Op 24 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Freiburg in Duitsland. De zaak betreft de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering is ingediend op 30 september 2021 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is. De opgeëiste persoon heeft de Egyptische nationaliteit en zijn identiteit is ter zitting bevestigd. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren kan worden opgelegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, aangezien de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onder de lijst van bijlage 1 van de OLW vallen.
De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen door de voorzitter mr. C. Klomp en de rechters mrs. J.P.W. Helmonds en D. Hein, en is uitgesproken in de openbare zitting. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, van de OLW.