ECLI:NL:RBAMS:2021:6942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
13/287780-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergisontvoering met bedreiging en afpersing

Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een vergisontvoering op 19 oktober 2020. Het slachtoffer werd onder bedreiging van een wapen uit zijn auto getrokken en meegenomen door drie gemaskerde mannen. De ontvoerders ontdekten al snel dat zij de verkeerde persoon hadden ontvoerd en lieten het slachtoffer gaan, maar niet voordat zij hem onder druk zetten om € 50.000,- te betalen. Dit bedrag werd later verlaagd naar € 7.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ontvoering, maar sprak hem vrij van poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een wapen, omdat er onvoldoende bewijs was dat er daadwerkelijk een echt wapen of een nepwapen werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger van de ontvoering moet worden gezien, maar dat de betrokkenheid bij de afpersing niet kon worden bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die zich in een zeer angstige situatie bevond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/287780-20
Datum uitspraak: 1 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2021. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Wiedeman, naar voren hebben gebracht.

2.Waar gaat deze zaak over?

Het onderzoek 13Piekoko is gestart na een TCI-melding over een Renault Megane (hierna: Megane) die vermoedelijk gebruikt zou worden bij het plegen van een ernstig misdrijf. De Megane blijkt gestolen te zijn. Het is de politie ambtshalve bekend dat criminele groeperingen gestolen voertuigen gebruiken in de voorbereiding op ernstige strafbare feiten. Op 11 oktober 2020 is deze auto voorzien van opname- en plaatsbepalingsapparatuur. Enkele dagen later komt het voertuig in beweging en wordt door het observatieteam gezien dat twee andere auto’s zich bij de Megane voegen en er contact is tussen de bestuurders van deze voertuigen. Het gaat dan om een BMW en een Peugeot Partner (hierna: Peugeot), welke beide ook van opname- en plaatsbepalingsapparatuur worden voorzien.
Op 19 oktober 2020 vinden diverse gesprekken plaats in de Peugeot waarin onder andere wordt gesproken over het plaatsen van een GPS-tracker en dat iemand moet worden meegenomen in de auto. Het kenteken van de auto van het beoogde slachtoffer, [kenteken] , wordt genoemd en uit de gesprekken blijkt dat de GPS-tracker uiteindelijk daadwerkelijk is geplaatst onder het voertuig. Ook wordt gesproken of een van hen een “P” bij zich heeft en dat dit niet nodig is omdat er een “P” in de “waggie” ligt. Vervolgens wordt de Peugeot onder observatie genomen. Later is te zien hoe een witte Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] zich bij de Peugeot voegt. Een persoon komt uit de witte Volkswagen Golf en stapt in de Peugeot. In het daarop volgende OVC-gesprek blijkt dat deze persoon de bestuurder is van de Peugeot.
Op 21 oktober 2020 wordt door [slachtoffer] aangifte gedaan. Hij verklaart op de avond van 19 oktober 2020 door drie gemaskerde mannen te zijn ontvoerd vanaf een industrieterrein in Weesp. Hij wordt vanuit zijn auto met kenteken [kenteken] getrokken en onder bedreiging van een wapen en de woorden: “Doe rustig of ik ga je eentje geven” door twee van de gemaskerde mannen in een witte Volkswagen Golf geduwd. De man met het wapen zit naast de chauffeur. De derde man houdt [slachtoffer] met zijn hoofd omlaag naar de vloer gericht. In de auto komen de ontvoerders erachter dat zij een vergissing hebben gemaakt en niet het beoogde slachtoffer hebben meegenomen. Uiteindelijk stopt de auto en wordt gewacht op de opdrachtgever om te overleggen. Dan wordt besloten [slachtoffer] te laten gaan, maar dan moet hij wel € 50.000,- betalen en mag hij geen contact opnemen met de politie. Een dag later wordt [slachtoffer] gebeld door de vermoedelijke opdrachtgever en wordt het bedrag bijgesteld naar € 7.000,-.
Op basis van de OVC-gesprekken uit de getapte voertuigen, observaties en telefoongegevens, komt de politie uit bij verdachte en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verdachte één van de ontvoerders en afpersers is geweest en of hij een wapen of soortgelijk voorwerp voorhanden heeft gehad.

3.Beschuldigingen

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.medeplegen van het ontvoeren van [slachtoffer] op 19 oktober 2020;
2.medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer] op 19 en 20 oktober 2020;
3.het voorhanden hebben van een wapen of een nabootsing van een vuurwapen op 19 oktober 2020.
De volledige tekst van de verdenking, de tenlastelegging, is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De beschuldigingen onder 1 en 3 kunnen op grond van de bewijsmiddelen worden bewezen.
Verdachte kan worden gezien als de gewapende bijrijder bij de ontvoering van [slachtoffer] .
Uit het procesdossier blijkt niet dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot afpersing op 19 oktober 2020 of bij de poging tot afpersing van 20 oktober 2020. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de beschuldiging onder 2.
Ten aanzien van de beschuldiging onder 3 kan het medeplegen van het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwapen worden bewezen. Verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op een echt vuurwapen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet wegens gebrek aan bewijs geheel worden vrijgesproken.
