ECLI:NL:RBAMS:2021:6932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/13/708574 / KG ZA 21-849
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in kort geding over hervatting omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 november 2021 een tussenvonnis gewezen in een kort geding tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd zijn geweest en samen drie minderjarige kinderen hebben. De man heeft de vrouw aangeklaagd om de nakoming van de omgangsregeling zoals vastgelegd in hun ouderschapsplan. De vrouw heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de omgangsregeling moet worden hervat, nu er geen zwaarwegende belangen van de kinderen zijn die zich daartegen verzetten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het Ouder- en Kindteam (OKT) en Jeugdbescherming de tijd te geven om de omgang te helpen herleven. De voorzieningenrechter heeft besloten om de zaak aan te houden en de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken om uiterlijk 3 januari 2022 te rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot de omgang en de belregeling. De man heeft spoedeisend belang bij zijn vorderingen, aangezien hij sinds juli 2021 geen contact meer heeft gehad met zijn kinderen. De voorzieningenrechter heeft het belang van een zorgvuldige opbouw van de omgang benadrukt en verwacht dat beide ouders constructief meewerken aan de uitvoering van de afspraken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/708574 / KG ZA 21-849 IHJK/MAH
Tussenvonnis in kort geding van 30 november 2021
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 21 oktober 2021 en eiswijziging van 2 november 2021,
advocaat mr. C.C.B. Boshouwers te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T. van Uden te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 4 november 2021 waren partijen en hun advocaten aanwezig. De vrouw werd bijgestaan door een tolk Frans, H. de Gryse. Op verzoek van de voorzieningenrechter was [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.
1.2.
De man heeft de vordering zoals omschreven in de dagvaarding en de eiswijziging toegelicht. De vrouw heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben schriftelijke stukken ingediend. De vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming heeft het woord gevoerd. In overleg met partijen is besloten de procedure pro forma aan te houden in afwachting van het door de Raad voor de Kinderbescherming, in overleg met het Ouder- en Kindteam (OKT), uit te brengen advies over het hervatten van de omgang.
1.3.
Het advies is op 10 november 2021 per e-mail ontvangen. De man heeft daar op 11 november en de vrouw op 12 november 2021 per e-mail op gereageerd.
1.4.
Aan partijen is bericht dat vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij hebben samen drie kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2009;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013; en
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2014.
2.2.
Op 30 september 2020 hebben partijen een ouderschapsplan ondertekend. In dat plan zijn zij overeengekomen dat zij het ouderlijk gezag samen zullen blijven uitoefenen, dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw zullen hebben, dat de man wekelijks op zondag van 10.00 tot 18.00 uur contact en omgang met de minderjarigen zal hebben en dat hij hen daartoe zal ophalen en terugbrengen bij de MacDonalds aan het Osdorpplein te Amsterdam. Overeengekomen is verder dat partijen in onderling overleg bepalen hoe de zorg wordt verdeeld en wat de omgangsmomenten met de andere ouder zullen zijn, met inbegrip van verjaardagen, familiefeesten en andere hoogtijdagen, alsmede schoolvakanties.
2.3.
Op 25 november 2020 is de echtscheidingsbeschikking (C/13/691774 / FA RK 20-6916) gegeven. Het ouderschapsplan maakt daarvan deel uit.
2.4.
Bij dagvaarding van 12 januari 2021 heeft de man in kort geding gevorderd dat de vrouw de contactafspraken nakomt. De voorzieningenrechter heeft – nadat een poging tot oplossing via mediation was gestrand - de vrouw op 6 april 2021 veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling die is vastgelegd in de beschikking van 25 november 2020. Daartoe heeft de voorzieningenrechter onder meer overwogen:
“4.2 (…) Het lijkt er meer op dat sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden (…). Voorshands is er geen reden om aan te nemen dat de vrouw de omgangsregeling niet meer zal naleven. Uiteraard kunnen zich situaties voordoen waardoor die omgang incidenteel geen doorgang zal kunnen vinden op de gebruikelijke zondag. Er wordt vanuit gegaan dat de vrouw dat in voorkomende gevallen tijdig aan de man zal laten weten en desgewenst ook een voorstel voor een ander contactmoment zal doen.
(…)
4.4. Voor alle duidelijkheid zal de vrouw wel worden veroordeeld om de zorgregeling zoals is vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking na te (blijven) komen, maar een dwangsom wordt vooralsnog niet nodig geacht.”
2.5.
Op 6 april 2021 heeft de vrouw bij Veilig Thuis een melding gedaan over de thuissituatie bij de man.
2.6.
