3.3.Oordeel van de rechtbank
Gedeeltelijke vrijspraken
Net als de officier van justitie vindt de rechtbank niet bewezen dat het onder 2 genoemde geschrift 5 (DOC008) vals is en de rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben of gebruiken van dit geschrift. Net als de officier van justitie vindt de rechtbank ook niet bewezen dat verdachte het onder 2 genoemde geschrift 4 (DOC-007) valselijk heeft opgemaakt, zodat verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank vindt verder niet bewezen dat de onder 2 genoemde geschriften 1 en 2 (DOC-004, p. 1 en 2. en DOC-005) valse geschriften betreffen zoals dit in de tenlastelegging is omschreven. Volgens de tekst van de tenlastelegging zou op deze facturen in strijd met de waarheid zijn vermeld dat [naam B.V. 1] betalingen heeft gedaan aan [naam B.V. 2] Dat [naam B.V. 1] die betalingen daadwerkelijk heeft gedaan blijkt echter niet uit de betreffende facturen. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van deze facturen en van het voorhanden hebben en gebruiken van deze facturen.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte € 356.527,79 heeft witgewassen, waarvan € 100.000,- als medepleger samen met medeverdachte [persoon 1] . Ook vindt de rechtbank bewezen dat verdachte als medepleger het onder 2 genoemde geschrift 3 (DOC-006) valselijk heeft opgemaakt en dat hij als pleger de onder 2 genoemde geschriften 3 (DOC-006) en 4 (DOC-007) heeft gebruikt en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank komt tot die conclusies op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend uit wettige bewijsmiddelen.
Op 12 januari 2016 wordt op bankrekening [bankrekeningnummer 1] (hierna: [bankrekeningnummer 1] ) ten name van [naam B.V. 1]een bedrag van € 356.527,79 bijgeschreven, afkomstig van [naam bedrijf 1] . Diezelfde dag wordt er € 355.500,- overgeboekt naar de zakelijke spaarrekening van [naam B.V. 1] met hetzelfde rekeningnummer.
Tussen 13 en 29 januari 2016 wordt er vanaf de spaarrekening gefaseerd € 278.500,- teruggeboekt naar de betaalrekening, waarvandaan vervolgens gefaseerd € 266.500,- wordt overgeboekt naar andere rekeningen.Over deze overboekingen blijkt het volgende uit het dossier.
Op 19 januari 2016 wordt van de genoemde betaalrekening in totaal € 100.000,- naar [naam bedrijf 2]overgemaakt, waarbij in de omschrijving verwezen wordt naar het betalen van een ‘factuur inzake de aankoop van een mann’. Vervolgens wordt op
26 januari 2016 bij twee pintransacties in totaal € 6.000,- contant opgenomen vanaf de rekening van [naam bedrijf 2] . Op 29 januari 2016 wordt op een ABN-AMRO-kantoor in Nijmegen € 90.000,- contant opgenomen en tussen 3 en 19 februari 2016 wordt in totaal nog € 3.700,- contant opgenomen.
Tussen 13 januari en 1 februari 2016 wordt in totaal € 68.000,- overgemaakt naar
[persoon 2]. Dit geld wordt in deze periode (vrijwel) geheel contant opgenomen of overgemaakt naar een bankrekening op naam van verdachte en zijn vrouw, [bankrekeningnummer 2] (hierna: [bankrekeningnummer 2] ).
Tussen 15 en 27 januari 2016 wordt in totaal € 38.500,- overgemaakt naar een tweede bankrekening van [naam B.V. 1] , [bankrekeningnummer 3] (hierna: [bankrekeningnummer 3] ). In diezelfde periode is hiervan € 30.000,- contant opgenomen.
Tussen 14 en 27 januari 2016 wordt vanaf bankrekening [bankrekeningnummer 1] in totaal € 60.000,- overgemaakt naar [bankrekeningnummer 2] . Hiervan wordt in totaal € 37.000,- contant opgenomen.
Een groot deel van het resterende geld dat in deze periode wordt bijgeschreven vanaf [bankrekeningnummer 1] en de bankrekening van [persoon 2] wordt overgemaakt naar een bankrekening op naam van de dochter van verdachte, [persoon 3] .
Vanaf de bankrekening van [persoon 2] en de rekeningen [bankrekeningnummer 3] en [bankrekeningnummer 2] is vanaf 12 januari 2016, de dag dat het geldbedrag van € 356.527,79 werd bijgeschreven op rekening [bankrekeningnummer 1] , tot en met 1 februari 2016 € 117.000,- contant opgenomen. Daarnaast is tot en met 19 februari 2016 ook nog € 99.700,- contant opgenomen vanaf de rekening van [naam bedrijf 2] .
Uit het dossier blijkt verder het volgende over de herkomst van het geldbedrag van € 356.527,79.