Verdachte moet worden vrijgesproken van de ontvoering en poging afpersing omdat de stemherkenningen niet betrouwbaar zijn is waardoor de OVC-gesprekken niet aan verdachte kunnen worden toegeschreven. Uit het dossier blijkt dat de herkenning geen neutrale herkenning is die door een deskundige is gedaan. Niet blijkt dat de rechercheur die tot de stemherkenning zegt te komen deskundig is geweest. Er is niet geverbaliseerd waar bij een herkenning op gelet wordt of welke onderscheidende kenmerken zijn op te maken. Uit het dossier blijkt daarnaast onvoldoende dat met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ of ‘ [bijnaam] ’ op verdachte wordt gedoeld en de telefoongegevens zijn onvoldoende om aan het bewijs bij te dragen. Van enig motief bij verdachte voor betrokkenheid kan niet worden gesproken en tot slot kan verdachte niet op de plaats delict worden geplaatst.
Ook wanneer de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de ontvoering komt, moet verdachte worden vrijgesproken van de poging tot afpersing omdat hij vóór de poging tot afpersing bij het parkeerterrein van Ballorig is uitgestapt. Uit niets blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van wat zich daar zou afspelen of feitelijk heeft afgespeeld.
Verdachte moet ook worden vrijgesproken van de beschuldiging onder 3 omdat geen wapen of soortgelijk voorwerp is aangetroffen en nergens uit blijkt dat verdachte wetenschap of beschikkingsmacht over een (echt) vuurwapen heeft gehad.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ontvoering van [slachtoffer] . De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen of een soortgelijk voorwerp. Verdachte wordt daarom van deze beschuldigingen vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende. [1]
4.3.1.
Beschuldigingen 1: medeplegen ontvoering - bewezen
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich met zijn mededaders heeft schuldig gemaakt aan de ontvoering van [slachtoffer] . Door de verdediging is betwist dat verdachte kan worden herkend op basis van de OVC-gesprekken omdat geen sprake is geweest van een deskundige herkenning. Ook is aangevoerd dat onvoldoende blijkt dat met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ of ‘ [bijnaam] ’ op verdachte wordt gedoeld en de telefoongegevens onvoldoende zijn om aan het bewijs bij te dragen. De rechtbank zal daar in een nadere bewijsoverweging op in gaan.
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aanleiding
Op 11 oktober 2020 is een TCI-melding gedaan dat een Renault Megane met kenteken [kenteken] vermoedelijk gebruikt zal worden bij het plegen van een ernstig strafbaar feit waarna het onderzoek is gestart. [2] De auto wordt onder observatie genomen en op 14 oktober 2021 wordt gezien dat de Megane in de richting van Amsterdam-Zuidoost rijdt. Achter de Megane rijdt een BMW. [3] Om 20:14 uur wordt waargenomen dat de bestuurders van deze auto’s contact hebben met een witte bestelauto, een Peugeot Partner, met kenteken [kenteken] . [4] Om 20:17 en 21:15 uur wordt gezien dat de bestuurders van de Megane en de BMW een woning ingaan aan het [adres] . [5]
OVC gesprekken uit de witte Peugeot met kenteken [kenteken] op 19 oktober 2020
De dagelijkse bestuurder van Peugeot met kenteken [kenteken] blijkt [medeverdachte 3] te zijn. Op 19 oktober 2020 vindt om 18:25 uur een gesprek plaats tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en verdachte. [6]
  • [medeverdachte 3] :
  • [medeverdachte 1] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [medeverdachte 1] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 1] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [medeverdachte 1] :
  • [verdachte] :
Vervolgens vindt er om 18:40 uur nog een gesprek plaats in de auto tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . [8]
  • [medeverdachte 1] :
  • [medeverdachte 3] :
  • (…)
  • [medeverdachte 1] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [medeverdachte 1] :
Dit gesprek gaat om 19:02 uur verder, waarbij verdachte ook telefonisch aanwezig is. [10]
  • [medeverdachte 3] :
  • [medeverdachte 1] :
  • [medeverdachte 3] :
  • (…)
  • [medeverdachte 1] :
  • [verdachte] (telefonisch):
  • [medeverdachte 1] :
  • (…)
  • [medeverdachte 3] :
  • [medeverdachte 1] :
  • De deur gaat open en dicht, voertuig gaat weer rijden.
