Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De zaak betreft een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Gerechtshof Mehedinti in Roemenië op 17 mei 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en thans gedetineerd in Nederland, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar en zeven maanden voor illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2021 is de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces in Roemenië, maar dat hij op de hoogte was van de rechtszaak en dat zijn advocaat zijn verdediging heeft gevoerd. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, maar dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW wel van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon in Nederland een Belgische straf uitzit die langer is dan de in Roemenië opgelegde straf.
De rechtbank heeft besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf bevolen. De rechtbank heeft geen reden gezien om de zaak aan te houden, aangezien de procedure in Roemenië nog niet was gestart. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.