3.3.Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1 in zaak A
op 31 december 2019 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Walther, type P99, kaliber 9mm P.A.K. zijnde een
vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten patronen van het merk Walther, kaliber 9mm P.A.K. voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 1 in zaak B:
in de periode van 20 mei 2019 tot en met 24 juni 2019 in Nederland, geldbedragen, die toebehoorden aan [naam Thuiszorg] , heeft weggenomen, telkens, met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
- middels het scannen van een QR-code binnen de mobiele ING-bankieren-applicatie op de mobiele telefoon, merk: Apple, type: iPhone 5, van [persoon 1] zich op een eigen telefoon en/of eigen tablet, de toegang tot de bankrekening en het internetbankieren van [naam Thuiszorg] , rekeningnummer:
[bankrekeningnummer 1] heeft verschaft en
- vervolgens vanaf voornoemde ING-bankrekening op 20 mei 2019 een geldbedrag van 815 euro over te boeken naar een rekening van International Card Services met rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] en
- vanaf voornoemde ING-bankrekening op 8 juni 2019 een geldbedrag van 1.000 euro over te boeken naar een rekening van International Card Services met rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] en
- vanaf voornoemde ING-bankrekening op 18 juni 2019 een geldbedrag van 3.000 euro over te boeken naar een rekening met rekeningnummer [bankrekeningnummer 3] en
- vanaf voornoemde ING-bankrekening op 21 juni 2019 een geldbedrag van 1.000 euro over te boeken naar een rekening met rekeningnummer [bankrekeningnummer 4] en
- vanaf voornoemde ING-bankrekening op 24 juni 2019 een geldbedrag van 10.000 euro over te boeken naar een rekening met rekeningnummer [bankrekeningnummer 4] .
Ten aanzien van feit 2 in zaak B:
in de periode van 20 mei 2019 tot en met 31 december 2019, in Nederland, een geldbedrag van 15.815 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel
onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Ten aanzien van feit 3 in zaak B:
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 24 juni 2019 in Nederland, met het oogmerk een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede lid Wetboek van Strafrecht (computervredebreuk) te plegen,
een toegangscode, althans een daarmee vergelijkbaar gegeven, waardoor toegang kan worden gekregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, heeft ingevoerd en anderszins
voorhanden heeft gehad, te weten een mobiele ING-bankieren-applicatie op zijn, verdachtes, eigen telefoon en/of tablet met toegang tot de bankrekening van [naam Thuiszorg] met rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] ;
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 24 juni 2019 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten een mobiele ING-bankieren-applicatie, met toegang tot de bankrekening van [naam Thuiszorg] met rekeningnummer: [bankrekeningnummer 1] ), is binnengedrongen door met behulp van een valse sleutel, te weten het met een eigen telefoon en/of tablet scannen van een QR-code in/binnen voornoemde applicatie op de mobiele telefoon, merk: Apple, type: iPhone 5 van [persoon 1] en door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten het onbevoegd gebruik maken van voorgenoemde applicatie, en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf heeft overgenomen.
Kennelijke verschrijvingen
De rechtbank heeft geconstateerd dat het rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] , genoemd bij de feiten 1, 3 en 4 in zaak B, [bankrekeningnummer 1] dient te zijn. Ten aanzien van het rekeningnummer [bankrekeningnummer 4] , zoals genoemd bij het vijfde en zesde gedachtestreepje bij feit 1 in zaak B, heeft de rechtbank geconstateerd dat dit rekeningnummer [bankrekeningnummer 4] moet zijn. De rechtbank ziet dit, in samenhang met het dossier, als kennelijke verschrijvingen en leest de tenlastelegging dan ook verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.