ECLI:NL:RBAMS:2021:6669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
13-233848-20 (zaak A) en 13-157441-20 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van tbs-maatregel na diefstal met geweld en vrijspraak van drugsmisdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en drugsmisdrijven. De verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 12 mei 2021 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, en de raadsman, mr. M. Hoevers, aanwezig waren. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: Zaak A betrof een diefstal met geweld op 17 september 2020, waarbij het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer], gewond raakte. Zaak B betrof het dealen en aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 29 april tot en met 7 mei 2020. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de drugsmisdrijven, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van deze feiten.

In Zaak A oordeelde de rechtbank dat de verdachte op 17 september 2020 in Amsterdam het slachtoffer had beroofd en daarbij geweld had gebruikt. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en de verklaring van de verdachte zelf. De verdachte had het slachtoffer met een mes verwond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij ten tijde van het delict leed aan een bipolaire stoornis en andere psychische problemen, die zijn handelen beïnvloedden. De rechtbank volgde de adviezen van de psychiater en psycholoog, die concludeerden dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was.

De rechtbank legde de tbs-maatregel met dwangverpleging op, omdat de verdachte een hoog recidiverisico had en behandeling noodzakelijk was voor de veiligheid van de samenleving. De rechtbank oordeelde dat de tbs-maatregel langer dan vier jaar kon duren, gezien de ernst van het feit en de psychische toestand van de verdachte. Daarnaast werd het in beslag genomen mes onttrokken aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/233848-20 (zaak A) en 13/157441-20 (zaak B)
Datum uitspraak: 12 mei 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Hoevers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak Aeen diefstal met geweld op 17 september 2020 te Amsterdam waarbij [slachtoffer] is gestoken en/of gesneden;
Zaak B
Feit 1: het dealen van cocaïne in de periode van 29 april 2020 tot en met 7 mei 2020 te Amsterdam;
Feit 2: het aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 29 april 2020 tot en met 7 mei 2020 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Vrijspraak zaak B feit 1 en feit 2
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is dat verdachte heeft gedeald in drugs of drugs aanwezig heeft gehad. Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen dat verdachte in die periode drugs heeft gebruikt (en dus aanwezig heeft gehad), maar er zijn geen drugs aangetroffen en inbeslaggenomen en om die reden kan niet worden vastgesteld dat het daadwerkelijk om cocaïne ging. Voor de verkoop van cocaïne door verdachte bevat het dossier daarnaast onvoldoende bewijs. Gelet op het vorenstaande wordt verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 in zaak B ten laste gelegde.
3.2
Bewezenverklaring zaak A
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder zaak A ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte op 17 september 2020 in Amsterdam aangever [slachtoffer] heeft beroofd en hierbij een tasje met twee paspoorten, twee telefoons en een oplader heeft weggenomen. Verdachte heeft het tasje uit de handen van [slachtoffer] getrokken en hij heeft [slachtoffer] , nadat [slachtoffer] zijn tas probeerde terug te pakken, in zijn linkerarm gestoken en gesneden en in zijn linkerbeen gestoken. Dit blijkt uit de aangifte, de camerabeelden, de getuigenverklaringen en de deels bekennende verklaring van verdachte. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] met nog iemand was, dat verdachte zich tegen [slachtoffer] en deze andere persoon moest verdedigen waarbij [slachtoffer] met een mes is geraakt tijdens een worsteling, vindt geen steun in de bewijsmiddelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A:
op 17 september 2020 te Amsterdam, op de openbare weg [straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tasje (onder meer inhoudende een Nederlands paspoort en een Syrisch paspoort en twee telefoons en een oplader), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte
- met kracht dat tasje uit de handen van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en
- met een mes, in de linkerarm en het linkerbeen en de hand van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is niet strafbaar. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportage psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld door [naam] , psychiater, van 6 mei 2021, en de rapportage psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld door [naam2] , GZ-psycholoog, van 7 mei 2021.
Uit het psychiatrisch onderzoek volgt dat er ten tijde van de diefstal met geweld sprake was van manische en waarschijnlijke psychotische verschijnselen bij verdachte. Bij verdachte is sprake van een bipolaire I stoornis, een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne, een matig ernstige stoornis in het gebruik van een opioïde, een lichte stoornis in het gebruik van cannabis en een lichte stoornis in het gebruik van alcohol. De psychiater acht het waarschijnlijk dat het handelen van verdachte in grote tot volledige mate werd gestuurd door zijn bipolaire stoornis en het gebruik van verschillende middelen. De psychiater adviseert om de diefstal met geweld in verminderde mate tot niet aan verdachte toe te rekenen.
