnemen van [naam bedrijf 2] .Uit de betalingsopdracht blijkt dat het geldbedrag, omgerekend € 356.577,79is overgemaakt naar een bankrekening, eindigend op [bankrekeningnummer 1] en met als rekeninghouder [persoon 2] .
Uit onderzoek van de Belgische politie blijkt dat op de computer van [persoon 2] malware is aangetroffen, waaronder Hawkeye-malware die verantwoordelijk was voor het onderscheppen van e-mailverkeer.In de originele Duitstalige overeenkomst tussen [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] is het Belgische bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] vermeld, evenals in de Engelstalige vertaling van de originele overeenkomst.In de door [naam bedrijf 1] per e-mail van [naam bedrijf 2] ontvangen overeenkomsten is [bankrekeningnummer 1] als rekeningnummer vermeld.
Naar aanleiding van de bijschrijving op 12 januari 2016 en de daaropvolgende geldstromen wordt door [naam bank] onderzoek verricht. In dat kader wordt op 4 februari 2016 aan [persoon 1] om informatie gevraagd. [persoon 1] geeft op 15 februari 2016 per e-mail aan dat de bijschrijving van € 356.527,79 terecht is en dat het geld bestemd is voor het oprichten van een transportonderneming in Nederland. [persoon 1] merkt daarbij op dat het eigenlijk de bedoeling was dat op 8 januari 2016 een bedrag van € 737.880,- zou worden overgemaakt, maar dat in plaats daarvan het bedrag van € 356.527,79 is overgemaakt. Nadat [naam bank] om onderbouwende stukken heeft gevraagd, stuurt [persoon 1] op 17 februari 2016 een viertal bijlagen op.Het gaat onder andere om een ondertekende koopovereenkomst tussen [naam B.V. 2] en [naam B.V. 1] (DOC-006).
De hiervoor genoemde koopovereenkomst waarbij verkoper [naam B.V. 2] voor € 100.000,- een gebruikte MAN vrachtwagen verkoopt aan koper [naam B.V. 1] , is, gedateerd op 25 januari 2016, en zowel namens koper als verkoper ondertekend.Verdachte verklaarde dat hij deze overeenkomst heeft ondertekend en dat deze door [persoon 1] is opgesteld.Op de computer van [persoon 1] is ook een Word-versie van de overeenkomst aangetroffen (DOC-099). Uit de document-eigenschappen komt naar voren dat [persoon 3] [de rechtbank begrijpt: [persoon 1] ] de auteur is.Op 15 november 2018 is in de woning van verdachte eveneens een koopovereenkomst aangetroffen die hetzelfde eruit ziet als DOC-006, te weten DOC-048.
Uit de hiervoor genoemde gang van zaken rond de bijschrijving op [bankrekeningnummer 1] van het bedrag van € 356.527,79 blijkt dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig is (computervredebreuk, oplichting). De vervolgtransacties rondom het geldbedrag van in totaal € 100.000,- laten ook zien dat verdachte en [persoon 1] het geldbedrag voorhanden hebben gehad, hebben overgedragen en hebben omgezet door het contant op te nemen.
Voor de rechtbank staat ook vast dat verdachte wist dat het geld uit misdrijf afkomstig was.
Op de betaalrekening van de eenmanszaak van verdachte komt een heel groot geldbedrag binnen en in de weken daarna wordt het geld grotendeels contant opgenomen. Om naar [naam bank] toe de schijn op te houden dat sprake is van legale transacties wordt gebruik gemaakt van een hierna te noemen vals geschrift.
Daarbij hebben verdachte en [persoon 1] nauw en bewust samengewerkt. Die samenwerking blijkt ook uit het gezamenlijk opmaken van een valse overeenkomst die door [persoon 1] is gebruikt ter onderbouwing voor [naam bank] .
De koopovereenkomst (DOC-006) is een valse overeenkomst en verdachte en [persoon 1] wisten dit ook, omdat in werkelijkheid door [naam B.V. 2] nooit een vrachtwagen is verkocht aan [naam B.V. 1] Dat [naam B.V. 2] over een MAN-vrachtwagen zou hebben beschikt om aan [naam B.V. 1] te kunnen leveren, zou moeten blijken uit een pro-formafactuur van [naam bedrijf 3] aan [naam B.V. 2] (DOC-008) die gelijktijdig met DOC-006 aan [naam bank] is verstrekt.
[persoon 4] heeft verklaard dat de vrachtwagen waarop DOC-008 betrekking heeft uiteindelijk niet is verkocht aan [naam B.V. 2] .
De rechtbank gaat er – zonder aanwijzingen voor het tegendeel – van uit dat verdachte vanaf het moment van ondertekenen van de overeenkomst in januari 2016 tot aan de in beslagname over een exemplaar van de overeenkomst heeft beschikt.