ECLI:NL:RBAMS:2021:6880

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
26Marengo
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. den Blanken
  • I.N. Weski
  • J. Meijering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank over geparkeerde vragen in de zaak 26Marengo

In de zaak 26Marengo heeft de rechtbank Amsterdam op 29 november 2021 uitspraak gedaan over de geparkeerde vragen van de kroongetuige, die tijdens zijn getuigenverhoor op 22 september 2021 op een groot aantal vragen niet heeft geantwoord. De verdediging van de medeverdachten stelde dat de kroongetuige verplicht was om deze vragen te beantwoorden. De rechtbank heeft de vragen in verschillende categorieën ingedeeld en heeft de juridische basis voor het al dan niet beantwoorden van deze vragen uiteengezet. De rechtbank benadrukt dat een getuige verplicht is om vragen te beantwoorden, maar dat er uitzonderingen zijn op deze plicht, zoals het verschoningsrecht en de geheimhoudingsclausule die de kroongetuige heeft ingeroepen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kroongetuige zich op zijn verschoningsrecht kan beroepen in verband met vragen die hem zouden blootstellen aan het gevaar van strafrechtelijke veroordeling. Dit betreft onder andere vragen over omkoping, chantage en afpersing. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de kroongetuige niet verplicht is om te antwoorden op vragen die betrekking hebben op zijn familie, tenzij er voldoende aanwijzingen zijn dat deze familieleden ook het risico lopen op strafrechtelijke veroordeling. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat vragen over de geheimhoudingsclausule in de beschermingsovereenkomst niet gelijkgesteld kunnen worden aan het verschoningsrecht.

De rechtbank heeft in haar beslissing ook verwezen naar relevante jurisprudentie, waaronder een arrest van de Hoge Raad, en heeft uiteengezet dat de beantwoording van bepaalde vragen niet van belang is voor de beslissingen die de rechtbank moet nemen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de kroongetuige zich mag verschonen van het beantwoorden van een aantal vragen, terwijl andere vragen wel beantwoord moeten worden, afhankelijk van hun relevantie voor de zaak.

Uitspraak

Beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de geparkeerde vragen in 26Marengo

Inleiding
De kroongetuige heeft in zijn getuigenverhoor op de terechtzitting van 22 september 2021 op een groot aantal vragen niet geantwoord. De raadslieden van de medeverdachten hebben zich op het standpunt gesteld dat de kroongetuige daarop wel zou moeten antwoorden. De rechtbank heeft die vragen geparkeerd en zal daarop hieronder ingaan.
Daarbij heeft de rechtbank de vragen in categorieën ingedeeld. Waar wordt verwezen naar paginanummers worden de paginanummers van het proces-verbaal van de zittingen van 14, 15, 21 en 22 september en 13 oktober 2021 bedoeld.
Uitgangspunt is dat een getuige verplicht is vragen te beantwoorden. Het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kent in de artikelen 217 t/m 219b een aantal uitzonderingen op die plicht. Voor zover nu van belang gaat het om de situaties waarin een getuige zich op een verschoningsrecht kan beroepen omdat hij:
  • uit hoofde van zijn stand, zijn beroep of zijn ambt tot geheimhouding verplicht is (artikel 218 Sv);
  • door de vraag te beantwoorden zichzelf aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling zou blootstellen (artikel 219 Sv);
  • door de vraag te beantwoorden zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn in de tweede of derde graad of zijn (ex-)echtgenoot of zijn (ex-)geregistreerd partner aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling zou blootstellen (artikel 219 Sv).
De toetsing door de rechter van de vraag of het verschoningsrecht kan worden ingeroepen, is marginaal (vergelijk HR 7 juni 1985, NJ 1986, 174). Daarnaast kan de rechtbank (ook ambtshalve) beletten dat aan een gestelde vraag gevolg wordt gegeven (artikel 293 lid 1 Sv). Deze bepaling heeft (onder meer) tot doel te voorkomen dat een getuige moet antwoorden op vragen die overbodig zijn, of hem nadeel kunnen berokkenen. In het algemeen geldt dat de rechtbank kan beletten dat een bepaalde vraag wordt beantwoord als het antwoord niet van belang is voor een van de beslissingen van de artikelen 348 en 350 Sv.
