ECLI:NL:RBAMS:2021:6921

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/13/709498 / HA RK 21-384
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van de rechter in een civiele procedure wegens objectieve omstandigheden en mogelijke schending van onpartijdigheid

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 11 november 2021 een verzoek tot verschoning toegewezen. De rechter in opleiding, mr. J.M. van den Berg, had verzocht zich te verschonen van de behandeling van een civiele zaak (zaaknummer C/13/685885 / HA ZA 20-652) vanwege objectieve omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen. De rechter was eerder verbonden aan het advocatenkantoor Höcker Advocaten B.V. te Amsterdam, waar hij van 1 januari 2000 tot 1 april 2021 werkzaam was. Eiser had in een andere procedure een advocaat van dit kantoor ingeschakeld, wat leidde tot de vrees dat de rechter niet volledig onpartijdig zou kunnen oordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter zich niet meer vrij voelde om de zaak te behandelen, gezien de verwevenheid met de advocaat van eiser en de lange verbondenheid met het kantoor. De rechtbank oordeelde dat er omstandigheden waren die het vertrouwen in de rechterlijke onpartijdigheid zouden kunnen schaden. Gelet op de aanbevelingen in de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak, werd het verzoek tot verschoning toegewezen. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet met een andere rechter.

De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, conform artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De rechtbank heeft bepaald dat een afschrift van deze beslissing moet worden toegezonden aan de betrokken partijen en de rechter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het onder rekestnummer C/13/709498 / HA RK 2021-384 ingeschreven verzoek tot verschoning ingediend door:
mr. J.M. van den Berg, rechter in opleiding bij de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij de afdeling Privaatrecht, team Handel van deze rechtbank is onder zaaknummer C/13/685885 / HA ZA 20-652 een zaak aanhangig, die bij de rechter in behandeling is. Op 28 oktober 2021 heeft ten overstaan van de rechter een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De rechter is vanaf 1 januari 2000 tot 1 april 2021, ook als partner, verbonden geweest aan het advocatenkantoor Höcker Advocaten B.V. te Amsterdam, hierna: het kantoor.
1.2.
Bij brief van 29 oktober 2021 is de rechter namens eiser gevraagd zich te verschonen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiser een jarenlange relatie heeft met het kantoor en zijn werkgever en ook zijn eigen vennootschap daar nog cliënt zijn. In een andere lopende procedure wordt hij bijgestaan door een advocaat van het kantoor. Volgens eiser zou de rechter nog aan het kantoor verbonden zijn.

2.Het verzoek

2.1.
De rechter heeft verzocht hem te verschonen van de behandeling van de onderhavige zaak vanwege objectieve omstandigheden. Naar aanleiding van de brief van 29 oktober 2021 is hem bekend geworden dat eiser zich in een andere zaak laat bijstaan door een van zijn voormalige partners bij het kantoor. De rechter vindt het daarom onwenselijk als rechter de onderhavige zaak te behandelen. Een door het kantoor tot 3 november 2021 beheerd Linkedin-account op zijn naam zou (ten onrechte) de indruk kunnen wekken dat hij nog aan het kantoor verbonden is. Op zijn verzoek is dat account inmiddels opgeheven. Met ingang van 1 april 2021 is de rechter op geen enkele manier meer verbonden aan of werkzaam voor het kantoor en is hij fulltime werkzaam binnen de rechterlijke macht. Vanwege zijn lange verbondenheid aan het kantoor en de warme banden die hij nog steeds onderhoudt met de advocaten en de partners, behandelt hij geen zaken waarin het kantoor optreedt.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) dient in een verschoningsprocedure te worden beslist of er sprake is van de in artikel 36 Rv genoemde feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit voormelde bepaling valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van (het vertrouwen in) de rechterlijke onpartijdigheid.
3.3.
De rechter heeft aangevoerd zich niet meer vrij te voelen de zaak te behandelen gelet op de tot voor kort gemeenschappelijke werkkring met de advocaat van eiser in een andere zaak. Door de hiervoor beschreven verwevenheid is naar het oordeel van de Wrakingskamer sprake van omstandigheden waardoor het vertrouwen in de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Mede gelet op aanbeveling 2 van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak, wordt het verzoek toegewezen.
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot verschoning toe en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak met zaaknummer C/13/685885 / HA ZA 20-652 wordt voortgezet voor een andere rechter;
 beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 41, tweede lid Rv wordt toegezonden aan:
 (de advocaten van) partijen,
 de rechter.
Aldus gegeven door mrs. A.W.J. Ros, voorzitter en M.V. Ulrici en K.A.. Brunner, leden, op 11 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.