ECLI:NL:RBAMS:2021:6694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
13.110248.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op parfumerie met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van een gewapende overval op een parfumerie in Amsterdam op 22 april 2021. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 14 oktober 2021, waarbij de officier van justitie, mr. R. Zetsma, de vordering heeft ingediend. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Ben Tarraf. Tijdens de overval heeft de verdachte samen met anderen een geldbedrag en parfum gestolen, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen en een machete zijn gebruikt tegen de benadeelde partijen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de overval, die goed was voorbereid en waarbij de verdachte een actieve rol speelde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met geweld en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 160 dagen opgelegd, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals het volgen van onderwijs en het meewerken aan hulpverleningstrajecten. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zijn toegewezen, maar de vordering van de parfumerie is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.110248.21
Datum uitspraak: 28 oktober 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Zetsma en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ben Tarraf, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat naar voren is gebracht door de vader van verdachte, [medewerker Raad voor de Kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en [medewerker Jeugdbescherming] , namens Jeugdbescherming [regio jeugdbescherming] (hierna: JBRA).
Tevens zijn de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , in het bijzijn van familie, ter zitting verschenen. Zij worden bijgestaan door [medewerker Slachtofferhulp] van Slachtofferhulp.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1.
op of omstreeks 22 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of een hoeveelheid parfum (onder meer: Dior en Chanel), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan parfumerie [winkel (benadeelde partij 3)] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een (vuur)wapen en/of een machete en/of mes op voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] af te rennen en/of
- met een (vuur)wapen en/of een machete en/of mes om voornoemde [benadeelde partij 1] heen te gaan staan en/of
- een (vuur)wapen op/tegen het hoofd en/of de rug van voornoemde [benadeelde partij 1] te zetten en/of
- voornoemde [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen in de hals/nek en/of de zij, althans tegen het lichaam, te duwen/houden en/of
- een (vuur)wapen op voornoemde [benadeelde partij 1] te richten/houden en/of (vervolgens) (constant) tegen voornoemde [benadeelde partij 1] te schreeuwen/roepen dat zij hem, verdachte en/of zijn mededader(s), naar de kluis moest brengen en/of (vervolgens)
- voornoemde [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen op/tegen het hoofd te slaan.
2.
op of omstreeks 22 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Heckler & Koch, model P-30, kaliber 9mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een
hoeveelheid patronen, van het merk Pbjeda, kaliber 9mm knal, voorhanden heeft gehad.
3.
op of omstreeks 22 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten en machete, voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale bewezenverklaring van de diefstal met (bedreiging van) geweld in vereniging gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de gewapende overval op de [winkel (benadeelde partij 3)] .
De rechtbank weegt hierin de processen-verbaal van aangiftes van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] mee, als ook de verschillende processen-verbaal van bevindingen betreffende onder meer de gekozen vluchtroutes, het aantreffen van de door verdachte en zijn medeverdachten gebruikte kleding en bivakmutsen, de op deze vluchtroutes aangetroffen wapens, de camerabeelden, de op de telefoons van de medeverdachten aangetroffen informatie over hoe zij op de plek van de overval moesten komen, de verschillende getuigenverklaringen, de verklaringen van de medeverdachten en de bekennende verklaringen van verdachte zoals hij die bij de rechter commissaris op 26 april 2021 en ook ter terechtzitting heeft afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de voorgaande bewijsmiddelen duidelijk blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten bij de uitvoering van het misdrijf. De overval was goed voorbereid waarbij onder meer de omgeving van de [winkel (benadeelde partij 3)] is verkend, wapens zijn georganiseerd en is gesproken over de verdeling van de buit/ beloning. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich volgens afspraak voorafgaand en na de overval in de box verzameld. Op de dag van de overval hebben verdachte en zijn medeverdachten op een bepaalde tijd afgesproken in de box, zij hebben zich daar omgekleed, bivakmutsen opgedaan, wapens onderling verdeeld en hebben vervolgens gezamenlijk de overval gepleegd. Tijdens de overval had iedereen een eigen rol, iedereen wist wat hij moest doen. Verdachte was daarbij de persoon met de machete die tassen heeft gevuld met de parfumflesjes. Na afloop van de overval zijn verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk weggerend en teruggegaan naar de box.
