In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen STX Commodities B.V. en haar voormalige werknemer, hierna te noemen [eiser]. [Eiser] had een voorziening gevorderd om het concurrentiebeding dat hij met STX had gesloten, te schorsen. Hij was sinds 1 november 2018 in dienst bij STX en had op 28 september 2021 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. [Eiser] had een aanbod gekregen van Marex Group PLC in Londen en wilde daar per 1 januari 2022 in dienst treden. STX hield hem echter aan het concurrentiebeding, dat hem verbood om bij een concurrent te werken voor een periode van 12 maanden na beëindiging van zijn dienstverband.
De kantonrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van [eiser] om zijn nieuwe functie bij Marex te kunnen aanvaarden, zwaarder woog dan het belang van STX om haar concurrentiebeding te handhaven. De rechter stelde vast dat STX voldoende aannemelijk had gemaakt dat Marex een directe concurrent was, maar dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de korte duur van het dienstverband en de persoonlijke redenen van [eiser] om naar Londen te verhuizen, een gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding rechtvaardigden. De rechter besloot het concurrentiebeding te schorsen met ingang van 1 april 2022, en compenseerde de proceskosten tussen partijen.
De uitspraak benadrukt de belangenafweging die gemaakt moet worden bij de handhaving van concurrentiebedingen, waarbij het recht op vrije arbeidskeuze van de werknemer een belangrijke rol speelt. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van [eiser] in deze situatie zwaarder wogen dan die van STX, en dat het concurrentiebeding in een eventuele bodemprocedure waarschijnlijk tot een kortere duur zou worden beperkt.