3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 4 oktober 2020 is er in het tijdsbestek van 9.20 uur tot 10.45 uur een poging gedaan [slachtoffer 2] met een mes om het leven te brengen terwijl zij werd berooft, een poging gedaan [slachtoffer 3] met een mes zwaar te mishandelen, een poging gedaan om [slachtoffer 4] van haar fiets af te trekken en is [slachtoffer 1] onder bededreiging met een mes verkracht. Drie van deze feiten hebben plaatsgevonden op plekken in Amsterdam Noord die vlak bij elkaar in de buurt liggen, het laatste feit iets verderop. Het signalement van de dader die betrokken is bij deze feiten kent overeenkomsten in die zin dat steeds gesproken wordt over een licht getinte man, een blauwe jas met capuchon, een donkere broek en een beige rugtas.
Verdachte, die voldoet aan het signalement, is om 11.30 uur aangehouden onder een viaduct bij sporthal [naam sporthal] , nadat hij eerder door verbalisanten van de Marechaussee en politieverbalisanten op de fiets is gezien, komende uit de richting van Amsterdam Noord. De verbalisanten relateren dat verdachte bij zijn aanhouding een verwarde indruk maakt.
Feit 1, de verkrachting van mevrouw [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Mevrouw [slachtoffer 1] maakt een wandeling door Landelijk Noord als zij op de [straatnaam] ter hoogte van de weilanden op het fietspad een man ziet. De man zet zijn fiets neer zonder deze op slot te zetten en komt op haar af. Er ontstaat een worsteling tussen hen beide. Tijdens de worsteling zegt de man telkens dat hij wil neuken, dat hij geil is en dat [slachtoffer 1] moet meewerken. De man steekt [slachtoffer 1] vervolgens met een mes in haar hand, waardoor zij hevig gaat bloeden. De man bedreigt haar met het mes en zegt dat ze moet meewerken omdat hij haar anders weer zal steken en hij bedreigt haar met de dood.
De man schopt de benen van [slachtoffer 1] onder haar vandaan waardoor zij op de grond terecht komt.
De man trekt de broek en onderbroek van [slachtoffer 1] naar beneden, gaat boven op haar liggen en legt zijn mes neer in het gras. Hij doet met twee handen een condoom om zijn penis en gaat met twee vingers in de vagina van [slachtoffer 1] , duwt zijn penis tussen haar schaamlippen en probeert ook zijn penis in haar vagina te duwen. Dit lukt niet omdat de penis niet stijf is. De man pakt ook de borst van [slachtoffer 1] vast en probeert een erectie te krijgen door aan zijn penis te rukken en tegen [slachtoffer 1] aan te rijden. Terwijl zij op de grond liggen ziet [slachtoffer 1] kans het mes te pakken en in de sloot te gooien. Na enige tijd geprobeerd te hebben met zijn penis bij [slachtoffer 1] binnen te dringen zegt de man tegen [slachtoffer 1] : “billen neuken” en draait haar op haar buik. Op het moment dat de man omhoog komt, komen er op het fietspad een paar wielrenners aan, de man ziet ze en gaat er dan vandoor op zijn fiets.
De man laat het condoom en een mondkapje achter op de grond. [slachtoffer 1] verklaart dat de man een licht getinte huid heeft, dat hij een donkerblauwe jas met capuchon aanhad, een zwarte broek droeg en een beige/bruine rugtas bij zich had. Later blijkt dat [slachtoffer 1] , doordat zij in haar hand is gestoken, ernstige verwondingen aan haar vingers heeft opgelopen.
Er is DNA-onderzoek gedaan aan het condoom, de (beige) rugtas die bij verdachte is aangetroffen, zijn jas en aan een substantie die op de linkerwang van [slachtoffer 1] is aangetroffen. Tevens is het mes onderzocht dat bij de plaats delict in de sloot is aangetroffen. Uit het onderzoek is gebleken dat er bloed(spetters) van [slachtoffer 1] op de rugtas en de jas van verdachte zaten. Ook is er bloed aangetroffen van [slachtoffer 1] op het achtergebleven mondkapje. Op de linkerwang van [slachtoffer 1] is een DNA spoor van verdachte aangetroffen. Het condoom bevatte aan de binnenkant DNA-sporen (sperma) van verdachte en aan de buitenkant DNA-sporen van [slachtoffer 1] . Op het in de sloot aangetroffen mes zit op het heft een DNA-spoor van [slachtoffer 1] .
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, het seksueel binnendringen in het lichaam van [slachtoffer 1] door haar vagina te penetreren met zijn vingers en zijn penis tussen haar schaamlippen te duwen.