Om 19:32 uur wordt door [medeverdachte 3] gebeld met verdachte. [12]
- [medeverdachte 3] :
yo (…) [naam] is Ganze, hij is ook in de buurt. Ik ga het effe in die navi zetten. Je ziet me zo. Doei (…) Eh! Zie je hem? Kouwenoord? Hij is weer gaan driven? [13]
Even later stapt verdachte bij [medeverdachte 3] in. [14]
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
Ontvoering en poging afpersing op 19 oktober 2020
Op 21 oktober 2020 heeft [slachtoffer] bij de politie verklaard dat hij op 19 oktober 2020 ontvoerd is geweest bij zijn studio op het Van Houten Industrieterrein in Weesp en naderhand is vrijgelaten. [16] In zijn aangifte op diezelfde dag heeft hij aanvullend verklaard. Tussen 20:00 en 21:00 uur stond [slachtoffer] geparkeerd in een zwarte Volkswagen met kenteken [kenteken] van een vriend, [vriend] , bij zijn studio. [17] Vervolgens heeft hij gezien dat er opeens mannen uit een witte auto met bivakmutsen op hem af kwamen lopen. Aangever kreeg een pistool te zien en de mannen riepen hem mee te komen en begonnen aan hem te trekken. [18] Aangever heeft geen gezichten gezien. Ze trokken hem aan zijn bodywarmer. Eén van de mannen riep: “Meekomen! Meekomen! Ik ga je eentje geven als je druk doet!” De man met het pistool zwaaide met het pistool en zei: “Rustig ik ga je schieten.” [19] Aangever moest op de achterbank plaatsnemen en met zijn hoofd op de schoot van één van de ontvoerders liggen zodat hij niet naar buiten kon kijken. [20] Dit moest van de bestuurder. De bestuurder heeft gezegd: “Hou zijn hoofd omlaag.” De
driver(de rechtbank begrijpt: bestuurder) reed en de man met het pistool zat rechts voorin. Links van aangever zat niemand. De man rechts voorin zei: “Hou je bek, als je gaat praten dan ga ik je er eentje geven, je gaat zien!” Hij vroeg toen: “Jij bent [naam] toch?” Waarna aangever schreeuwde: “Nee, nee, ik ben [slachtoffer] .” Volgens aangever was hij dus niet degene die zij zochten. [21] Toen kwam er een politieauto en één van de jongens zei: “Blauw! Ze gaan keren.” De
driverzei toen: “Ik geef gas, ik ga ze
loosen, ik heb P op me.” [22] Ze zijn toen
weggeraceden in een smalle zijstraat op een parkeerplaats gaan staan. Eén van de ontvoerders, de man die rechts voor in de auto zat, is uit de auto gestapt. [23] Aangever dacht dat de twee overgebleven mannen iets met hem wilden doen en dacht in de ergste scenario’s. Vervolgens heeft een worsteling plaatsgevonden waarbij aangever met een vuist op zijn achterhoofd werd geslagen. Toen aangever los was gekomen probeerde hij de deur open te maken, maar die zat op het kinderslot. Aangever is toen weer vastgepakt en de auto is vervolgens naar de parkeerplaats van Ballorig gereden. De ontvoerders zijn daar uitgestapt en hebben iemand gebeld. Eén van de mannen zei: “Degene waarvan dit moest is onderweg.” Later kwam er een bedekte man in beeld en zei: “Ik ga hem laten slapen.” Aangever wilde iets regelen om eruit te komen en zei: “Ik heb geen geld. Ik kan hooguit 5.000 regelen om hieruit te komen.” Waarna door de andere jongen werd geantwoord met: “50.000 euro en dat ga jij regelen.” Vervolgens werden er door de
driverin opdracht van de man die er als laatste bijgekomen is foto’s gemaakt van de voor- en achterkant van het legitimatiebewijs van aangever waarna aangever mocht gaan. Aangever werd nog bedreigd met: “Als je met de politie gaat praten, of wij komen vast te zitten, dan zijn we op jou!” De volgende dag, op 20 oktober 2020, is aangever gebeld door de ontvoerder die er later bij is gekomen en de opdracht heeft gegeven. Hij zei: “Gister hebben we gezegd je moet 50.000 regelen anders zijn we op je kinderen.” Aangever heeft toen gezegd dit niet te kunnen regelen, maar dat het misschien zou lukken om 5.000 te regelen. Later die dag is aangever weer door hem gebeld waarbij werd gezegd: “Ik heb me bedacht, het is nu 7.000 euro.”
Camerabeelden en ANPR-registraties van de ontvoering
Op de beelden van het industrieterrein in Weesp wordt door verbalisanten gezien dat er op 19 oktober 2020, voorafgaand aan de ontvoering, een zwarte Volkswagen Golf op het terrein parkeert om 19:14 uur. Om 19:18 uur rijdt een wit voertuig voorbij. Volgens ANPR-gegevens is dat de Peugeot met kenteken [kenteken] . Om 19:20 uur wordt gezien dat een witte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] het parkeerterrein op komt rijden, de geparkeerde zwarte Volkswagen Golf voorbij rijdt en vervolgens het parkeerterrein weer afrijdt. Door verbalisanten wordt gezien dat de witte Volkswagen Golf verderop parkeert met de neus in de richting van het parkeerterrein en de lichten dooft.
Om 19:36 uur komt de zwarte Volkswagen Golf in beweging en rijdt weg. Enkele seconden later rijdt een op een Peugeot Partner gelijkend voertuig achter de zwarte Volkswagen Golf aan. Tegelijk wordt gezien dat de verlichting van de witte Volkswagen Golf aangaat. De witte Volkswagen Golf rijdt er vervolgens achteraan.
