ECLI:NL:RBAMS:2021:6853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
13/751614-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel en nationale wetgeving

Op 22 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur van de Republiek in Frankrijk. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in 1985, was in Nederland ingeschreven en had de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of de overlevering kon plaatsvinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot het vonnis in Frankrijk, maar dat hij wel op de hoogte was van zijn recht op hoger beroep. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de beslistermijn van 90 dagen was verstreken en dat de overleveringsdetentie was geëindigd. De rechtbank heeft de feiten die aan het EAB ten grondslag lagen, beoordeeld en vastgesteld dat deze ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de overlevering op grond van artikel 6a van de Overleveringswet moest worden geweigerd, omdat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf in Nederland kon worden overgenomen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, evenals de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751614-18
RK nummer: 18/6532
Datum uitspraak: 22 oktober 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank Deze vordering dateert van 27 september 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 juli 2018 door de Procureur van de Republiek bij het
Tribunal de Grande Instance de Nancy, Juridiction Interregionale Spécialisé, Frankrijk, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 november 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om nadere informatie in te winnen of het vonnis dat is genoemd in het EAB, een bij verstek gewezen of een op tegenspraak gewezen vonnis betreft en of er nog een rechtsmiddel tegen het vonnis openstaat.
De rechtbank heeft de behandeling met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 5 september 2019. Het verhoor heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak YC (C-626/19 PPU).
De rechtbank heeft de behandeling met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 16 maart 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Polman, advocaat te Rotterdam. De rechtbank heeft de zaak op voorhand voor onbepaalde tijd aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen met de Franse autoriteiten in overleg te treden over de vraag of het vonnis onherroepelijk is geworden.
De rechtbank heeft de behandeling met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 8 oktober 2021. Het verhoor heeft via een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Polman, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat de beslistermijn van 90 dagen is verstreken. De beslistermijn kan in dit geval, gelet op de Herimplementatiewet van de OLW die in werking is getreden op 1 april 2021 niet meer worden verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de – geschorste - overleveringsdetentie is geëindigd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
Tribunal de Grande Instance de Nancyvan 17 maart 2016 met parketnummer 11.048.000.036.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaren. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier jaren en 190 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit een e-mail van de Franse autoriteiten van 12 april 2021 volgt dat de opgeëiste persoon het vonnis in persoon heeft ontvangen op 10 april 2021 en dat hij daarbij uitdrukkelijk is geïnformeerd over zijn recht op een procedure in hoger beroep. Voorts staat in de e-mail vermeld dat het vonnis op 20 april 2021 onherroepelijk zal worden. Gebleken is dat de opgeëiste persoon geen hoger beroep heeft ingesteld. Dat het vonnis daadwerkelijk onherroepelijk is geworden op 20 april 2021, blijkt uit een e-mail van de Franse autoriteiten van 7 oktober 2021. Gelet op het bovenstaande doet de situatie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder c, 2° OLW zich voor. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich niet voor.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in verdovende middelen en psychotropische stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Frankrijk
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid of 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder A Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Uit de Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 2, 3, 10, 11 en 11a Opiumwet en 2, 5, 6a en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Procureur van de Republiek bij het
Tribunal de Grande Instance de Nancy, Juridiction Interregionale Spécialisé(Frankrijk).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en N.C.H. Blankevoort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.