Feit 2, de poging tot doodslag op mevrouw [slachtoffer 2]
Mevrouw [slachtoffer 2] loopt omstreeks 9.15 uur vanuit haar woning aan de [adres] te Amsterdam richting het winkelcentrum. Zij ziet een man staan die aan het uithijgen is en zijn veters strikt. Zij loopt ter hoogte van de parkeerplaats op het [straatnaam] als zij opeens een ruk aan haar nek voelt en een arm die zich om haar nek klemt. Het is de man die zij eerder heeft gezien en hij roept: "Laat los, laat los". De man pakt een mes en terwijl hij [slachtoffer 2] van achteren met zijn arm om haar nek vasthoudt snijdt hij twee keer met het mes in de vingers van haar rechterhand, waarin zij haar tas vast heeft. [slachtoffer 2] laat hierdoor de tas los en de man rent weg met de tas van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] verklaart dat de man een blauwe jas met capuchon aan had, getint is, een beige rugtas bij zich had en een donkere broek droeg. In haar tas die de man heeft weggenomen zat -onder andere- een Huawei telefoon. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft snij- en kraswonden op drie vingers van de rechter hand, op de borstkas rechts voor, onder de borst en in de hals rechts voor.
Na de aanhouding van verdachte wordt in zijn linker jaszak een Huawei telefoon aangetroffen die [slachtoffer 2] later herkent als haar telefoon. Op camerabeelden van de flat [straatnaam] [nummer] is te zien dat rond het tijdstip van het incident een persoon langsloopt en vlak daarachter een persoon met een blauwe jas, zwarte broek en beige rugtas.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de tas van [slachtoffer 2] . De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of er sprake is van (voorwaardelijke opzet) op een gekwalificeerde poging tot doodslag.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft [slachtoffer 2] bij het stelen van haar tas gesneden in de hals en in de borst. Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals (halsslagader) en de borst (aanwezigheid van vitale organen) zeer kwetsbare plekken van het lichaam zijn. De kans dat iemand, die hier wordt gesneden met een mes, zal komen te overlijden aan de verwondingen hiervan is dan ook aanzienlijk. Ook verdachte moet dit hebben geweten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het snijden met een mes in de hals en onder de borst van [slachtoffer 2] willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij haar dodelijk zou verwonden. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een (gekwalificeerde) poging tot doodslag op [slachtoffer 2] met de bedoeling om haar tas te kunnen stelen.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting bepleit dat in de tenlastelegging het steken van [slachtoffer 2] is opgenomen, terwijl het dossier daartoe geen aanleiding biedt.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat hij [slachtoffer 2] met een mes heeft gestoken. De rechtbank leest de tenlastelegging zo dat verdachte wordt verweten dat hij het slachtoffer zodanig met een mes heeft verwond, dat hij het risico heeft genomen dat zij ten gevolge daarvan zou komen te overlijden.
Uit de letselverklaring en de bijgevoegde foto’s van de verwondingen van [slachtoffer 2] kan de rechtbank vaststellen dat [slachtoffer 2] meermalen met een mes door verdachte is verwond. Dat de steller van de tenlastelegging kennelijk abusievelijk heeft verzuimd het onderdeel ‘snijden’ op te nemen in de tenlastelegging houdt de rechtbank voor een kennelijke misslag. De rechtbank leest de tenlastelegging daarom verbeterd. Gelet op hetgeen besproken is tijdens de zitting - in aanwezigheid van verdachte - was aan verdachte en zijn raadsman voldoende duidelijk welke gedraging verdachte werd verweten, zodat hij hierdoor niet in zijn verdediging wordt geschaad.
Feit 3, de poging tot zware mishandeling van mevrouw [slachtoffer 3]
Mevrouw [slachtoffer 3] loopt op 4 oktober 2020 omstreeks 9.20 uur op [straatnaam] richting de studentenflat op de [straatnaam] . Zij ziet een man, die in dezelfde richting loopt. De man draagt een donkerblauwe jas met een capuchon, die hij op heeft. De man had zwart haar en een donkere broek aan. De man draait zich om en loopt met snelle pas in de richting van [slachtoffer 3] . Hij grijpt haar met beide handen bij haar bovenarmen vast en wil [slachtoffer 3] meetrekken [slachtoffer 3] verweert zich en begint te schreeuwen. Zij voelt daarbij dat de man met één van zijn handen haar hoofd naar beneden duwde tot voor zijn buik.