Op het tijdstip van de ontvoering wordt door verbalisanten om 20:31 uur gezien dat een zwarte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] aankomt bij het pand aan het industriepark in Weesp. Bijna tegelijk komt ook een witte Volkswagen Golf het terrein op rijden die vervolgens achter de zwarte Volkswagen Golf parkeert. De bijrijder van de witte Volkswagen Golf (NN1) rent vervolgens in de richting van de zwarte Volkswagen Golf. De verbalisant ziet dat deze persoon in het donker gekleed is. Ook de persoon die rechts achter in de witte Volkswagen Golf zat (NN2), rent in de richting van de zwarte Volkswagen Golf. De verbalisant ziet dat deze man een donkere jas aan heeft. De derde persoon rijdt het voertuig rustig achteruit en gaat dan stilstaan. De verbalisant ziet dan dat NN2 een persoon vasthoudt en met kracht richting de witte Volkswagen Golf drijft. Het slachtoffer heeft zijn rechterarm in de lucht en wordt vervolgens achter de bijrijdersstoel in de witte Volkswagen Golf gezet waarna NN2 aan diezelfde kant instapt. NN1 loopt dan rustig weg bij de zwarte Volkswagen Golf en gaat vervolgens op de bijrijdersstoel van de witte Volkswagen Golf zitten. De witte Volkswagen Golf rijdt dan direct weg. [24]
Telefoongegevens verdachten in de avond van 19 oktober 2020
Om privacy redenen worden de telefoongegevens niet getoond.
Het telefoonnummer van verdachte, en dat van [medeverdachte 1] en dat van [medeverdachte 3] maken vanaf 20:05 uur tot en met 21:19 uur verschillende keren gebruik van dezelfde Cell-ID’s in Amsterdam-Zuidoost. Ook de telefoon van [slachtoffer] maakt op momenten gebruik van dezelfde Cell-ID’s. [25]
Bevindingen na 19 oktober 2020
Op 20 oktober 2020 heeft [medeverdachte 3] een gesprek met verdachte in de Peugeot. [26]
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • (…)
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [verdachte] :
  • (…)
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • [verdachte] :
  • [medeverdachte 3] :
  • (…)
  • [verdachte] :
  • (…)
  • [medeverdachte 3] :
GPS-tracker onder zwarte Golf
Op 23 oktober 2020 is door verbalisanten een GPS-tracker met ID-nummer [nummer] aangetroffen onder de zwarte Golf met kenteken [kenteken] . [28]
Op 1 november 2020 spreekt verdachte met [medeverdachte 3] in de Peugeot. [29]
  • [medeverdachte 3] :
  • [medeverdachte 1] :
  • (…)
  • [medeverdachte 3] :
  • [medeverdachte 1] :
Op 3 november 2020 heeft [medeverdachte 3] een gesprek met [naam] in de Peugeot.
  • [medeverdachte 3] :
  • [naam] :
  • [medeverdachte 3] :
Bijnaam van verdachte
Door een verbalisant is onderzoek gedaan naar de mogelijke bijnaam van verdachte. In het bedrijfsprocessensysteem Summit waarin de politie haar rechercheonderzoeken administreert, komt een persoonskaart voor van verdachte. De persoonsgegevens worden vergeleken met gegevens waaronder het BSN-nummer. De persoonskaart van verdachte is gekoppeld aan dertien onderzoeken binnen de Nationale Politie. De verbalisant ziet als roepnaam de naam [naam] staan. In het politiesysteem BVI-IB (Integraal Bevragen) ziet de verbalisant dat verdachte voorkomt in het systeem Bluespot. In dit systeem is te zien aan welke registraties binnen het politiesysteem BVH de naam van verdachte is gekoppeld. Verbalisant ziet bij de roepnaam van verdachte, de naam [naam] staan. [32]
Verklaring [medeverdachte 2] over bijnaam ‘ [naam] ’
[medeverdachte 2] heeft bij zijn verhoor verklaard dat hij met de bijnaam ‘ [naam] ’ op [medeverdachte 1] doelt. [33] De bijnaam ‘ [naam] ’ hoort niet bij verdachte.
Verdachte heeft eerder met [medeverdachte 1] gebruik gemaakt van Witte Golf
Uit politiesystemen is gebleken dat de Golf met kenteken [kenteken] meerdere keren is gecontroleerd waarbij verdachte en [medeverdachte 1] de gebruikers van de auto zijn geweest. Zij zijn samen in de Golf staande gehouden, gecontroleerd of aangehouden geweest op 18, 22, 26 en 27 oktober 2020. [34]
Nadere bewijsoverweging: herkenning stem verdachte
De verdediging betwist het proces-verbaal van stemherkenning omdat geen sprake is geweest van een deskundige herkenning. De verdediging heeft daarbij verwezen naar professor A.P.A. Broeders, deskundige op het gebied van stemherkenning. Er kan volgens de verdediging niet worden vastgesteld dat verdachte op de OVC-gesprekken te horen is. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt het volgende.