4.2
Feit 2 en feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van deze feiten gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in vereniging voorhanden hebben van het pistool (met bijbehorende munitie) en de machete, zoals onder de feiten 2 en 3 ten laste zijn gelegd, wettig en overtuigend bewezen. Tijdens de overval was het verdachte die de machete in zijn handen vast had. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de box de keuze kreeg om een vuurwapen of de machete mee te nemen. Verdachte heeft gekozen voor de machete.
Hij heeft ook gezien dat het vuurwapen door een andere medeverdachte werd meegenomen en in de [winkel (benadeelde partij 3)] is gebruikt ter afschrikking. Nu sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij de overval zijn verdachte en zijn medeverdachten ook over en weer verantwoordelijk voor het voorhanden hebben van het vuurwapen en de machete.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 22 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag en een hoeveelheid parfum, onder meer: Dior en Chanel, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan parfumerie [winkel (benadeelde partij 3)] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een vuurwapen en een machete op voornoemde [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] af te rennen en
- met een vuurwapen en een machete om voornoemde [benadeelde partij 1] heen te gaan staan en
- een vuurwapen tegen het hoofd en de rug van voornoemde [benadeelde partij 1] te zetten en
- voornoemde [benadeelde partij 1] met een vuurwapen in de nek en de zij te duwen en
- een vuurwapen op voornoemde [benadeelde partij 1] te richten en constant tegen voornoemde [benadeelde partij 1] te roepen dat zij hem, verdachte en zijn mededaders, naar de kluis moest brengen en
- voornoemde [benadeelde partij 1] meermalen met een vuurwapen op en tegen het hoofd te slaan.
2.
op 22 april 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Heckler & Koch, model P-30, kaliber 9mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid patronen, van het merk Pbjeda, kaliber 9mm knal, voorhanden heeft gehad.
3.
op 22 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, terwijl hij en zijn mededaders de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten en machete, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de voornoemde tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de maatregelen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 160 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan IFA of soortgelijk hulpverleningstraject;
- volgens rooster naar school gaat;
- meewerkt aan een zinvolle vrijetijdsbesteding;
- geen contact heeft met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag medeverdachte 1] 2003, [medeverdachte 2]
,geboren te [geboorteplaats medeverdachte 2] op [geboortedag medeverdachte 2] 2005, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag medeverdachte 3] 2005, voor de duur van twaalf maanden en de slachtoffers [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedag benadeelde partij 1] 1996 en [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedag benadeelde partij 2] 1999;
waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming [regio jeugdbescherming] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, en de leerstraf So-Cool Regulier voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie gevorderd.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, nu dit feit een overtreding betreft, artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dient te worden toegepast.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige winkeloverval met als enig doel om snel geld te “verdienen”. Waar dat geld voor gebruikt zou worden is onduidelijk gebleven. Vaststaat in ieder geval dat het handelen van verdachten excessief is geweest. Dit misdrijf heeft een grote impact gehad op de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Slachtoffer [benadeelde partij 1] heeft in haar slachtofferverklaring verklaard dat de overval haar leven heeft veranderd. Er is nog geen dag geweest waarop zij niet aan de overval heeft gedacht. Ondanks de ingeschakelde ondersteuning lukt het [benadeelde partij 1] niet om van de somberheid, paniek en stress af te komen. Zij vindt het moeilijk om mensen te vertrouwen en haar gevoel van rust en veiligheid is helemaal weg.
Slachtoffer [benadeelde partij 2] heeft in haar slachtofferverklaring aangegeven dat de angst ook bij haar diep zit en daarbij voelt zij zich erg schuldig tegenover haar collega [benadeelde partij 1] , omdat zij haar niet heeft kunnen helpen. Haar vertrouwen in de mensheid is weg, zij heeft veel paniekaanvallen. Dit alles belemmert haar in het doen van haar werk en heeft ook invloed op haar dagelijkse leven.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een gaspistool met munitie en van een machete. Ook deze feiten rekent de rechtbank verdachte aan. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en versterkt bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dat die risico’s zich daadwerkelijk voordoen blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij wapens worden gebruikt en waarbij (dodelijke) slachtoffers moeten worden betreurd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van wapens streng moet worden opgetreden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 13 oktober 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt waaronder:
- de rapportage Pro Justitia opgemaakt door [naam psycholoog] , GZ-psycholoog, van 20 september 2021;
  • de rapportage en het advies van de Raad van 12 oktober 2021;
  • de rapportage en het advies van JBRA van 13 oktober 2021.
