In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1]. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) had verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat er zorgen waren over het contact tussen [minderjarige 1] en zijn moeder, die belangrijk is voor zijn ontwikkeling. De vader van [minderjarige 1] was wantrouwend tegenover de familie van de moeder en sloot hen buiten, wat de WSS als een probleem beschouwde. De Raad voor de Kinderbescherming heeft echter aangegeven dat er geen noodzaak was voor verlenging van de ondertoezichtstelling.
Tijdens de mondelinge behandeling waren zowel de vader als de moeder aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De moeder pleitte voor toewijzing van het verzoek, terwijl de vader zich aansloot bij het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming en het verzoek afwees. De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende gronden waren om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter wees het verzoek af, met de overweging dat de hulpverlening in het gezin bij de vader voldoende zicht biedt op de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De kinderrechter hoopt dat de vader de relatie met de familie van de moeder kan herstellen, maar oordeelt dat de huidige omstandigheden geen verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de kinderrechter heeft de verzoekers en belanghebbenden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.