De betrokkenheid van verdachte en de medeverdachten is door de politie mede afgeleid uit getapte gesprekken uit de Peugeot (OVC-gesprekken) waarin verbalisanten de stemmen van de verdachten (menen te) herkennen. Uit de wet of uit jurisprudentie valt niet af te leiden dat een stemherkenning als deze niet voor het bewijs zou mogen worden gebruikt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het proces-verbaal van stemherkenning uit te sluiten van het bewijs. Wel vindt de rechtbank dat – zoals uit eerdere jurisprudentie is gebleken – bij de waardering van de bewijskracht van stemherkenningen behoedzaamheid op zijn plaats is, gelet op de kanttekeningen die professor A.P.A. Broeders heeft geplaatst bij de betrouwbaarheid van dit soort herkenningen in het algemeen. [35] De rechtbank zal een aantal van deze kanttekeningen hieronder nader bespreken.
De rechtbank stelt met betrekking tot de bewijswaarde van het proces-verbaal van stemherkenning voorop dat voor het kunnen herkennen van een stem geen bijzondere kennis of kunde nodig is. Wel is de rechtbank van oordeel dat alleen de herkenning door één verbalisant onvoldoende is om zonder meer de identificatie van de stem te rechtvaardigen. In dit geval vindt de rechtbank dat de stemherkenningen uit het proces-verbaal van stemherkenning in voldoende mate worden ondersteund door de hiervoor genoemde inhoud van de tapgesprekken, de telefoongegevens, de observaties van de politie en overige hiervoor genoemde bevindingen. Professor A.P.A. Broeders stelt dit nader aan de orde in zijn uiteenzetting betreffende de bewijskracht van stemherkenningen: “Wordt de stemherkenning ondersteund door andere feiten en omstandigheden of bewijsmiddelen?” Uit de inhoud van de OVC-gesprekken, aangifte en overige bevindingen is gebleken dat deze op belangrijke onderdelen tot in detail op elkaar aansluiten. Door aangever is verklaard dat de bijrijder, die met een pistool heeft gedreigd, nog vóór dat zij op het parkeerterrein van Ballorig aankwamen, uit de auto is gestapt. Uit de inhoud van de OVC-gesprekken blijkt dat de persoon die als verdachte is aangeduid heeft verklaard dat hij nadat aangever in de auto was gezet, op een gegeven moment uit de auto is gestapt uit angst dat
die boys zouden worden klemgereden. Hij is uitgestapt vanwege de kans op een heterdaad met een ‘P’ in de auto en is vervolgens in de bosjes gaan liggen. Ook is gebleken dat verdachte op basis van zijn telefoongegevens op het moment voorafgaand en tijdens de ontvoering is te plaatsen op locaties waar op dat zelfde moment ook [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en aangever zijn te plaatsen. Uit de aangestraalde Cell-ID’s is daarnaast gebleken dat verdachte zich later die avond, nadat de poging tot afpersing door medeverdachten heeft plaatsgevonden en aangever is laten gaan, in de richting van Leksmondhof (de rechtbank begrijpt: locatie in de buurt van Ballorig) is gegaan en zich weer bij medeverdachten heeft gevoegd. De gegevens van de zendmasten zijn weliswaar onvoldoende specifiek om een exacte locatie te benoemen, maar zijn in dit geval wel relevant omdat de telefoongegevens overeenkomen met de inhoud van de OVC-gesprekken. In de OVC-gesprekken wordt door de man die als verdachte is aangeduid ook verklaard dat hij [naam] en de mannen later weer heeft gevonden omdat hij [naam] heeft gebeld en vervolgens met een taxi is gebracht. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] is gebleken dat met de naam ‘ [naam] ’ op [medeverdachte 1] wordt gedoeld. Daarnaast heeft verdachte meerdere keren, zowel op momenten voor- als na de ontvoering, met medeverdachten in de witte Golf gezeten. Ook is uit de politiesystemen gebleken dat verdachte bekend staat onder de naam [naam] , de naam die door verbalisanten in de OVC-gesprekken ook aan verdachte wordt gekoppeld.
Door de verdediging is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat ‘ [bijnaam] ’ of ‘ [bijnaam] ’ bijnamen van verdachte zijn omdat uit de systemen alleen naar voren komen dat verdachte [naam] als roepnaam heeft. Daarnaast blijkt uit de systemen dat de informatie over de roepnaam van verdachte pas in januari 2021 is opgenomen. Dit betekent dat maanden nadat het onderzoek in deze zaak is afgerond, die naam pas in de systemen als roepnaam is geregistreerd. Daarom is niet vast te stellen hoe betrouwbaar deze informatie is.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer en overweegt dat uit de systemen is gebleken dat verdachte inmiddels aan dertien zaken is gekoppeld. De rechtbank leidt hieruit af dat mag worden aangenomen dat de roepnaam van verdachte niet enkel is geregistreerd op basis van onderzoek Piekoko. Uit de OVC-gesprekken is daarnaast gebleken dat met ‘ [bijnaam] ’ ook op [naam] wordt gedoeld. De naam van verdachte, [verdachte] is ook heel goed tot ‘ [bijnaam] ’ of ‘ [naam] ’ af te korten. Daarnaast is ook de achternaam van verdachte, [verdachte] , af te korten tot ‘ [bijnaam] .’ Gelet op de overige bevindingen in het dossier stelt de rechtbank ook vast dat geen andere persoon betrokken is geweest die bekend zou kunnen staan onder de bijnaam ‘ [bijnaam] .’