De psycholoogconcludeert dat er geen sprake is van een ziekelijke stoornis, noch van een verstandelijke beperking. Het risico op recidive wordt als laag tot matig ingeschat.
Ouders hebben het gedrag van [verdachte] afgekeurd en bieden hem ondersteuning en begeleiding. [verdachte] functioneert naar behoren op school en wordt ook daar ondersteund.
Er is geen zicht gekomen op de rol van [verdachte] in groepsverband vanwege het gebrek aan informatie van informanten. Ouders zijn betrokken bij de ontwikkeling van [verdachte] en hanteren vaste regels en structuur binnen de thuissituatie.
Gezien de afwezigheid van pathologie en de lage kans op recidive wordt een (forensische) behandeling niet nodig geacht. Wel wordt gedacht dat [verdachte] kan profiteren van begeleiding, waarbij er met [verdachte] gesproken wordt over zijn rol binnen groepen, zijn sociale weerbaarheid en de functie die het bij zich dragen van messen mogelijk voor hem heeft. Hiervoor kan de Tools4U sociale vaardigheidstraining worden ingezet als leerstraf.
Bovenstaande kan gerealiseerd worden binnen de jeugdreclasseringsmaatregel.
Er is geen zicht gekomen op het functioneren van [verdachte] in sociale situaties en groepen, buiten het gezin. Er is geen toestemming verleend voor contact met informanten.
De Raadconcludeert dat uit het onderzoek zowel beschermende als risicofactoren naar voren komen. Uit het eerdere raadsonderzoek dat dateert van 25 april 2021 en uit de
rapportage van het NIFP van 20 september 2021 blijkt dat [verdachte] opgroeit bij gescheiden ouders die beiden betrokken zijn in het leven van [verdachte] . Hij volgt onderwijs op [naam school] en zijn schoolgang verloopt positief.
De Raad ziet tevens risicofactoren ten aanzien van de kans op recidive. Uit het onderzoek van het NIFP komt naar voren dat [verdachte] functioneert op laag begaafd/ moeilijk leren niveau (TIQ:77; 95% betrouwbaarheidsinterval 72-84). [verdachte] beschikt over zwakkere verbale cognitieve capaciteiten welke het hem bemoeilijken zich uit te spreken naar anderen en om goed na te denken over de consequenties van zijn gedrag.
De Raad adviseert conform het NIFP een taakstraf in de vorm van een werkstraf en leerstraf. Anders dan het advies vanuit het NIFP (Tools4U) adviseert de Raad de gedragsinterventie SoCool. De Raad vindt de SoCool passender, gelet op het IQ van [verdachte] . Daarnaast adviseert de Raad Toezicht en Begeleiding. Binnen de T&B acht de Raad het van belang dat er gemonitord wordt hoe het met [verdachte] gaat op school, in contact met leeftijdsgenoten en of het hem lukt om niet meer in aanraking te komen met de
politie. Uit huidig onderzoek komt naar voren dat het IFA-traject moeizaam verloopt. De Raad acht het echter van belang dat er aandacht is voor een uitgebreide delictanalyse, daar het opvallend is dat [verdachte] , een jongen van 15 die niet eerder met justitie in aanraking is gekomen, van een dusdanig ernstig feit wordt verdacht. Het is van belang dat er wordt gesproken over de beweegredenen van [verdachte] om de overval te plegen en hoe hij kan voorkomen dat het nogmaals gebeurt.
De Raad heeft ter terechtzitting geadviseerd om naast de eerder genoemde werkstraf en leerstraf aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- meewerken aan IFA of soortgelijk hulpverleningstraject;
- volgens rooster naar school gaan;
- meewerken aan een zinvolle vrijetijdsbesteding;
- een contactverbod met de slachtoffers en de medeverdachten;
- een locatieverbod voor de [winkel (benadeelde partij 3)] vestiging in [locatie] .
JBRAsluit zich aan bij het advies van de Raad. De schorsing van [verdachte] is door inzet van ouders en [verdachte] soepel verlopen. Het IFA traject is nog niet goed van de grond gekomen.
IFA heeft nog geen delictanalyse en analyse van het netwerk kunnen doen met [verdachte] . Het is daarvoor belangrijk dat [verdachte] zich bewust wordt van de leerdoelen die hij heeft.