Het beroep op de geheimhoudingsclausule opgenomen in de beschermingsovereenkomst
De kroongetuige heeft op een aantal vragen niet willen antwoorden met een beroep op de geheimhoudingsplicht die op hem rust op grond van de beschermingsovereenkomst die hij heeft gesloten met De Staat.
Uitgangspunt is dat een beroep op een dergelijke geheimhoudingsclausule niet gelijk te stellen is met een beroep op een verschoningsrecht, omdat artikel 218 Sv (kort gezegd) alleen beroepsmatige geheimhouders beschermt en niet degene die contractueel geheimhouding is overeengekomen. De rechtbank dient te beoordelen of er anderszins een reden is de beantwoording van de vragen te beletten.
De rechtbank gaat ervan uit dat de beschermingsovereenkomst een geheimhoudingsclausule bevat, nu beide contractspartijen dit stellen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 22 september 2021 aangegeven dat de kroongetuige op grond van deze clausule niet mag verklaren over de detentieomstandigheden en getuigenbescherming. Dat de kroongetuige tot geheimhouding verplicht is, volgt ook uit artikel 1.6 van de kroongetuige-overeenkomst:
‘De getuige zal rechtstreeks noch door middel van een derde, onder wie zijn raadslieden, anders dan tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in enig arrondissement en/of de raadsheer-commissaris in enig resort en/of in een (openbare) terechtzitting van de strafkamer van enige rechtbank of gerechtshof, dan wel ingevolge enige (andere) wettelijke verplichting, mededeling doen over de totstandkoming van deze overeenkomst en de wijze waarop aan deze overeenkomst uitvoering wordt gegeven. De getuige zal geen mededeling doen over (aspecten van) getuigenbescherming(smaatregelen).’
De rechtbank moet er gelet op het bovenstaande rekening mee houden dat de kroongetuige nadeel zal lijden als hij vragen beantwoordt in strijd met zijn geheimhoudingsverplichting, omdat De Staat in dat geval mogelijk de beschermingsovereenkomst kan beëindigen.
Verder verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 23 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:601), waarin kort gezegd is beslist dat toezeggingen met betrekking tot beschermingsmaatregelen geen voorwerp van toetsing zijn door de zittingsrechter. In het licht van dat arrest ziet de rechtbank voorshands niet hoe vragen die betrekking hebben op de beschermingsmaatregelen en op (de totstandkoming van) de beschermingsovereenkomst van belang kunnen zijn voor de uiteindelijk door de rechtbank te nemen beslissingen van de artikelen 348 en 350 Sv. De beantwoording van die vragen wordt dan ook gelet op het bovenstaande door de rechtbank belet. Onder vragen die betrekking hebben op beschermingsmaatregelen vallen ook alle vragen die in den brede raken aan de detentie-omstandigheden van de kroongetuige.
Het gaat in het bijzonder om de volgende geparkeerde vragen:
  • p. 106: U zegt mij dat u een vraag die u in april 2021 al aan mij stelde herhaalt. U vraagt mij of ik toen, in april, de beschikking had over een niet-reguliere, geheime telefoon.
  • p. 107: U vraagt mij of dat schriftelijk is vastgelegd. Ik kan daar in verband met mijn overeenkomst geen antwoord op geven.
  • p. 107: U, mr. I.N. Weski, vraagt mij of het klopt dat de beschermingsovereenkomst is opgezegd.
  • p. 108: U zegt mij dat u weet dat de beschermingsovereenkomst pas tot stand is gekomen nadat de kroongetuigenovereenkomst is gesloten. U vraagt mij of ik mag zeggen wanneer dat was.
  • p. 109: U vraagt mij of ik sinds januari 2017 celinspectie heb gehad.
  • p. 109: U, mr. I.N. Weski, vraagt mij of ik sinds het tekenen van de overeenkomst celinspecties heb gehad.
  • p. 110: U vraagt mij of er cel controles zijn geweest die door mij als symbolisch werden ervaren.
  • p. 110: Kunt u zich herinneren of u ooit met uw vrouw over symbolische cel controles sprak?
  • p. 110: U vraagt mij of er met mij is afgesproken dat er slechts symbolische cel controles zouden plaatsvinden.
  • p. 112: De vraag aan de kroongetuige is of er met derden is gesproken over het feit dat de cel controles slechts symbolisch plaatsvonden. (…) U vraagt mij of dat kan, dat ik daarover heb gesproken met derden.
  • p. 119: U vraagt mij of ik iemand kapitein noemde.