Volgens [persoon 4] van [naam bedrijf 3] zou [naam bedrijf 1] voor $ 393.519,25 aandelen overnemen van [naam bedrijf 3] .Uit de betalingsopdracht blijkt dat het geldbedrag, omgerekend € 356.577,79is overgemaakt naar een bankrekening, eindigend op [bankrekeningnummer 1] en met als rekeninghouder [persoon 4] .Uit onderzoek van de Belgische politie blijkt dat op de computer van [persoon 4] malware is aangetroffen, waaronder Hawkeye-malware die verantwoordelijk was voor het onderscheppen van e-mailverkeer.In de originele Duitstalige overeenkomst tussen [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 1] is het Belgische bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 4] vermeld, evenals in de Engelstalige vertaling van de originele overeenkomst.In de door [naam bedrijf 1] per e-mail van [naam bedrijf 3] ontvangen overeenkomsten is [bankrekeningnummer 1] als rekeningnummer vermeld.
Naar aanleiding van de bijschrijving op 12 januari 2016 en de daaropvolgende geldstromen wordt door [naam bank] onderzoek verricht. In dat kader wordt op 4 februari 2016 aan verdachte om informatie gevraagd. Verdachte geeft op 15 februari 2016 per e-mail aan dat de bijschrijving van € 356.527,79 terecht is en dat het geld bestemd is voor het oprichten van een transportonderneming in Nederland. Verdachte merkt daarbij op dat het eigenlijk de bedoeling was dat op 8 januari 2016 een bedrag van € 737.880,- zou worden overgemaakt, maar dat in plaats daarvan het bedrag van € 356.527,79 is overgemaakt. Nadat [naam bank] om onderbouwende stukken heeft gevraagd, stuurt verdachte op 17 februari 2016 een viertal bijlagen op.Het gaat onder andere om een ondertekende koopovereenkomst tussen [naam bedrijf 2] en [naam B.V. 1] (DOC-006) en een kopie van een betalingsopdracht inzake € 737.880,- (DOC-007).
DOC-006 betreft een koopovereenkomst waarbij verkoper [naam bedrijf 2] voor € 100.000,- een gebruikte MAN vrachtwagen verkoopt aan koper [naam B.V. 1]
De overeenkomst, gedateerd op 25 januari 2016. is zowel namens koper als verkoper ondertekend.[persoon 1] verklaarde dat hij deze overeenkomst heeft ondertekend en dat deze door verdachte is opgesteld.Op de computer van verdachte is ook een Word-versie van de overeenkomst aangetroffen (DOC-099). Uit de document-eigenschappen komt naar voren dat [persoon 5] [de rechtbank begrijpt: verdachte] de auteur is.
DOC-007 betreft een kopie van een betalingsopdracht waarop is vermeld dat [naam bedrijf 1] op 8 januari 2016 de opdracht heeft gegeven om € 737.880,- over te maken naar rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] . De rekeninghouder is volgens de betalingsopdracht [persoon 6] uit Amsterdam.
Uit de hiervoor genoemde gang van zaken rond de bijschrijving op [bankrekeningnummer 1] van het bedrag van € 356.527,79 blijkt dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig is (computervredebreuk, oplichting). De vervolgtransacties laten ook zien dat verdachte het geldbedrag voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet door het contant op te nemen.
Voor de rechtbank staat ook vast dat verdachte wist dat het geld uit misdrijf afkomstig was.
Op de betaalrekening van het bedrijf van verdachte komt zonder zakelijke basis een heel groot geldbedrag binnen en verdachte verplaatst dit geldbedrag direct naar de zakelijke spaarrekening en in de weken daarna wordt het geld over verschillende bankrekeningen verspreid en grotendeels contant opgenomen. Om naar [naam bank] toe de schijn op te houden dat sprake is van legale transacties, wordt gebruik gemaakt van de hieronder te bespreken valse geschriften.. Wat betreft de € 100.000,- die is overgemaakt naar [naam bedrijf 2] en vanaf die rekening grotendeels contant is opgenomen, is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [persoon 1] . Die samenwerking blijkt ook uit het gezamenlijk opmaken van een valse overeenkomst die door verdachte is gebruikt ter onderbouwing voor [naam bank] .
De koopovereenkomst (DOC-006) is een valse overeenkomst en verdachte en [persoon 1] wisten dit ook, omdat in werkelijkheid door [naam bedrijf 2] nooit een vrachtwagen is verkocht aan [naam B.V. 1] Dat [naam bedrijf 2] over een MAN-vrachtwagen zou hebben beschikt om aan [naam B.V. 1] te kunnen leveren, zou moeten blijken uit een pro-formafactuur van [naam bedrijf 4] aan [naam bedrijf 2] (DOC-008) die gelijktijdig met DOC-006 aan [naam bank] is verstrekt.[persoon 7] heeft verklaard dat de vrachtwagen waarop de pro-forma factuur (DOC-008) betrekking heeft, uiteindelijk niet is verkocht aan [naam bedrijf 2] .
De kopie van de betalingsopdracht (DOC-007) is eveneens vals omdat daarin ten onrechte de indruk wordt gewekt dat [naam bedrijf 1] de opdracht heeft gegeven om € 737.880,- over te maken naar de bankrekening van [naam B.V. 1] Verdachte heeft dit ook geweten omdat er geen zakenrelatie is tussen [naam B.V. 1] en [naam bedrijf 1] en verdachte deze betalingsopdracht heeft opgevoerd als bewijs voor een bestaande zakenrelatie.