ECLI:NL:RBAMS:2021:6840

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
13/751837-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 6a Overleveringswet in verband met de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf

Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De zaak betreft een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Gerechtshof Mehedinti in Roemenië op 17 mei 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en thans gedetineerd in Nederland, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar en zeven maanden voor illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

Tijdens de zitting op 27 oktober 2021 is de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces in Roemenië, maar dat hij op de hoogte was van de rechtszaak en dat zijn advocaat zijn verdediging heeft gevoerd. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, maar dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW wel van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon in Nederland een Belgische straf uitzit die langer is dan de in Roemenië opgelegde straf.

De rechtbank heeft besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf bevolen. De rechtbank heeft geen reden gezien om de zaak aan te houden, aangezien de procedure in Roemenië nog niet was gestart. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751837-21
RK nummer: 21/4814
Datum uitspraak: 10 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 mei 2021 door het Gerechtshof Mehedinti (Roemenië) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres:
[adres] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats] .
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 oktober 2021. Het verhoor heeft – via telehoren – plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.G.A. Aben, advocaat te Eindhoven.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van het gerechtshof Mehedinti van 27 januari 2021 (met dossier nummer 2019/101/2019), definitief geworden bij arrest van het Hof van Beroep Craiova van 28 april 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zeven maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
De rechtbank stelt echter vast dat de situatie als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b OLW zich voordoet. In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en dat een door hem gemachtigd advocaat zijn verdediging heeft gevoerd tijdens de terechtzitting, zowel in eerste aanleg als voor het hof van beroep. Voor zover de zaak ook in hoger beroep ten gronde is behandeld, geldt aldus dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing is.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De raadsvrouw heeft om aanhouding verzocht in afwachting van een nog in gang te zetten procedure in Roemenië. Nu de opgeëiste persoon in Nederland een Belgische straf uitzit die langer is dan de in Roemenië opgelegde straf, bestaat in Roemenië de mogelijkheid dat de Roemeense straf wordt kwijtgescholden. De raadsvrouw heeft contact gehad met meerdere Roemeense advocaten die het bestaan van een dergelijke procedure in Roemenië hebben bevestigd maar de procedure is nog niet gestart omdat de behandelende Roemeense advocaat in coma ligt. Inmiddels is er contact gelegd met een nieuwe advocaat om de procedure te starten.
De officier van justitie heeft zich tegen het aanhoudingsverzoek verzet, nu niet vooruit kan worden gelopen op de uitkomst van een mogelijk nog te starten procedure.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Roemenië
opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Uit de Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.
De rechtbank ziet, mede gelet op de wettelijke beslistermijn, geen reden tot aanhouding nu de gestelde Roemeense procedure nog niet is gestart en die procedure (volgens de raadsvrouw) een aantal maanden zou duren. De rechtbank merkt op dat, indien de Roemeense procedure tot strafvermindering of kwijtschelding leidt, aansluiting kan worden gezocht bij artikel 19, eerste lid Kaderbesluit 2008/909/JBZ. De bepalingen van Kaderbesluit 2008/909/JBZ, voor zover verenigbaar met Kaderbesluit 2002/584/JBZ, zijn van overeenkomstige toepassing op de tenuitvoerlegging van een arrest wanneer uitvoering is gegeven aan artikel 4, punt 6, Kaderbesluit 2002/584/JBZ (artikel 25 Kaderbesluit 2008/909/JBZ). Bij overeenkomstige toepassing van artikel 13 Kaderbesluit 2008/909/JBZ, kan het EAB niet meer worden ingetrokken wanneer de tenuitvoerlegging van de straf reeds is aangevangen. Gedurende tenuitvoerlegging bestaat echter op grond van artikel 19, eerste lid Kaderbesluit 2008/909/JBZ wel de mogelijkheid van (gedeeltelijke) gratie.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, dient de overlevering te worden geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 3, 10 en 11 Opiumwet en 2, 5, 6a en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Gerechtshof Mehedinti (Roemenië).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.