ECLI:NL:RBAMS:2021:6802

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
13/707154-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na weigering van overlevering in de overleveringsprocedure

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 18 november 2021, is een verzoek tot schadevergoeding behandeld dat was ingediend door verzoeker, geboren in [land van herkomst] op [geboortedag] 1985. Het verzoek was gericht op vergoeding van schade die verzoeker had geleden als gevolg van zijn vrijheidsbeneming in het kader van een overleveringsprocedure, die eindigde met de weigering van zijn overlevering door de Internationale Rechtshulpkamer op 18 februari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ontvankelijk zijn, en heeft de verzoeker en de officier van justitie gehoord in een openbare zitting op 4 november 2021. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat er voldoende gronden van billijkheid aanwezig waren om de schadevergoeding toe te kennen. Uiteindelijk is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 7.200,- voor de vrijheidsbeneming, € 17.904,45 voor de kosten van rechtsbijstand, en € 550,- voor de proceskosten. De totale schadevergoeding bedraagt daarmee € 25.654,45. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters, en verzoeker heeft het recht om binnen een maand na betekening van deze beschikking hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/707154-12
RK nummers: 20/2018 en 20/2019
BESCHIKKING
Op de verzoeken tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1985,
te dezen domicilie kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. R. Malewicz, [domicilie adres] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesgang

Bij schriftelijke verzoeken, bij de rechtbank ingediend op 21 april 2020, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en van de kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure, die is geëindigd met de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank te Amsterdam (hierna: IRK) van
18 februari 2020 tot weigering van de overlevering van verzoeker.
De rechtbank heeft op 14 oktober 2021 in openbare raadkamer, het verzoek van de officier van justitie tot aanhouding van de behandeling gehonoreerd. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot 4 november 2021 te 14.30 uur, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de behandeling van de verzoeken terdege voor te bereiden.
De behandeling ter zitting van het verzoek tot schadevergoeding is hervat op 4 november 2021. De rechtbank heeft de raadsman van verzoeker, R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, in openbare raadkamer gehoord.
De verzoeken zijn tijdig ingediend en (mede daarom) ontvankelijk.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
- Bij vonnis van 23 juni 2010 van
the Lublin Provincial Court(Polen), met zaaknummer IV K 108/10 is verzoeker veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 6 jaar;
- Op 18 januari 2011 is door
the Lublin Provincial Court(Polen), een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker naar Polen, in verband met de tenuitvoerlegging van het resterende deel voornoemde straf, te weten 3 jaar;
- Op 26 april 2016 is verzoeker aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
- Op 22 juli 2016 is de overleveringsdetentie van verzoeker met ingang van 25 juli 2016, onder voorwaarden, geschorst door de rechtbank;
- Op vordering van de officier van justitie van 28 april 2016 is het overleveringsverzoek behandeld op de zitting van 23 juni 2016;
- Bij uitspraak van deze rechtbank (Internationale Rechtshulpkamer) van 18 februari 2020 is de overlevering geweigerd op basis van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Daarbij is de geschorste overleveringsdetentie opgeheven.

3.Verzoeken

De raadsman heeft de verzoeken ter zitting gematigd en deze strekken thans tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 7.200,--
€ 7.200,--voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
90 dagen Huis van Bewaring 90 x € 80,- = € 7.200,-;
- € 17.904,45, --
€ 17.904,45,
--voor de kosten die zijn gemaakt in verband met rechtsbijstand;
- € 550,--
€ 550,--voor de kosten die zijn gemaakt in verband met het opstellen, indienen en de inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift.
De raadsman heeft ter zitting de verzoeken nader toegelicht. Hij heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verzoeker schadevergoeding ex artikel 67 van de OLW toekomt, omdat zijn overlevering is geweigerd.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzochte bedrag.

5.Toetsingskader

Artikel 67 OLW correspondeert met artikel 59 Uitleveringswet (UW). Artikel 67, eerste lid, OLW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de opgeëiste persoon hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming bevolen krachtens de OLW. Daarvoor is vereist dat zijn overlevering is geweigerd. Artikel 533, derde, vierde en zesde lid, Sv en de artikelen 534, 535 en 536 Sv zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
In de gevallen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, OLW zijn de artikelen 529 en 530 Sv van overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zo bepaalt artikel 67, tweede lid, OLW.
Op grond van artikel 534, eerste lid, Sv kent de rechtbank een vergoeding voor schade, geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en rechtsbijstand, toe, indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.

6.Oordeel van de rechtbank

Gelet op voormeld toetsingskader is toekenning van schadevergoeding, zoals verzocht door verzoeker mogelijk, omdat de verzochte overlevering is geweigerd.
Nu voldoende gronden van billijkheid aanwezig zijn en de officier van justitie zich niet tegen het verzochte bedrag heeft verzet, zal de rechtbank € 7.200,- toewijzen voor de ondergane overleveringsdetentie, € 17.904,45,- voor de kosten van rechtsbijstand en € 550,- voor de proceskosten.

7.Beslissing

De rechtbank
WIJST TOEde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
  • € 7.200, -vanwege vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure en
  • € 17.904,45,- vanwege de kosten die in de overleveringsprocedure zijn gemaakt in verband met rechtsbijstand en
- € 550, -
€ 550, -voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en de inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift zijn gemaakt.
Deze beslissing is gegeven op 18 november 2021 en in het openbaar uitgesproken door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van €
25.654,45,-
(vijfentwintigduizendzeshonderdvierenvijftig euro en vijfenveertig cent)op
IBAN/rekeningnummer
[rekeningnummer] ,
ten name van
[naam rekeninghouder] ,
onder vermelding van
vergoeding 67 OLW, 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker] (verzoeker).
Aldus gedaan op 18 november 2021
door mr. M. van Mourik, voorzitter.