De rechtbank stelt daarom vast dat op momenten dat naar ‘ [bijnaam] ’ of [naam] wordt verwezen, verdachte wordt bedoeld.
De rechtbank heeft daarom geen reden te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisanten in het proces-verbaal van stemherkenning en vindt daarom dat alle OVC-gesprekken waar verdachte op is herkend aan verdachte kunnen worden toegeschreven.
Conclusie – bewezenverklaring ontvoering
Uit de hiervoor genoemde inhoud van tapgesprekken, telefoongegevens, observaties van politie en andere bevindingen kan worden vastgesteld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ontvoering van [slachtoffer] . De rechtbank stelt daarbij vast dat verdachte de persoon is die aangever met een wapen of iets dat hierop heeft geleken, heeft bedreigd.
Verdachte heeft in meerdere OVC-gesprekken met medeverdachten gesproken over de voorbereiding van de ontvoering. Verdachte heeft het kenteken van het beoogd slachtoffer doorgegeven om deze vervolgens met GPS te kunnen volgen. Meerdere keren wordt gesproken over een ‘P’ (de rechtbank begrijpt: een wapen). In een ander gesprek wordt door [medeverdachte 3] het GPS-nummer genoemd aan [medeverdachte 1] . Deze tracker is aangetroffen onder de zwarte Golf waar aangever in heeft gereden. Op de avond van de ontvoering wordt nog eens gevraagd wat er moet gebeuren. Verdachte geeft dan aan dat het beoogd slachtoffer gewoon mee moet in die
waggie. Verdachte heeft vervolgens vanaf het moment dat hij aangever heeft vastgepakt om hem in de witte Golf te zetten al doorgehad dat het niet het beoogd slachtoffer was. Hij had zijn ‘P’ toen al getrokken en is toch doorgegaan met de actie. Verdachte is vervolgens uitgestapt uit angst om met die ‘P’ op heterdaad gepakt te worden en is in de bosjes gaan liggen. Ook heeft hij in OVC-gesprekken verklaard dat de deur op kindervergrendeling was gezet. Ook aangever heeft verklaard over die kindervergrendeling en dat de bijrijder die hem met een wapen heeft bedreigd, is uitgestapt voordat zij naar Ballorig zijn gereden.
Uit telefoon- en netwerkgegevens is vervolgens gebleken dat de telefoon op tijdstippen van de ontvoering aanstraalt op dezelfde locaties als waar de telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en aangever zich op die momenten bevinden. De rechtbank vindt daarom dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ontvoering waarbij is gedreigd met een wapen of nepwapen.
De rechtbank vindt dat sprake is van medeplegen tussen verdachte en zijn mededaders. Zoals hiervoor uitvoerig is beschreven hebben verdachte en zijn mededaders bij zowel de voorbereiding als de uitvoering van het feit op een nauwe en bewuste manier samengewerkt met het gemeenschappelijke oogmerk op een ontvoering en afpersing.
4.3.2.
Beschuldiging 2: poging tot afpersing - vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw vindt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de poging tot afpersing. Omdat verdachte halverwege de ontvoering uit de witte Golf is gestapt uit angst om op heterdaad gepakt te worden en pas later die avond, nadat aangever door medeverdachten is vrijgelaten, weer in de omgeving van medeverdachten is gesignaleerd op basis van telefoongegevens, kan niet worden vastgesteld dat verdachte op 19 oktober 2020 bij de eerste poging tot afpersing betrokken is geweest. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte is geweest van de plannen om door te gaan met een afpersing nadat is ontdekt dat aangever niet het beoogd slachtoffer was. Ook kan op basis van het procesdossier niet worden vastgesteld dat verdachte op 20 oktober 2020 bij de tweede poging tot afpersing betrokken is geweest.
Verdachte wordt daarom vrijgesproken van deze beschuldiging.
4.3.3.
Beschuldiging 3: bezit van een wapen of soortgelijk voorwerp - vrijspraak
De rechtbank vindt met de raadsvrouw dat verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van een wapen of soortgelijk voorwerp. Door aangever is bij zijn aangifte verklaard dat hij een wapen heeft gezien en ook in de OVC-gesprekken is meerdere keren gesproken over een ‘P’ (de rechtbank begrijpt: een wapen), maar de rechtbank kan op grond van het procesdossier niet vaststellen dat op 19 oktober 2020 daadwerkelijk gebruik is gemaakt wan een vuurwapen of een soortgelijk voorwerp. Er is geen wapen of soortgelijk voorwerp aangetroffen en de rechtbank kan daarom niet vaststellen of gebruik is gemaakt van een echt vuurwapen of van een voorwerp dat hier op lijkt. De rechtbank heeft wel de overtuiging dat gebruik is gemaakt van een vuurwapen of iets wat daarop heeft geleken en dat aangever de indruk heeft gekregen dat het daarbij om een echt wapen is gegaan, maar het procesdossier biedt onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van het een of het ander te komen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van deze beschuldiging.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in rubriek 4.3 bewezen dat verdachte:

1.