Het lukt [slachtoffer 3] om weer rechtop te staan en dan voelt zij dat de man met iets in haar buik prikt.
In zijn rechterhand heeft de man iets teruggetrokken in zijn mouw hij heeft iets vast dat een punt heeft. De man prikt met het scherpe voorwerp niet tot in de buik van [slachtoffer 3] maar er zitten, ter hoogte van haar buik, wel putjes in haar jas.
is bang dat de man haar zal verwonden en stopt met schreeuwen. De man zegt tegen haar: "Loop mee, kom mee" en trekt haar in de richting van de bosjes. Dan hoort [slachtoffer 3] de voordeur van de flat open gaan. Zij ziet een jongen en een meisje uit de flat naar buiten komen. Zij roept om hulp en probeert zich los te trekken en in de richting van de jongen en het meisje te lopen. De jongen en het meisje lopen in de richting van [slachtoffer 3] en de man, waarop de man haar loslaat en wegrent in de richting van de [straatnaam] . Later zien verbalisanten een snee in de jas van [slachtoffer 3] van ongeveer vier centimeter ter hoogte van de middel. Getuige [naam getuige 1] ziet vanaf de galerij van zijn woning aan het [straatnaam] voor de studentenflat aan de [straatnaam] dat beneden op straat een vrouw wordt vastgehouden door een man. Er vindt een worsteling tussen hen plaats en [naam getuige 1] ziet dat de vrouw in problemen is. De man, met Noord-Afrikaans uiterlijk, draagt donkere kleding en een beige rugtas. Dan ziet hij dat de vrouw zich losrukt en richting een man en vrouw loopt die haar helpen. Uit de verklaringen van deze man [naam getuige 2] en vrouw, [naam getuige 3] , blijkt dat zij buiten bij hun flat een meisje horen gillen. Het meisje wordt vastgehouden door een man met donkere kleding, een jas met een capuchon en een lichte rugzak. Als [naam getuige 2] op hen afloopt rent de man weg.
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van [slachtoffer 3] en de getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer 3] omstreeks 9.20 uur wordt aangevallen door een man met een blauwe jas en een zwarte broek, die een beige rugtas bij zich had. De man had een getinte huidskleur dan wel een Noord-Afrikaans voorkomen. Op een still van omstreeks 9.16 uur van een van de flats aan de [straatnaam] is een man te zien, die aan dit signalement voldoet.
Verder ziet de rechtbank grote overeenkomsten met de betrekking tot de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Het incident met [slachtoffer 2] heeft zich rond 9.15 uur afgespeeld, eveneens op de [straatnaam] door een dader met een gelijkluidend signalement, die daarbij een mes heeft gebruikt. Gelet op het zeer korte tijdsbestek tussen de twee incidenten en de directe nabijheid van de plaatsen delict is de rechtbank van oordeel dat de persoon die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft aangevallen een en dezelfde persoon is geweest, namelijk verdachte die, toen hij later die ochtend werd aangehouden een blauwe jas met capuchon aan had, een zwarte broek droeg, een beige rugzak bij zich had en de telefoon van [slachtoffer 2] in zijn bezit had.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte geprobeerd heeft om [slachtoffer 3] te verkrachten. Het dossier biedt daarvoor te weinig aanknopingspunten zodat verdachte voor feit 3 primair vrijgesproken zal worden.
De rechtbank acht wel de subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 3] bewezen.
Verdachte heeft [slachtoffer 3] met kracht vastgepakt, meegetrokken en met een mes richting haar buik gestoken. In haar jas, ter hoogte van de buik, zat een snee van vier centimeter. Steken met een mes in de richting van de buik is een handeling die gericht is op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aangezien zich in de buik vitale organen bevinden. In de tenlastelegging is naar het oordeel van de rechtbank abusievelijk niet opgenomen “
in de richting” van de buik te steken. Naar algemene spreektaal valt onder het steken in de buik tevens het in de richting van de buik steken. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke misslag en zal de tenlastelegging in die zin verbeterd lezen. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Vrijspraak voor feit 4, de poging tot verkrachting van [slachtoffer 4] dan wel de diefstal met geweld van haar fiets.
De rechtbank stelt vast dat zich op 4 oktober 2020 een incident heeft voorgedaan tussen een man en mevrouw [slachtoffer 4] . Met de officier van justitie en de raadsman ziet de rechtbank echter onvoldoende bewijs in het dossier dat verdachte bij dit incident betrokken is geweest, waardoor het onder 4 tenlastegelegde feit niet bewezen verklaard kan worden. Verdachte zal voor dit feit worden vrijgesproken.