Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Beoordeling van de zaak
4.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
5.Beslissing
[verdachte], daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het veroorzaken van een ontploffing met vuurwerk, bedreiging en vernieling. De feiten vonden plaats op 7 augustus 2021 in Uithoorn, waar de verdachte een Cobra 6 vuurwerk aan een medeverdachte had gegeven. De medeverdachte stak het vuurwerk af bij de woning van een vriend, wat leidde tot schade aan de woning en een aangifte van de benadeelde partij, Woningstichting Eigen Haard.
Tijdens de zitting op 12 november 2021 heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte medeplichtig was aan de gepleegde feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte en het afsteken van het vuurwerk niet goedkeurde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor het opzet van de verdachte op de strafbare feiten die door de medeverdachte zijn gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij de aanmerkelijke kans op de ontploffing had aanvaard, omdat hij niet wist dat de medeverdachte de Cobra 6 bij de woning zou afsteken.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op enige wijze medeplichtig was aan de ontploffing, bedreiging of vernieling. Ook het bezit van de Cobra 6 als wapen kon niet worden bewezen, omdat niet kon worden aangetoond dat het vuurwerk bestemd was voor het treffen van personen of zaken. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking had.