Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in 1983 in Polen, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, ingediend op 24 juni 2021, behandeld tijdens een openbare zitting op 29 juli 2021 en opnieuw op 27 oktober 2021. Tijdens deze zittingen zijn de opgeëiste persoon en zijn raadsman gehoord, evenals de officier van justitie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 90 dagen is verstreken en dat de overleveringsdetentie is geëindigd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven en dat de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen.
De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, met gelijktijdige schorsing voor een periode van vier weken, tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.