ECLI:NL:RBAMS:2021:6710

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
C/13/708482 / JE RK 21-837
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1]. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) had verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat er zorgen waren over het contact tussen [minderjarige 1] en zijn moeder, die belangrijk is voor zijn ontwikkeling. De vader van [minderjarige 1] was wantrouwend tegenover de familie van de moeder en sloot hen buiten, wat de WSS als een probleem beschouwde. De Raad voor de Kinderbescherming heeft echter aangegeven dat er geen noodzaak was voor verlenging van de ondertoezichtstelling.

Tijdens de mondelinge behandeling waren zowel de vader als de moeder aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De moeder pleitte voor toewijzing van het verzoek, terwijl de vader zich aansloot bij het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming en het verzoek afwees. De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende gronden waren om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter wees het verzoek af, met de overweging dat de hulpverlening in het gezin bij de vader voldoende zicht biedt op de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De kinderrechter hoopt dat de vader de relatie met de familie van de moeder kan herstellen, maar oordeelt dat de huidige omstandigheden geen verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en de kinderrechter heeft de verzoekers en belanghebbenden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/708482 / JE RK 21-837
Datum uitspraak: 29 oktober 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

locatie Amsterdam, hierna te noemen: de WSS,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

mw. [de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Akkas

dhr. [de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
advocaat: mr. J.M. Kers

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de WSS van 30 september 2021;
- de beschikking van 30 september 2021;
- het aanvullend verzoekschrift met bijlagen van 19 oktober 2021;
- het verweerschrift van de vader, ingediend door mr. Kers op 28 oktober 2021.
Op 29 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. Kers;
- de moeder, bijgestaan door mr. Akkas;
- mevrouw [naam 1] , namens de WSS.
In de zaal zijn tevens aanwezig de zus van moeder (mw [naam 2] ) en de zwager (dhr Gort ).
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] woont bij de vader.
Bij beschikking van 2 oktober 2020 is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 2 oktober 2021. Op 30 september 2021 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 2 november 2021.

Het verzoek

De WSS verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen met zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De WSS heeft naar voren gebracht dat er zicht moet blijven op [minderjarige 1] om ervoor te zorgen dat hij voldoende contact met moeder en haar familie houdt. De vader is wantrouwend naar hen toe en sluit hen buiten. Omdat het niet zeker is of in de toekomst - via de ondertoezichtstelling van (half)broer [minderjarige 2] - zicht blijft op het gezin bij vader, is ook een afzonderlijke maatregel nodig voor [minderjarige 1] .
De Raad voor de Kinderbescherming heeft schriftelijk aan de WSS kenbaar gemaakt dat die geen verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] noodzakelijk acht.
De moeder heeft zich, mede bij monde van haar advocaat, op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden toegewezen. Er moet nog verder gewerkt worden aan het doel dat er contact blijft tussen [minderjarige 1] en de moeder en haar familie. Die familie is belangrijk voor moeder, omdat die haar ondersteunt. Het lijkt erop dat de aanwezigheid van de maatregel ervoor zorgt dat vader een positievere houding richting moeder heeft, daarom moet de ondertoezichtstelling verlengd worden.
De vader heeft zich, mede bij monde van zijn advocaat, op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen. Hij sluit zich aan bij het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming. Vader onderhoudt contact met de moeder en wil dat zij een belangrijke rol in het leven van [minderjarige 1] blijft spelen. Hij heeft er wel moeite mee dat de familie van de moeder zich bij herhaling negatief over hem uitlaat en moeder daarin lijkt te beïnvloeden. De zorgen zijn minder geworden en er blijft zicht op het gezin in verband met de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] .

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet langer wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter ziet dat sprake is van een complex systeem, waarbij de vader de dagelijkse zorg over zowel [minderjarige 1] als diens oudere halfbroer [minderjarige 2] heeft en de moeder kampt met de gevolgen van haar herseninfarct. Zij is afhankelijk van de ondersteuning van haar familie, waarvan de vader vindt dat die de moeder teveel beïnvloedt en negatief over vader is.
De kinderrechter is het echter met de Raad voor de Kinderbescherming eens dat er onvoldoende gronden zijn om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen. De eventuele bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige 1] door het onvoldoende contact hebben met de moeder en haar familie, kan worden afgewend door de aanwezigheid van de hulpverlening in het gezin bij vader in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] . De kinderrechter wil de vader daarmee het vertrouwen geven om zonder maatregel verder te gaan en hoopt dat hij – hoewel handelend uit bescherming voor [minderjarige 1] – de relatie met moeders familie kan herstellen. Zeker nu is gebleken dat het niet is gelukt om een onafhankelijke hulpverlener of vriendin voor moeder te regelen om bij bepaalde afspraken aanwezig te zijn, zou vader er goed aan doen de aanwezigheid van moeders familie (op de achtergrond) bij die afspraken te accepteren. Dat de vader daar op dit moment nog moeite mee heeft rechtvaardigt evenwel nog niet een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] .
De kinderrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M. Devis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. P. Tanis, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 11 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.