  • p. 120: U vraagt mij of ik op enig moment in het kader van mijn gesprek met de rechter-commissaris heb opgemerkt dat TGB honden zijn.
  • p. 122: U vraagt mij of ik op enig moment de mogelijkheid kreeg om een weekendje weg te gaan of om überhaupt het huis van bewaring te verlaten.
  • p. 122: U vraagt mij of ik ooit heb overwogen om de deal niet door te laten gaan, waarbij dit soort aspecten, als een weekendje weg of meer luxe, een rol speelden.
  • p. 123: U, mr. I.N. Weski vraagt mij of ik ooit heb gedacht dat ik niet door zou gaan omdat ik niet had wat ik vraag, zoals weekendjes weg.
  • p. 125: U vraagt mij of ik ooit het maximale heb nagestreefd bij de deal, in de zin van minder straf, of misschien wel geld.
  • p. 131: U, mr. I.N. Weski vraagt mij of ik op enig moment meende dat het Openbaar Ministerie vieze spelletjes speelde.
  • p. 132: Heeft u weleens opnames gemaakt of laten maken van gesprekken met het Openbaar Ministerie en/of de recherche?
  • p. 156: U, kroongetuige, had volgens het proces-verbaal een televisie met een afstandsbediening. Klopt dat, had u dat in die periode?
  • p. 159: Is er op enig moment door u ook onderhandeld over geld?
  • p. 159: U vraagt mij of er op enig moment tijdens de onderhandelingen – ten aanzien van de basisdeal of de strafrechtelijke deal of anderszins, dat maakt me even niet uit – is gesproken over wat er met de kroongetuige in de zaak Passage na ommekomst van de straf voor financiële regeling is geweest.
  • p. 159: U vraagt mij of ik mijzelf weleens heb verdiept in het Passageproces ten aanzien van wat er daar is uitonderhandeld door de kroongetuige (opmerking rechtbank: voor zover de kroongetuige heeft geweigerd te antwoorden met betrekking tot de fase waarin hij vastzat).
  • p. 159: U vraagt mij of er op enig moment met justitie is gesproken over wat zijn regeling is geweest.
  • p. 160: U vraagt mij of het nou klopt dat ik geen geld krijg.
  • p. 160: U vraagt mij of ik, als ik uit de bajes kom, geld krijg.
  • p. 161: Is het zo dat er afspraken zijn over hoeveel geld u meekrijgt en of u bijvoorbeeld uw eigen veiligheid mag regelen?
  • p. 161: Dus is mijn vraag aan u, kroongetuige, of er is onderhandeld over hoeveel geld u meekrijgt na ommekomst van uw straf (…) in het kader van al dan niet beveiliging. Is daarover onderhandeld?
  • p. 162: U zegt mij dat u mij berichten van 13 december 2017 wilt voorhouden en dat u wilt beginnen bij het bericht met nummer 4055. U zegt mij dat het berichten zijn tussen mij en mijn partner. U zegt mij dat ik heb gestuurd: ‘ [naam kroongetuige ander proces] heeft een kind’, ‘Maar die zat al vast’, ‘Had niks te zeggen’, ‘Maar is naar buitenland toe met 1.8 miljoen en zonder tgb’. U zegt mij dat ik daarna een knipoogje stuur. U vraagt mij of ik kan toelichten waar dit over gaat.
  • p. 162: U zegt mij dat ik ook nog zeg: ‘Lening…’, ‘Onder voorwaarde’ en ‘0% rente’. U zegt mij dat u mij ziet knikken. Ik herken de berichten. U zegt mij dat u, als u dit zo leest, denkt: nou, op de een of andere manier is hij hiermee bezig geweest. U vraagt mij of ik dit kan toelichten of dat dit een van de dingen is die uit zijn verband is gerukt.
  • p. 163: U zegt dat ik daar tegen mijn partner zeg: ‘Dit gaat de grote zaak ooit worden kwa liqui’. (…) U vraagt mij waarom dat interessant voor mij was en waarom ik dit bespreek.
  • p. 163: U zegt mij dat ik ook heb gestuurd: ‘Mogen we dan ook het maximale eruit halen ?’ en dat u zich dan echt afvraagt: wat bedoelt hij daar nou mee?