Veilig Thuis heeft op 14 mei 2021 aan de man geschreven, voor zover relevant:
“(…)
Veilig Thuis heeft een veiligheidsbeoordeling gedaan en besloten dat er geen vervolgstappen door Veilig Thuis nodig zijn. De inhoud van de melding wordt overgedragen naar het Ouder en Kind Team, [naam 2] . Dit omdat zij momenteel al betrokken zijn. Het Ouder en Kind Team, zal verder met u bekijken wat voor ondersteuning er verder nodig zal zijn.
Veilig Thuis sluit hierbij het dossier.
(…)”
2.7.
Het OKT is sinds maart 2021 betrokken bij het gezin en Jeugdbescherming sinds juni 2021.
2.8.
Sinds juli 2021 heeft de man geen contact meer met de kinderen (en de vrouw). De (voormalige) advocaat van de man heeft de vrouw bij brief van 30 juli 2021 gesommeerd om de bel- en omgangsregeling na te komen.
2.9.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 10 november 2021 (zie 1.3) luidt:
“Na de zitting heeft de RvdK contact opgenomen met het OKT, mevrouw [naam 2] en met haar besproken dat de regievoering vanuit het OKT, met medewerking van Jeugdbescherming Amsterdam, vormgegeven dient te worden. Mevrouw [naam 2] heeft aangegeven in de volgende week afspraken met ouders te kunnen maken. Voorwaarde van haar kant is dat Jeugdbescherming Amsterdam hierbij aansluit en de RvdK vind dat een goed idee. De contactgegevens van ouders zijn door de RvdK met het OKT gedeeld.
De RvdK adviseert de Rechtbank om het OKT/Jeugdbescherming vier weken de tijd te geven om de afgesproken omgang zoals opgenomen in het ouderschapsplan te helpen herleven. De tijd zal gebruikt worden om met de ouders de voorwaarden te scheppen die de kinderen nodig hebben om het contact met vader te herstellen. Dit betekent dat stappen gezet worden om de omgang zo snel mogelijk te laten herleven. Over vier weken herleeft de omgang zoals weergegeven in het ouderschapsplan. Dit betekent niet dat de hulp daarna stopt. De bemoeienis van het OKT/Jeugdbescherming loopt daarna door, met medewerking van beide ouders, tot het OKT vindt dat er afgesloten kan worden.
Verwachtingen vanuit de RvdK van ouders zijn de volgende:
Ouders laten toe dat er regievoering vanuit het OKT plaats vindt. Zij komen de afspraken bij het OKT na en aanvaarden hulpverlening en werken hieraan mee.
Ouders stoppen met het diskwalificeren van elkaar en het uiten van beschuldigingen naar elkaar omdat deze voor de kinderen niet helpend en belastend zijn en belemmerend werken. De kinderen houden van allebei de ouders en moeten door hen in staat gesteld worden om een onbelast contact met de andere ouder te hebben. Helpend hierbij is om te bedenken wat ouders zelf kunnen doen om de situatie voor de kinderen te verbeteren. Mochten ouders hier moeite mee hebben, dan zoeken zij hulp voor zichzelf teneinde bovenstaande te bewerkstelligen. Ouders hoeven elkaar niet aardig te vinden, maar dienen wel een vorm van samenwerking te hebben. Van beide ouders wordt een actieve houding verwacht.
De kinderen worden gestimuleerd in het hebben van omgang met hun vader. Het OKT mag bij beide ouders op huisbezoek komen om een inschatting te kunnen maken van de veiligheid van de kinderen in beide thuissituaties.
Ouders accepteren de door het OKT eventueel noodzakelijk hulp voor de kinderen.
Vader werkt mee aan het verkrijgen van de paspoorten voor de kinderen omdat dit in hun belang is.
Met het OKT is afgesproken dat als bovenstaande niet goed verloopt, de RvdK onverwijld op de hoogte gesteld wordt om te bezien of andere maatregelen noodzakelijk zijn om ouders en de kinderen te helpen.”
2.10.
Bij e-mail van 11 november 2021 heeft de advocaat van de man laten weten dat de man akkoord is met het advies van de Raad en dat hij hieraan zal meewerken onder de voorwaarden:
-
primair:dat het kort geding bij tussenvonnis 4 weken wordt aangehouden, waarna de man zich het recht voorbehoudt vonnis te vragen indien en voor zover de zorgregeling na die 4 weken niet van de grond is gekomen;
-
subsidiair: dat direct vonnis wordt gewezen.
De man verzoekt in het eventuele tussenvonnis al een opbouw van de contactmomenten binnen de periode van 4 weken te bepalen.
2.11.
