In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en drugsmisdrijven. De verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 12 mei 2021 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, en de raadsman, mr. M. Hoevers, aanwezig waren. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: Zaak A betrof een diefstal met geweld op 17 september 2020, waarbij het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer], gewond raakte. Zaak B betrof het dealen en aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 29 april tot en met 7 mei 2020. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de drugsmisdrijven, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van deze feiten.
In Zaak A oordeelde de rechtbank dat de verdachte op 17 september 2020 in Amsterdam het slachtoffer had beroofd en daarbij geweld had gebruikt. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en de verklaring van de verdachte zelf. De verdachte had het slachtoffer met een mes verwond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij ten tijde van het delict leed aan een bipolaire stoornis en andere psychische problemen, die zijn handelen beïnvloedden. De rechtbank volgde de adviezen van de psychiater en psycholoog, die concludeerden dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was.
De rechtbank legde de tbs-maatregel met dwangverpleging op, omdat de verdachte een hoog recidiverisico had en behandeling noodzakelijk was voor de veiligheid van de samenleving. De rechtbank oordeelde dat de tbs-maatregel langer dan vier jaar kon duren, gezien de ernst van het feit en de psychische toestand van de verdachte. Daarnaast werd het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.