Op 22 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 6 augustus 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 13 maart 2019 door de Regionale Rechtbank in Szczecin, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1990, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en momenteel gedetineerd is.
Tijdens de openbare zitting op 8 oktober 2021 werd de vordering behandeld. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de bijbehorende documenten bestudeerd, waaronder een vonnis van de Criminele Divisie in Chojna van 13 januari 2016. De opgeëiste persoon heeft een vrijheidsstraf van zes maanden opgelegd gekregen, waarvan nog vijf maanden en 27 dagen resteerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, en dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure tegen hem. De rechtbank concludeert dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt en staat de overlevering toe.