Uit het psychologisch onderzoek volgt het advies de diefstal met geweld niet aan verdachte toe te rekenen. Er is ten tijde van het delict vermoedelijk sprake geweest van volledige doorwerking van de bipolaire I stoornis en de stoornis in het gebruik van cocaïne, aldus de rapporteur.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het ten tijde van de diefstal niet goed met hem ging, hij had drugs gebruikt en hij was in de war. Verder heeft hij toegelicht dat in de tas van hem gestolen diamanten zaten die hij wilde terug hebben.
De rechtbank volgt de conclusies van de psychiater en de psycholoog uit de Pro Justitia rapportages. De rechtbank ziet op grond van die conclusies en de verklaring van verdachte zelf aanknopingspunten om aan te nemen dat de keuzemogelijkheden en het handelen van verdachte volledig werden bepaald vanuit zijn psychische problematiek. De rechtbank acht verdachte daarom volledig ontoerekeningsvatbaar. Verdachte is niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: tbs-maatregel) wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen oplegging van de tbs-maatregel. Verdachte moet geholpen worden en hij is gemotiveerd voor behandeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld waarbij het slachtoffer gewond is geraakt. Uit de aangifte blijkt dat verdachte het slachtoffer heeft gestoken/gesneden met een mes. Het slachtoffer heeft daarbij verwondingen opgelopen aan zijn linkerarm en linkerbeen. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken zij gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 april 2021. Hieruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel
De tbs-maatregel kan door de rechter worden opgelegd wanneer is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden. Eén van de voorwaarden is dat bij verdachte op het moment van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast moet het feit zien op een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld (artikel 37a lid 1 Sr). Ook moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen zodanig in gevaar zijn dat het opleggen van de maatregel is vereist. Voor oplegging van de maatregel is verder vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37a lid 2 Sr).
Zoals hiervoor is overwogen stelt de rechtbank op grond van de bevindingen van de psychiater en de psycholoog en het verhandelde ter terechtzitting vast dat er bij verdachte sprake was van een psychische stoornis, namelijk in ieder geval een bipolaire I stoornis en een stoornis in het gebruik van cocaïne, op het moment van het plegen van het feit. Tevens voldoet de bewezenverklaarde diefstal met geweld aan het vereiste van artikel 37a lid 1 Sr. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het opleggen van de tbs-maatregel is vereist voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
Tbs-maatregel met dwangverpleging
Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist, kan ook worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr). Uit het door de psychiater opgestelde Pro Justitia rapport volgt dat het recidiverisico bij verdachte als hoog wordt ingeschat en dat aanvullende behandeling geïndiceerd is. Het advies van de psychiater is om aan verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Met deze maatregel zal verdachte niet onbehandeld terugkeren in de maatschappij. Het is zorgelijk, aldus de rapporteur, dat eerdere behandeling in verschillende juridische kaders niet heeft geleid tot gedragsverandering en dat verdachte het staken van het drugsgebruik steeds maar kort volhield ondanks dat dit grote gevolgen voor hem had. Een tbs-maatregel met voorwaarden acht de rapporteur niet haalbaar, omdat verdachte onvoldoende in staat is om zich aan voorwaarden te houden en omdat de kans op een terugval in middelengebruik groot is.
Uit het door de psycholoog opgestelde Pro Justitia rapport volgt eveneens het advies om een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. De psycholoog is van mening dat een behandeling in een voorwaardelijk kader weinig kans van slagen heeft, gelet op de lange hulpverleningsgeschiedenis en verdachtes ernstige verslavingsproblematiek. De psycholoog acht een voorwaardelijk kader onvoldoende om de stabiliteit en behandeltrouw bij verdachte te bewerkstelligen die noodzakelijk is voor het verminderen van het recidiverisico.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs en neemt deze over. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bewezenverklaarde en het bestaan van psychische stoornissen, de kans op herhaling van ernstige strafbare feiten groot is en acht een gevaar voor de samenleving aanwezig. Op basis van het verhandelde ter zitting en de inhoud van de Pro Justitia rapportages is de rechtbank overtuigd geraakt van de noodzaak van langdurige behandeling, zodat de kans op recidive wordt verminderd en verdachte niet zonder behandeling terug zal keren in de maatschappij. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van het feit, het hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging eisen.
Ongemaximeerde tbs-maatregel
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstal met geweld. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.

9.Beslag

Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Keukenartikel – mes, merk: Herman, met goednummer G5970289
dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder zaak A bewezenverklaarde is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 37a, 37b, 38e en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
feit 1 en feit 2 in zaak Bten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het onder
zaak Aten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, het bezit van het gestolene te verzekeren
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelastdat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege verpleegdzal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: 1 STK Keukenartikel – mes, merk: Herman, met goednummer G5970289.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en R. Gaarthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 mei 2021.
[bijlage{...}]