op 19 oktober 2020 te Weesp en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededaders
- dichtbij die [slachtoffer] zijn gaan staan en door te trekken aan de bodywarmer van die [slachtoffer] en onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die [slachtoffer] hebben gedwongen in een personenauto te stappen en
- met die [slachtoffer] in de auto zijn gaan rondrijden en
- die [slachtoffer] hebben gedwongen om in de auto zijn hoofd op de schoot van één van de mededaders te leggen, zodat die [slachtoffer] niet naar buiten kon kijken en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] hebben gericht en heeft gezegd: “Doe rustig of ik ga je eentje geven”
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
Verdachte moet bij een veroordeling voor de beschuldigingen onder 1 en 3 worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Dat verdachte moet worden vrijgesproken voor de beschuldiging die ziet op de poging tot afpersing, betekent niet dat een lagere straf moet worden opgelegd. Het is overduidelijk dat het de bedoeling van verdachte is geweest om aangever van zijn kostbaarheden te beroven. De enige reden dat verdachte voortijdig uit de auto is gestapt, is om betrapping te voorkomen. Daarnaast moet de schorsing van de voorlopige hechtenis gelet op de ernst van de feiten worden opgeheven. Er is sprake van een overduidelijk recidivegevaar als verdachte een eventuele behandeling in hoger beroep in vrijheid mag afwachten.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de persoonlijke omstandigheden en de tijd die verdachte al heeft vastgezeten, kan worden volstaan met gevangenisstraf niet langer dan ruim vijf maanden die verdachte al heeft vastgezeten.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De oplegging van de straf is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de vrijheidsbenemende straf in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ontvoering waarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen of een voorwerp dat daarop leek. Het slachtoffer is van zijn vrijheid beroofd, is uit zijn auto gehaald en onder dwang en bedreiging in de auto van de daders gezet. Hij werd gedwongen om ‘face down’ naar de vloer te kijken. Tijdens de rit bleek het slachtoffer niet het beoogde slachtoffer te zijn. Ondanks deze vergissing werd het slachtoffer meerdere keren ernstig bedreigd en werd de ontvoering doorgezet. Verdachte heeft het slachtoffer in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid belemmerd en inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke en geestelijke integriteit. Strafbare feiten als deze, waarbij in dit geval ook nog eens sprake is geweest van een vergissing en daarmee een willekeurig persoon het slachtoffer is geworden, veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij het slachtoffer zelf en zijn gezin in het bijzonder. De feiten hebben veel impact gehad op het slachtoffer. Het slachtoffer heeft gevreesd voor zijn leven. Dit blijkt ook wel uit het feit dat zijn partner zich genoodzaakt voelde enige tijd in een
safe housete verblijven.
De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat verdachte heeft gedreigd met een vuurwapen of met een soortgelijk voorwerp. Dat verdachte halverwege de ontvoering zelf is uitgestapt is puur een beslissing geweest uit angst om op heterdaad gepakt te worden. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven. Het gaat om zeer ernstige feiten, die koelbloedig zijn gepland en waarbij geweld is toegepast. Door verdachte en zijn mededaders is op kille wijze en uit pure hebzucht gehandeld en door hen is geen seconde stil gestaan bij de impact die dit op het slachtoffer moet hebben gehad. Het verontrust de rechtbank dat dit criminele handelen kennelijk als “werk” wordt beschouwd. Het enige passende antwoord vanuit de maatschappij op dit soort gedrag is een forse gevangenisstraf.
De rechtbank heeft daarnaast gekeken naar het strafblad van verdachte van 7 oktober 2021 waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel staan er oudere veroordelingen voor soortgelijke feiten op het strafblad, maar de rechtbank zal deze oude veroordelingen niet meewegen voor de hoogte van de straf. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing omdat verdachte na het plegen van de ontvoering is veroordeeld voor een ander feit.
De rechtbank houdt rekening met wat in vergelijkbare zaken aan straffen wordt opgelegd en kijkt hierbij ook naar de oriëntatiepunten van rechtbanken en hoven. Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor een straatroof. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging, geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De gebeurtenissen in deze zaak moeten als zwaarder worden gezien dan een straatroof, omdat de situatie voor aangever langer heeft geduurd en sprake is geweest van meer daders dan bij een gemiddelde straatroof. Ook is het slachtoffer in deze zaak enige tijd van zijn vrijheid beroofd. Strafverzwarend weegt mee dat het slachtoffer bedreigd is met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en fysiek geweld is toegepast.
Ook omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, minder bewezen vindt, komt de rechtbank tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen zal de rechtbank veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Het strafblad van verdachte geeft geen reden om te vrezen voor herhaling. Verdachte is tijdens zijn schorsing tot aan de terechtzitting ook niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. In het geval dat hoger beroep wordt ingesteld, heeft verdachte het recht dit hoger beroep in vrijheid af te wachten. De rechtbank zal daarom de voorlopige hechtenis opheffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en A.F. Bazdidi Tehrani, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.A. Mud en M. van der Post, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 december 2021.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt, tenzij anders vermeld, steeds verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak – onderzoek 13Piekoko / ADRAA20112 – ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het hierbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verdenking d.d. 12 oktober 2020, p. ZD01-001 - 002.