De advocaat van de vrouw heeft op 12 november 2021 bericht dat zij kan instemmen met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert, na eiswijziging en samengevat, de vrouw, op straffe van dwangsommen van € 1.000,00 per overtreding, te veroordelen:
I. tot onmiddellijke hervatting en nakoming van de zorg-contactregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan dat deel uitmaakt van de beschikking van 25 november 2020,
II. tot directe en onvoorwaardelijke medewerking aan de tussen partijen in januari 2021 overeengekomen belafspraak (de man belt met de kinderen iedere woensdag van 17.00 tot 17.30 uur),
III.
primair:
om, in het kader van de informatie- en consultatieregeling zoals die blijkt uit artikel 3 tot en met 7 van het ouderschapsplan, eenmaal per 14 dagen aan de man een e-mail te sturen met daarin alle belangrijke aangelegenheden die de kinderen betreffen, waaronder hun ontwikkeling, hun gezondheid, de schoolgang en prestaties, sport en overige hobby's, hun vriendjes en vriendinnetjes en hun algemene welzijn,
subsidiair:die informatie- en consultatieregeling met onmiddellijke ingang na te komen,
en om de vrouw te veroordelen:
IV. in de proceskosten, met inbegrip van € 2.000,00 aan honorarium advocaat en met wettelijke rente.
3.2.
Bechrouri voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Sinds juli 2021 heeft de man geen contact meer met zijn kinderen. Hij heeft dus spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
4.2.
Partijen hebben afspraken gemaakt over de omgang tussen de man en de kinderen en zij moeten die afspraken naleven, tenzij zwaarwegende belangen van de kinderen zich daartegen verzetten. Van dat laatste is geen sprake, zo blijkt uit het bericht van Veilig Thuis en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Dat de kinderen volgens moeder niet meer naar vader willen, is, zeker bij kinderen van deze leeftijd (7, 8 en 12 jaar), niet doorslaggevend. De omgangsregeling, neergelegd in het ouderschapsplan dat deel uitmaakt van de beschikking van 25 november 2020, moet dus worden hervat. Omdat de kinderen hun vader al enkele maanden niet hebben gezien dient het contact wel weer voorzichtig te worden opgebouwd. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om het OKT/Jeugdbescherming daarvoor vier weken de tijd te geven, waarbij het streven is – naar de voorzieningenrechter begrijpt - om zo spoedig mogelijk weer met enige omgang te beginnen en over vier weken de omgang volgens het ouderschapsplan te hervatten. Of dat lukt, hangt er uiteraard vooral vanaf of beide ouders constructief meewerken op de door de Raad voor de Kinderbescherming in het advies beschreven manier, dat wil zeggen volgens de aanwijzingen van het OKT en/of Jeugdbescherming. Dat zal niet eenvoudig zijn en zal betekenen dat de ouders, in het belang van hun kinderen (en dus ook in hun eigen belang), hun eigen pijn en verdriet over de scheiding en hun boosheid op de andere ouder opzij moeten schuiven. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat zij dat beiden zullen doen.
4.3.
Nu de vrouw ter zitting heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de gevorderde bel-en informatieregeling, kunnen deze spoedig ingaan. Wat het bellen betreft is het uitgangspunt dat de man iedere woensdag van 17.00 tot 17.30 uur belt met de kinderen, maar om problemen met de zorgvuldige opbouw van de omgang te voorkomen dienen de ouders zich ook bij het bellen te houden aan de door het OKT en/of Jeugdbescherming te bepalen tijden en wijze. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat de man, indien dit nog niet is gebeurd, zo spoedig mogelijk, zo nodig via de advocaten, zijn huidige telefoonnummer en mailadres aan de vrouw doorgeeft ten behoeve van de uitvoering van de bel-en informatieregeling.
4.4.
De voorzieningenrechter neemt het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, om het OKT/Jeugdbescherming de tijd te geven om te helpen de omgang te laten herleven, over. Een veroordelend vonnis, al dan niet met dwangsom, is in dit stadium niet aan de orde; dat zou de zorgvuldige opbouw van de omgang en het overleg niet ten goede komen. Het is echter wel van belang druk op de ketel te houden. Bij uitblijven van medewerking door partijen kan alsnog een veroordelend vonnis volgen. De voorzieningenrechter zal nu eerst bij tussenvonnis aan de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken uiterlijk 2 januari 2022 te berichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de omgang en de belregeling. In beginsel krijgen partijen vervolgens een week om daarop te reageren. Daarop zal de voorzieningenrechter een beslissing nemen over de verdere procedure. Daarbij gaat zij er vooralsnog vanuit dat een tweede mondelinge behandeling niet nodig zal zijn.
4.5.
Een kopie van dit vonnis zal gezonden worden naar de Raad voor de Kinderbescherming, die – naar de voorzieningenrechter aanneemt – het OKT en Jeugdbescherming zal informeren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming uiterlijk 3 januari 2022 aan de voorzieningenrechter, met kopie aan partijen, schriftelijk te berichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de omgang en de belregeling en wat het advies is voor het vervolg,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH