Op 22 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Köln. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 12 augustus 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 2002, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 8 oktober 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd het EAB besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht. Zijn raadsman voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de opgeëiste persoon op de pleegdata van de feiten in Spanje verbleef. De rechtbank oordeelde echter dat deze onschuldbewering niet kon leiden tot weigering van de overlevering, aangezien de opgeëiste persoon dit niet had aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de overlevering moest worden toegestaan, omdat het EAB aan alle wettelijke eisen voldeed en er geen andere belemmeringen waren.
De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. M. van Mourik en de rechters mrs. M.T.C. de Vries en Q.R.M. Falger, in aanwezigheid van griffier mr. K. Spanjaart. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.