ECLI:NL:RBAMS:2021:6663

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
13-240049-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en openlijke geweldpleging wegens gebrek aan bewijs van opzet en significante bijdrage

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig was dat de verdachte opzet had op het openlijk geweld en dat hij hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 september 2019, waarbij de aangever werd mishandeld en beroofd van zijn horloge. De verdachte had de aangever in zijn auto meegenomen, maar de rechtbank concludeerde dat zijn handelen niet kan worden gekwalificeerd als een wezenlijke bijdrage aan het geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij de diefstal en dat zijn intentie niet was om de aangever te verwonden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen telefoon aan de verdachte en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-240049-20 (Promis)
Datum uitspraak: 26 mei 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T. den Haan naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1: diefstal met geweld in vereniging gepleegd op 24 september 2019 te Amsterdam, waarbij goederen van [aangever] (hierna: [aangever] ) zijn weggenomen;
Feit 2: openlijke geweldpleging tegen [aangever] op 24 september 2019 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen als bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Beoordeling

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 1 nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte enige betrokkenheid had bij de diefstal van goederen van aangever [aangever] .
De officier van justitie acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging nu hij aangever uit de auto heeft gehaald en over het asfalt heeft getrokken. Verdachte heeft aangever naast de auto neergelegd waarna aangever door de medeverdachten is getrapt en geschopt. Verdachte heeft nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachten nu hij met de auto is gestopt, terwijl hij het verkeerslicht al was gepasseerd. Hij heeft hiermee de medeverdachten in de gelegenheid gesteld om geweld te plegen tegen aangever. Het handelen van verdachte heeft bijgedragen aan de openlijke geweldpleging en verdachte heeft hier ook opzet op gehad.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Verdachte is ongewild verzeild geraakt in de situatie en hij had geen intentie om aangever te verwonden. Uit het procesdossier volgt allereerst niet dat verdachte betrokken is geweest bij het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte aangever heeft geholpen door hem, nadat hij was mishandeld en beroofd van zijn horloge, in eerste instantie mee te nemen in zijn auto. Uit het procesdossier volgt niet dat de auto van verdachte daarna is gestopt om aangever te laten mishandelen door de medeverdachten. Uit de camerabeelden volgt dat verdachte er alles aan heeft gedaan om aangever bij de medeverdachten weg te halen. Verdachte dacht dat aangever het niet zou redden als hij in de auto zou blijven. Daarom heeft hij hem uit de auto gehaald. De auto waarin verdachte reed was gehuurd en verdachte was ook bang dat de auto beschadigd zou raken. De medeverdachten trokken aan de auto en op dat moment was de openlijke geweldpleging door de medeverdachten al aangevangen. Het handelen van verdachte – het uit de auto trekken van aangever– staat op zichzelf. Verdachte had geen opzet op het in vereniging plegen van geweld. De verdediging stelt zich subsidiair op het standpunt dat de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt. Verdachte maakte geen deel uit van de groep. Hij wilde niet in deze situatie zijn en stond voor een onmogelijke situatie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het procesdossier volgt niet dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal met geweld en de rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde het volgende vast.
Op 24 september 2019 wordt aangever [aangever] door meerdere jongens mishandeld, waarbij hij onder meer in zijn rug wordt gestoken. Ook wordt hij van zijn horloge bestolen. [aangever] rent weg en ziet de auto van een kennis, verdachte, staan. [aangever] stapt in deze auto. Verdachte zit op dat moment op de bijrijdersstoel. Er wordt een kort stukje met de auto gereden. De auto stopt bij de verkeerslichten. [aangever] zit dan achterin de auto. Vervolgens wordt het achterportier van de auto geopend en plegen de eerder genoemde jongens opnieuw geweld tegen [aangever] . Op de camerabeelden die ter terechtzitting zijn getoond is te zien dat het achterportier wordt geopend en meerdere jongens om de auto staan. Ze trappen en slaan in de auto. Verdachte is de auto uitgestapt. Hij loopt naar het achterportier, duwt de jongens aan de kant en trekt [aangever] uit de auto. Wanneer verdachte aangever uit de auto trekt, beginnen de jongens direct op [aangever] in te slaan en hem te trappen. Aangever belandt op de grond, verdachte sluit het achterportier van de auto en stapt weer in aan de voorzijde naast de bestuurder. Hij verklaart zelf dat hij en de bestuurder van de auto vervolgens zijn weggereden.
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging is vereist dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van openlijk geweld en hier een voldoende significante bijdrage aan heeft geleverd.
Verdachte heeft verklaard dat hij [aangever] wilde helpen door hem mee te nemen in de auto. Toen de jongens de deuren van de auto opendeden en op [aangever] begonnen in te slaan, dacht hij dat [aangever] beter af was als hij hem uit de auto haalde zodat hij eventueel kon wegkomen. In de kleine ruimte van de auto was het voor [aangever] gevaarlijker volgens verdachte. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat de auto die hij had gehuurd nieuw was en hij wilde voorkomen dat de auto beschadigd raakte. Volgens verdachte begonnen de jongens ook aan de autodeuren te trekken. Verdachte was bang dat zij de auto zouden vernielen. Verdachte verklaart ook om die reden [aangever] uit de auto te hebben getrokken. Hij wilde zich er verder niet mee bemoeien en is weggereden.
Hoe onnavolgbaar de overwegingen van verdachte ook mogen zijn in het licht van het geweld dat kort te voren op aangever was – en op dat moment wederom werd - uitgeoefend, uit de camerabeelden blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet van gedragingen van verdachte die duiden op een opzettelijke en significante bijdrage aan de openlijke geweldpleging. Het handelen van verdachte lijkt meer gericht te zijn op het zich willen onttrekken aan de situatie en het voorkomen van schade aan zijn auto dan op het helpen van aangever, maar dat brengt op zichzelf niet met zich dat zijn handelen als wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld is aan te merken. Uit het procesdossier blijkt daarnaast niet dat verdachte de medeverdachten kende en dat er afspraken waren gemaakt over het plegen van geweld. Deze conclusie wordt ondersteund door de verklaring van aangever [aangever] zelf. [aangever] heeft verklaard dat hij het idee had dat verdachte hem wilde helpen en hij verklaart niet te hebben gezien dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht. De rechtbank volgt tot slot niet de redenering van de officier van justitie dat de auto zou zijn gestopt terwijl dat niet nodig was, om het geweld tegen aangever [aangever] mogelijk te maken. Het enkele feit dat op de camerabeelden te zien is dat de auto de verkeerslichten al zou zijn gepasseerd is daartoe onvoldoende.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig waaruit zij kan afleiden dat verdachte opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en dat hij daaraan een significante bijdrage heeft geleverd. De rechtbank komt om die reden tot de conclusie dat verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.

4.Beslag

Onder verdachte is een Iphone met goednummer 5972773 in beslag genomen.
Nu verdachte wordt vrijgesproken zal de telefoon van verdachte aan hem worden teruggegeven.

5.Ten aanzien van de benadeelde partijen

Vordering van de benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij [aangever] vordert € 8.011,06 aan vergoeding van materiële schade en
€ 11.301,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij [aangever] en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van de Iphone met goednummer 5972773.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en R. Gaarthuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2021.