3.Observatie Renault Megane met kenteken [kenteken] van 14 oktober 2020, d.d. 15 oktober 2020, p. ZD06-001, eerste en tweede kolom van de tabel.
4.Observatie Renault Megane met kenteken [kenteken] van 14 oktober 2020, d.d. 15 oktober 2020, p. ZD06-001, laatste kolom van de tabel en p. ZD06-002 tweede kolom van de tabel.
5.Observatie Renault Megane met kenteken [kenteken] van 14 oktober 2020, d.d. 15 oktober 2020, p. ZD06-002 vijfde, zesde en zevende kolom van de tabel en dertiende kolom van de tabel.
6.OVC gesprek 67 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 11 november 2020, p. ZD05-001, tweede en derde alinea; bevindingen algehele stemherkenning in OVC d.d. 18 november 2020, p. ZD05-049, laatste alinea.
7.OVC gesprek 67 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 11 november 2020, p. ZD05-001 laatste twee alinea’s en p. ZD05-002 eerste, tweede, vierde en vijfde alinea.
8.OVC gesprek 68 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 10 november 2020, p. ZD05-004, derde alinea; bevindingen algehele stemherkenning in OVC d.d. 18 november 2020, p. ZD05-051, zevende alinea.
9.OVC gesprek 68 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 10 november 2020, p. ZD05-004, vierde alinea.
10.OVC gesprek 69 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 10 november 2020, p. ZD05-006, derde alinea; bevindingen algehele stemherkenning in OVC d.d. 18 november 2020, p. ZD05-052, onderste helft.
11.OVC gesprek 69 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 10 november 2020, p. ZD05-006, vijfde alinea en p. ZD05-006, eerste alinea.
12.OVC gesprek 70 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 16 november 2020, p. ZD05-008, eerste en laatste alinea; bevindingen algehele stemherkenning in OVC d.d. 18 november 2020, p. ZD05-053, derde alinea.
13.OVC gesprek 70 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 16 november 2020, p. ZD05-009, zesde alinea.
14.OVC gesprek 70 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 16 november 2020, p. ZD05-009, achtste alinea; bevindingen algehele stemherkenning in OVC d.d. 18 november 2020, p. ZD05-053, vijfde alinea.
15.OVC gesprek 70 Peugeot 19 oktober 2020, d.d. 16 november 2020, p. ZD05-009, achtste alinea.
16.Aanlopen [slachtoffer] , d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-001, derde, vierde en vijfde alinea.
17.Aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-006, derde, vierde en vijfde alinea.
18.Aanlopen [slachtoffer] , d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-001, derde, vijfde alinea.
19.Aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-007, eerste, zesde en zevende alinea.
20.Aanlopen [slachtoffer] , d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-001, zesde alinea.
21.Aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-007, elfde en twaalfde alinea en p. ZD02-008, eerste alinea.
22.Aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-008, eerste alinea.
23.Aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-008, achtste alinea; aanlopen [slachtoffer] , d.d. 21 oktober 2020, p. ZD02-001, een na laatste alinea.
24.Bevindingen camerabeelden van [bedrijf] d.d. 2 november 2020, p. ZD04-001 – 017; ANPR analyse d.d. 30 oktober 2020, p. ZD04-018 – 20.
25.Overeenkomstige lokatiegegevens telefoons [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [naam] en [slachtoffer] d.d. 26 november 2020, p. ZD04-048 en ZD04-050.
26.Bevindingen algehele stemherkenning in OVC d.d. 18 november 2020, p. ZD05-054, eerste alinea; OVC gesprek 83 Peugeot 20 oktober 2020, d.d. 10 november 2020, p. ZD05-016, laatste alinea.
27.OVC gesprek 83 Peugeot 20 oktober 2020, d.d. 10 november 2020, p. ZD05-016, laatste alinea en p. ZD05-017.
28.Aantreffen baken VW Golf [kenteken] d.d. 23 oktober 2020, p. ZD040-107 – 109.
29.OVC gesprek 334 Peugeot 1 november 2020, d.d. 3 november 2020, p. ZD05-026, tweede en derde alinea; bevindingen algehele stemherkenning in OVC d.d. 18 november 2020, p. ZD05-057, laatste zes alinea’s.
30.OVC gesprek 334 Peugeot 1 november 2020, d.d. 3 november 2020, p. ZD05-027.
31.OVC gesprek 385 Peugeot 3 november 2020, d.d. 7 november 2020, p. ZD05-038 en p. ZD05-039, eerste alinea.
32.[naam] is roepnaam [verdachte] d.d. 4 mei 2021, p. ZD04-175 – 176.
33.2e verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. , p. ZD08-041.
34.Bevindingen omtrent de Volkswagen Golf [kenteken] d.d. 18 november 2020, p. ZD04-35.
35.Zie ook de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam van 19 december 2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:BG7855.