  • p. 163: U zegt mij dat ik heb gestuurd: ‘Ja eerst 62828 jaar gaan discussiëren etc zodat iedereen hoofdpijn heeft’, ‘Weg trappen en klaar ? No way helemaal uitzuigen’ en ‘Tot de laatste cent.’ U zegt mij dat u zich dan echt afvraagt waar ik hier nu mee bezig was.
  • p. 165: U vraagt mij nog een keer of ik nou heb gehoord dat [naam kroongetuige ander proces] 1.8 miljoen en, ik citeer u, zonder TGB heeft meegekregen.
  • p. 177: U, mr. I.N. Weski, vraagt mij wie er aanwezig waren bij die inspectie, het meenemen van die spullen.
  • p. 173: U, mr. Den Blanken, vraagt mij of ik in februari 2020 een telefoon in mijn cel had.
  • p. 174: U, mr. Den Blanken, zegt mij dat ik eerder heb verklaard dat ik wel mocht telefoneren toen die beperkingen erop zaten en u vraagt mij of, en zo ja met wie, binnen de penitentiaire inrichting ik dat heb besproken.
Gevaar voor strafrechtelijke veroordeling van de kroongetuige
De kroongetuige kan zich verschonen als hij door een vraag te beantwoorden zichzelf aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling zou blootstellen.
De verdediging heeft verschillende vragen gesteld die (mogelijk) zien op omkoping, chantage of afpersing door de kroongetuige, te weten:
  • p. 113: U vraagt mij of ik op enig moment iets heb gefikst met een telefoon met een relaxte bewaarder.
  • p. 114: U, mr. I.N. Weski, vraagt mij of ik op enig moment een leidinggevende heb gechanteerd.
  • p. 117: Mr. I.N. Weski verklaart: De algemene vraag was of de kroongetuige in het huis van bewaring personen, leidinggevenden wellicht, heeft gechanteerd.
  • p. 119: U vraagt mij of in dat kader van chanteren en afpersen op enig moment door mij is gesproken met mensen van justitie, dat dat zou hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de kroongetuige het beroep op zijn verschoningsrecht toekomt, omdat deze vragen zien op mogelijk door de verdachte gepleegde misdrijven (omkoping, afdreiging en afpersing). Mr. I.N. Weski heeft nog gesteld dat de kroongetuige toch zou moeten antwoorden omdat het onderwerp de overeenkomst raakt, namelijk of de kroongetuige strafbare feiten blijft plegen. Dat een vraag (mogelijk) relevant is betekent echter niet dat een getuige geen beroep kan doen op het verschoningsrecht.
Verder heeft de kroongetuige zich op zijn verschoningsrecht beroepen ten aanzien van vragen over een ‘sweeper’, over een geldbedrag van ‘160K’, over wiethandel en over het plegen van strafbare feiten vanuit detentie. Ook ten aanzien van deze vragen moet – bij marginale toetsing – ervan worden uitgegaan dat de kroongetuige zichzelf aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling zou blootstellen, als hij deze zou beantwoorden. Hem komt dus het recht toe om zich te verschonen.
Het betreft in het bijzonder de volgende geparkeerde vragen:
  • p. 158: U zegt mij dat u het mij toch even wil voorhouden en dat u heeft gelezen dat er een
  • p. 167: U praat daar over 160K, volgens mij gaat dat over 160 000 euro denk ik, of dollar, dat u dat bij iemand heeft liggen. Wilt u daar iets meer over vertellen?
  • p. 167: U vraagt mij of ik dat geld misschien bij u had liggen.
  • p. 168: U vraagt mij of ik heb gehandeld in wiet vanuit Spanje.
  • p. 168: U zegt mij dat het wel in die berichten staat en dat ik volgens u ook in mijn verklaringen heb gesproken over drugs en ook over wiet uit Spanje.
  • p. 168: U, mr. Meijering, vraagt mij of ik mij tijdens mijn detentie nog bezig heb gehouden met strafbare feiten.
Verschoningsrecht inzake familieleden en partner
De kroongetuige heeft zich op zijn verschoningsrecht beroepen als het gaat om vragen die zijn familie betreffen, in het bijzonder ten aanzien van de volgende vragen:
  • p. 120: U citeert WhatsApp-berichten met nummers 13531, 13532 en 13534 – 13536: ‘TGB’, ‘Zijn honden’, ‘Rechter commasaris’, ‘Die me getoetst heeft’ en ‘Is ooit bedreigd geweest’. U zegt mij dat ik dit zou hebben gezegd en u vraagt mij of ik dit heb verzonden.