JBRA adviseert het IFA traject door te zetten. Het leerproces van [verdachte] moet nog verder worden ontwikkeld. Het is van belang dat hij inzicht geeft in de keuzes die hij maakt waardoor hij zelf op termijn ook inzicht krijgt in zijn eigen handelen.
Alles afwegende en de adviezen in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in een locatieverbod zoals door de Raad is verzocht, nu verdachte zich in zijn dagelijks leven niet of nauwelijks in [locatie] begeeft.
De rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van feit 3, dat een overtreding betreft, artikel 9a van het wetboek van Strafrecht toe te passen, omdat de feiten gezamenlijk ten laste zijn gelegd en er een straf voor alle bewezenverklaarde feiten wordt opgelegd, waaronder een taakstraf.

10.Beslag

De rechtbank bepaalt, conform de eis van de officier van justitie, dat wordt:
verbeurd verklaard:
1. STK Masker (Omschrijving: g6049518)
1. STK Masker (Omschrijving: g6049587)
1. STK Tas (Omschrijving: g6049633, wit grijs)
1. STK Tas (Omschrijving: g 6049635, groen)
1. STK Schoenen (Omschrijving: g6049639, zwart, merk: nike)
1. STK Rugzak (Omschrijving: g6049657)
1. STK Broek (Omschrijving: g6067225)
2 STK Schoenen (Omschrijving: g6067226)
1. STK Trui (Omschrijving: g6067227)
1. STK Trui (Omschrijving: h6067228)
1. STK Rugzak (Omschrijving: g6051544, zwart, merk: nike)
1. STK Muts (Omschrijving: g6051545)
bewaard ten behoeve van de rechthebbende:
1. STK GSM (Omschrijving: G6049561, IPHONE 8)
onttrokken aan het verkeer:
1. STK Steekwapen (Omschrijving: g6049602)
1. STK Pistool (Omschrijving: g6049642, Heckler & Koch)
1. DV Patroon (Omschrijving: g6049645)

11.Vorderingen benadeelde partij

11.1
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade. Dit bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade.
De officier van justitie en de raadsman hebben verzocht om aansluiting te zoeken bij het bedrag van € 1.500,- dat in de zaken van de medeverdachten aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is toegewezen. De raadsman betwist de stelling dat de hoogte van de vordering wordt ondersteund door de in de vordering aangehaalde uitspraken. In andere zaken zijn voor vergelijkbare gevallen lagere bedragen toegewezen, zoals bijvoorbeeld € 750,-.
De rechtbank stelt op basis van de schriftelijke en mondelinge toelichting van de benadeelde partij ter zitting vast dat verdachte samen met anderen de benadeelde partij [benadeelde partij 1] immateriële schade heeft toegebracht.
De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd gesteld dat zij in haar persoonlijke levenssfeer is aangetast en dat zij hier tot op vandaag last van heeft. Uit de stukken volgt voldoende duidelijk dat deze overval een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest, waar zij ook professionele hulp voor nodig heeft gehad.
Gelet op vergelijkbare zaken ziet de rechtbank aanleiding om de hoogte van de vordering te matigen tot een bedrag van € 1.500,- en zij zal dat bedrag hoofdelijk toewijzen, met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald
11.2
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een bedrag van €1.500,- aan immateriële schade. Dit bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade.
De officier van justitie en de raadsman hebben verzocht om aansluiting te zoeken bij het bedrag van € 750,- dat in de zaken van de medeverdachten aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] is toegewezen. De raadsman betwist de stelling dat de hoogte van de vordering wordt ondersteund door de in de vordering aangehaalde uitspraken. In andere zaken zijn voor vergelijkbare gevallen lagere bedragen toegewezen, zoals bijvoorbeeld € 750,-.
De rechtbank stelt op basis van de schriftelijke en mondelinge toelichting van de benadeelde partij ter zitting vast dat verdachte samen met anderen de benadeelde partij [benadeelde partij 2] immateriële schade heeft toegebracht.
