ECLI:NL:RBAMS:2021:6854

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
13/751859-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met afzien van weigeringsgrond

Op 22 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 6 augustus 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 13 maart 2019 door de Regionale Rechtbank in Szczecin, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1990, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en momenteel gedetineerd is.

Tijdens de openbare zitting op 8 oktober 2021 werd de vordering behandeld. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de bijbehorende documenten bestudeerd, waaronder een vonnis van de Criminele Divisie in Chojna van 13 januari 2016. De opgeëiste persoon heeft een vrijheidsstraf van zes maanden opgelegd gekregen, waarvan nog vijf maanden en 27 dagen resteerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, en dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure tegen hem. De rechtbank concludeert dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt en staat de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751859-21
RK nummer: 21/4377
Datum uitspraak: 22 oktober 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 maart 2019 door
The Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
District Court in Gryfino, VI
Criminal Division in Chojnavan 13 januari 2016 met kenmerk VI K 261/14.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vijf maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren, omdat overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het EAB onder D is opgenomen:
In preparatory proceedings, [opgeëiste persoon] pleaded guilty to the offence be was charged with. On 12 June 2014 he was personally informed about the duty to inform the
authority conducting the proceedings about each change of his address or stay exceeding 7 days and that if he is abroad he is obliged to provide an address in Poland for correspondence. If he fails to do so, a letter sent to his last known address in Poland or if no such address is known, left in the case file, will be considered delivered. [opgeëiste persoon] personally signed information about these obligations. He provided as an address of residence and an address for correspondence: [adres]. Following that, it was established in enforcement proceedings that [opgeëiste persoon] does not reside at the address given by him and failed to inform the authority conducting the case about a change of his place of residence and he also failed to provide an address for correspondence in Poland as he was obliged to.
Gelet op voornoemde informatie kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat een strafrechtelijke procedure tegen hem liep. Hij heeft immers een bekennende verklaring afgelegd bij de politie Daarnaast heeft hij bij het verhoor door de officier van justitie in het kader van de inverzekeringstelling verklaard dat hij enkele dagen in voorarrest heeft gezeten voor deze zaak, zo blijkt ook uit onderdeel C van het EAB. De rechtbank acht het in dat licht niet aannemelijk dat hij niet in kennis is gesteld van de verdenking jegens hem. Van belang is dat de opgeëiste persoon blijkens de informatie op 12 juni 2014 in persoon is geïnstrueerd over de plicht om adreswijzigingen door te geven en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. Hij heeft echter geen adreswijziging doorgegeven aan justitie en niemand aangewezen om namens hem poststukken van justitie in ontvangst te nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom in deze situatie worden vastgesteld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon impliceert, omdat hij door naar Nederland te vertrekken (zonder justitie daarvan op de hoogte te stellen) uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The Regional Court in Szczecin(Polen).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en N.C.H. Blankevoort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.