  • p. 120: U vraagt mij of ik van iemand anders heb gehoord dat dat zo was, over de rechter-commissaris.
  • p. 126: U vraagt mij of ik, los daarvan, daarover heb nagedacht, wat ik hier allemaal mee kan, zoals eventueel geld, minder straf of geld via media.
  • p. 129: U verwijst naar berichten die ik aan mijn vrouw zou hebben gestuurd: ‘Meer gaat er denk ik niet komen…’ en ‘Ze hebben fouten gemaakt maar ik sta niet op het spel’. U vraagt mij wat voor fouten ze zouden hebben gemaakt.
Anders dan de kroongetuige kennelijk meent, komt hem niet een algemeen verschoningsrecht toe met betrekking tot naaste familie. Voor verschoning is immers vereist dat zij het risico op strafrechtelijke veroordeling lopen als de kroongetuige de gestelde vraag zou beantwoorden. Daarvoor bestaan, ook bij marginale toetsing, te weinig aanwijzingen. Het enkele feit dat de kroongetuige zijn partner en zus informeert zoals in de berichten staat vermeld, wijst daar niet op, en dat geldt ook anderszins voor berichten tussen de kroongetuige en zijn naaste familie. Ten aanzien van de partner van de kroongetuige komt daar nog bij dat alleen een beroep op dit verschoningsrecht gedaan kan worden als zij zijn (ex-)echtgenoot of zijn (ex-)geregistreerd partner is. Op dat punt beschikt de rechtbank niet over informatie.
De rechtbank ziet echter wel aanleiding de beantwoording van de gestelde vragen op pagina 120 en 126 te beletten. De relatie van de kroongetuige met de TGB ligt immers niet ter toetsing voor en de vraag of de rechter-commissaris zelf bedreigd is geweest is evenmin relevant in het strafproces van de medeverdachten. Dit geldt niet voor de vraag op pagina 129. De rechtbank oordeelt dat de vraag ‘wat voor fouten ze zouden hebben gemaakt’ mogelijk wel relevant is voor de beoordeling van de vragen van 348 en 350 Sv. Daarbij betrekt de rechtbank dat kort na dit bericht door de kroongetuige aan zijn partner wordt bericht: ‘mijn mense hebben fouten gemaakt ik ook maar ik stond niet op het spel’ en het relevant kan zijn wie en wat de kroongetuige daarmee heeft bedoeld. De kroongetuige dient deze vraag daarom in beginsel wel te beantwoorden.
Vragen over advocaten
De kroongetuige heeft enkele malen op vragen geantwoord dat hij geen uitspraken doet over zijn advocaten. Het gaat dan om de volgende vragen:
  • p. 126: U vraagt mij of ik mij kan herinneren dat iemand tegen mij heeft gezegd, in mijn onderhandelingspositie: ‘the sky is the limit’.
  • p. 126: U vraagt mij of er in het kader van mijn onderhandelingen nog is gesproken over media, zoals boeken of trilogieën.
  • p. 170: En de berichten: ‘Ik weet dag die [voornaam advocaat] is geil’ en ‘ [voornaam advocaat] wilt graaaaaaaaag mijn advocaat worden?’ Dat heeft u ook geschreven op uw iPhone, toch?
De rechtbank herhaalt dat de kroongetuige niet het verschoningsrecht van artikel 218 Sv toekomt, omdat hij niet is te beschouwen als geheimhouder. Voor beide vragen op pagina 126 geldt echter dat zij de onderhandelingen met de autoriteiten betreffen, en daarom naar moet worden aangenomen (de totstandkoming van) de beschermingsovereenkomst raken. Ten aanzien van de vraag op pagina 170 ziet de rechtbank niet hoe de
chatsover een advocaat die eventueel een zaak van de kroongetuige zou willen aannemen, relevant zijn in het strafproces. De beantwoording van deze vragen wordt dan ook belet.
Inzien van berichten
De kroongetuige heeft niet willen antwoorden op de vraag hoe het komt dat hij niet alle berichten heeft ingezien:
- p. 133: U herhaalt dat ik ze niet allemaal gezien heb en u vraagt mij hoe dat komt.
De rechtbank belet ook de beantwoording van deze vraag. Voor een verhoor kan wel van belang zijn óf de getuige zich heeft ingelezen, maar de vraag waarom hij dat wel of niet heeft gedaan is niet relevant.