ECLI:NL:RBAMS:2021:6982
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in verband met overtreding van de REACH-verordening, waarbij verdachte niet de normadressaat was
Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een B.V. die werd beschuldigd van het opzettelijk in strijd handelen met artikel 56, eerste lid, van de Verordening (EG) 1907/2006, ook wel bekend als de REACH-verordening. De verdachte werd verweten in februari 2017 trichlooretheen aan een ander te hebben geleverd als downstreamgebruiker. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. D.M. Benammar, de rechtbank verzocht om de verdachte vrij te spreken, omdat deze als distributeur moet worden aangemerkt en niet als downstreamgebruiker. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.F.J. Martens, heeft dit standpunt ondersteund en aangevoerd dat de verdachte niet de normadressaat is van de ten laste gelegde overtreding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdediging terecht aanvoert dat de verdachte als distributeur moet worden aangemerkt volgens de definities in de Verordening. Dit betekent dat de verbodsbepaling van artikel 56, eerste lid, niet op de verdachte van toepassing is, omdat deze niet als normadressaat kan worden beschouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, ondanks de verjaringstermijn, omdat de termijn tussen de strafbeschikking en de dagvaarding korter was dan drie jaar.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de eerder uitgebrachte strafbeschikking vernietigd en het ten laste gelegde feit niet bewezen verklaard, waardoor de verdachte werd vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting van 23 september 2021, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan de hem ten laste gelegde overtreding.