ECLI:NL:RBAMS:2021:6712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
C/13/709022 / JE RK 21-879 II
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 november 2021 een beschikking gegeven over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van 29 oktober 2021, waarin de minderjarige voorlopig onder toezicht was gesteld. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling van het verzoek voortgezet, waarbij de moeder niet aanwezig was en de vader verklaarde dat de moeder ziek was. De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met de minderjarige gesproken en heeft de standpunten van de betrokken partijen gehoord, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS).

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedsituatie zorgelijk is, met een vervuilde woning en een onveilige leefomgeving voor de minderjarige. Ondanks de bereidheid van de ouders om hulp te accepteren, is het hen niet gelukt om een veilige situatie te creëren. De minderjarige heeft aangegeven graag bij haar ouders te willen blijven, maar ook dat zij wil dat haar moeder hulp krijgt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is om de minderjarige uit de thuissituatie te halen om haar welzijn te waarborgen.

De beschikking verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening, met ingang van de datum van de uitspraak. De kinderrechter benadrukt dat deze beslissing verdrietig is voor zowel de minderjarige als haar ouders, maar noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind. De ouders krijgen de kans om met hulpverlening aan hun problemen te werken, terwijl de minderjarige in een veilige omgeving verblijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/709022 / JE RK 21-879
Datum uitspraak: 4 november 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM,

wonende te Amsterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,

[de moeder] , wonende te [woonplaats] , is de moeder.

[de vader] , wonende te [woonplaats] , is de vader.

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan: de moeder, de vader en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 29 oktober 2021, hersteld bij beschikking van 4 november 2021, waarbij [minderjarige] voorlopig onder toezicht is gesteld tot 29 januari 2022 en het verzoek tot uithuisplaatsing is aangehouden tot 4 november 2021.
Op 4 november 2021 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling, van het verzoek tot verlenen van een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, met gesloten deuren voortgezet.
Verschenen zijn:
  • de vader;
  • mevrouw [naam 1] , namens de Raad;
  • mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] , namens de WSS;
  • mevrouw [naam 4] , namens Families First (hierna: FF).
De moeder is niet verschenen. De vader heeft gezegd dat de moeder ziek op bed ligt.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting apart met [minderjarige] gesproken.

De standpunten

FF heeft gezegd dat het zelden voorkomt dat een opdracht wordt teruggeven, maar dat in dit gezin de situatie te zorgelijk was. Het huis is zo vervuild dat sprake is van een mensonwaardige situatie. De ouders willen wel meewerken in het belang van [minderjarige] , maar het lukt ze niet.
De WSS heeft naar voren gebracht dat alle mogelijke hulpverlening is ingezet, maar dat het de ouders niet lukt om een veilige leefomgeving voor [minderjarige] te creëren. Daarom is nu een tijdelijke uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk.
De Raad heeft het verzoek om een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een pleeggezin te plaatsen gehandhaafd.
De vader heeft gezegd dat hij de zorgen wat overdreven vindt, maar dat hij wel alle hulp wil aanpakken. Hij heeft alles over voor [minderjarige] en de moeder.
[minderjarige] heeft verteld dat zij graag bij haar ouders wil blijven wonen. Wel wil zij dat haar moeder hulp krijgt. Zij gaat graag naar school.

De beoordeling

Op 29 oktober 2021 heeft de kinderrechter besloten om (nog) niet over te gaan tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . Inmiddels heeft zij [minderjarige] zelf gesproken. Het is een lief meisje dat graag naar school gaat en aan marionetten doet. Het viel de kinderrechter wel op dat [minderjarige] niet fris rook. Dit bevestigt de zorgen over haar hygiëne en persoonlijke voorzorging. Daarnaast is gebleken dat [minderjarige] ook de afgelopen week niet iedere dag naar school is gegaan, terwijl zij daar graag is. Zo is zij een dag thuis gebleven omdat haar moeder onwel werd en [minderjarige] zich zorgen over haar moeder maakte. Gebleken is dat [minderjarige] zich langere tijd onveilig in de woning heeft gevoeld door het verblijf van een buurvrouw, die weer ruzie maakte met haar ex-vriend. De vader heeft gezegd dat die vrouw een jaar in huis heeft ingewoond. [minderjarige] heeft vaak lichamelijke klachten en zou gezegd hebben ‘ziek van ellende’ te zijn. [minderjarige] heeft inmiddels een forse leerachterstand op school opgelopen.
Mede door de aanvullingen van de Raad, de WSS en FF over de opvoedsituatie, ziet de kinderrechter geen andere mogelijkheid dan het verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing toe te wijzen, nu dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b Burgerlijk Wetboek. Dit is verdrietig voor zowel [minderjarige] als haar ouders.
Zoals ook in de vorige beschikking genoemd twijfelt de kinderrechter niet aan de liefde die de ouders voor [minderjarige] hebben, maar zijn zij onmachtig om haar thuis een veilige plek te bieden. Het is daarom noodzakelijk dat [minderjarige] nu uit die thuissituatie wordt gehaald. Zo wordt gewaarborgd dat zij voldoende te eten krijgt, in een gezonde leefomgeving verblijft, er aandacht is voor haar persoonlijke verzorging, zij iedere dag naar school kan gaan en niet wordt belast met volwassenproblematiek.
Ondertussen kan de hulpverlening de ouders gaan ondersteunen bij het werken aan hun problemen. De moeder lijkt overbelast te zijn en de vader is herstellende van een TIA en woont nu weer thuis. Het huis dient grondig gesaneerd te worden en de ouders moeten beslissen of zij bij elkaar willen blijven.
Vervolgens kan worden beoordeeld of en onder welke voorwaarden [minderjarige] weer bij haar ouders kan gaan wonen.

De beslissing

De kinderrechter:
- verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van heden
tot 29 januari 2022;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2021 door mr. E.M. Devis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 11 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.