Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Kantongerecht Bochum in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 27 september 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1981, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. L. de Leon, en een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldde een aanhoudingsbevel van het Kantongerecht Bochum van 18 december 2019, met betrekking tot strafbare feiten die volgens Duits recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW), specifiek onder nummer 26, dat betrekking heeft op handel in gestolen voertuigen. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden waren.
De beslissing om de overlevering toe te staan werd genomen door de voorzitter mr. C. Klomp, samen met de rechters mrs. J.P.W. Helmonds en D. Hein. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. K. Spanjaart. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.