Uit de stukken volgt ook dat voldoende duidelijk dat deze overval een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest voor de benadeelde partij, waar zij ook professionele hulp voor nodig heeft gehad. Gelet op de positie van de benadeelde partij gedurende de overval, het feit dat zij niet in de winkel was toen deze werd gepleegd, alsmede gelet op vergelijkbare zaken, ziet de rechtbank aanleiding om de hoogte van de vordering te matigen tot een bedrag van € 750,- en zal dat bedrag hoofdelijk toewijzen, met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening., bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald
11.3
Ten aanzien van de benadeelde partij [winkel (benadeelde partij 3)]
De benadeelde partij [winkel (benadeelde partij 3)] vordert € 7.181,78 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is betwist door de raadsman. De bedragen in de vordering komen niet overeen met de bedragen die zijn genoemd in de aangifte. Uit het dossier blijkt dat de weggenomen parfumflesjes weer retour zijn gegaan naar de [winkel (benadeelde partij 3)] . Niet kan worden vastgesteld of en hoeveel parfumflesjes kapot zijn gegaan dan wel zodanig zijn beschadigd dat zij niet meer verkoopbaar zijn.
[winkel (benadeelde partij 3)] heeft er als B.V. kennelijk voor gekozen om bij calamiteiten niet alles maximaal te laten dekken door de verzekering. [winkel (benadeelde partij 3)] draait zodoende zelf op voor een resterend bedrag ten aanzien van nazorg van personeel. Dit bedrag aan kosten kan echter weer ten gunste van [winkel (benadeelde partij 3)] van de belasting worden afgetrokken.
Ten aanzien van de versterking van de beveiliging vraagt de raadsman zich af waarom zoveel uren beveiliging zijn ingezet en verzoekt hij het bedrag bij toewijzing te beperken tot de gemaakte kosten van extra beveiliging voor een dag.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De behandeling van de vordering levert ten aanzien van gevorderde schade goederen en nazorg een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering tegenover de betwisting door de raadsman onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde schade beveiliging is onvoldoende komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen geachte feit.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht 26, 54 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met een wapen van categorie III, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 3
Handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid van de Wet Wapens en Munitie, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 160 (honderdzestig) dagen
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 118 (honderdachttien) dagen van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd,tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren
onder
de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • meewerkt aan IFA of soortgelijk hulpverleningstraject;
  • volgens rooster naar school en/of stage gaat;
  • meewerkt aan een zinvolle vrijetijdsbesteding;
op geen enkele wijze contact heeft met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag medeverdachte 1] 2003 te [geboorteplaats medeverdachte 1] , [medeverdachte 2]
,geboren te [geboorteplaats medeverdachte 2] op [geboortedag medeverdachte 2] 2005, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag medeverdachte 2] 2005, voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 28 oktober 2022 en met de slachtoffers [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedag benadeelde partij 1] 1996 en [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedag benadeelde partij 2] 1999.
Van rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming [regio jeugdbescherming]tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie, bestaande uit:
-
een werkstraf voor de duur van 40 uren.Beveelt dat, als de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen; en
-
een leerstraf voor de duur van 40 uren, So-Cool Regulier. Beveelt dat, als de verdachte de leerstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
Verklaart verbeurd:
1. STK Masker (Omschrijving: g6049518)
1. STK Masker (Omschrijving: g6049587)
1. STK Tas (Omschrijving: g6049633, wit grijs)
1. STK Tas (Omschrijving: g 6049635, groen)
1. STK Schoenen (Omschrijving: g6049639, zwart, merk: nike)
1. STK Rugzak (Omschrijving: g6049657)
1. STK Broek (Omschrijving: g6067225)
2 STK Schoenen (Omschrijving: g6067226)
1. STK Trui (Omschrijving: g6067227)
1. STK Trui (Omschrijving: h6067228)
1. STK Rugzak (Omschrijving: g6051544, zwart, merk: nike)
1. STK Muts (Omschrijving: g6051545)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Steekwapen (Omschrijving: g6049602)
1. STK Pistool (Omschrijving: g6049642, Heckler & Koch)
1. DV Patroon (Omschrijving: g6049645)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. STK GSM (Omschrijving: G6049561, IPHONE 8)
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 1]toe tot een bedrag van €
1.500,00 (vijftienhonderd euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen de som van €
1.500,00 (vijftienhonderd euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]toe tot een bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , te betalen de som van €
750,00 (zevenhonderdvijftig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Verklaart
de benadeelde partij[winkel (benadeelde partij 3)]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van der Kaay, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.S. Dogan en M.R. Bruning, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nijland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2021.