ECLI:NL:RBAMS:2021:6621

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
AWB - 19_4769
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan ingebrekestelling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Driouch, Marokko, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn herzieningsverzoek door de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank. De rechtbank Amsterdam heeft op 6 mei 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen kopie van het bestreden besluit had overgelegd. Eiser heeft vervolgens op 18 juni 2020 verzet ingesteld, wat door de rechtbank op 17 november 2020 gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om alsnog een kopie van de ingebrekestelling te overleggen, maar eiser is niet verschenen op de zitting van 26 oktober 2021.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen ingebrekestelling heeft overgelegd, wat een vereiste is voor het instellen van beroep tegen een niet-tijdig genomen besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep niet voldoet aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid, aangezien er geen bewijs is dat eiser verweerder in gebreke heeft gesteld. Daarom heeft de rechtbank het beroep opnieuw niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker op 22 november 2021, en is openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Driouch, Marokko, eiser,

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F.L.B. Metz).

Procesverloop

Met de brief van 29 augustus 2019 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn herzieningsverzoek.
De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft op 18 juni 2020 verzet ingesteld.
Met de uitspraak van 17 november 2020 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep vervolgens behandeld ter zitting van 26 oktober 2021. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Gemachtigde van verweerder heeft door middel van een video-verbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Besluitvormingstraject
1. Met het besluit van 24 april 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat niet kan worden vastgesteld dat eiser in Nederland verzekerd is geweest. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd. Niet gebleken is dat eiser tegen de beslissing op bezwaar beroep heeft ingesteld.
2. Eiser heeft verweerder herhaaldelijk om herziening van dit besluit verzocht, laatstelijk met de brief van 29 augustus 2019. Eiser heeft dit verzoek zowel naar verweerder als naar de rechtbank gestuurd. Verweerder heeft het verzoek met het besluit van
10 december 2019 afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek aangemerkt als een beroepschrift en het beroep op 6 mei 2020 niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen kopie van het bestreden besluit had overgelegd. De rechtbank heeft de reactie van eiser van
18 juni 2020 vervolgens als verzetschrift aangemerkt. Met de uitspraak van
17 november 2020 heeft de rechtbank het verzet van eiser gegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de brief van 29 augustus 2019 zo gelezen kan worden, dat eiser beoogd heeft beroep in te stellen tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek. Daarom moet eiser alsnog in de gelegenheid worden gesteld om een kopie van de brief op te sturen waarmee hij verweerder in gebreke heeft gesteld.
3. Met de brief van 26 november 2020 heeft de rechtbank eiser verzocht om een kopie van de ingebrekestelling. Eiser heeft hierop gereageerd met de brief van 15 december 2020, waarin eiser niet meedeelt of hij verweerder in gebreke heeft gesteld of een kopie van een ingebrekestelling meestuurt.
4. De rechtbank overweegt dat beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. [1] De voorwaarden daarvoor zijn dat het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en dat twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
5. De rechtbank stelt vast dat eiser geen ingebrekestelling heeft overgelegd. Dit betekent dat het beroep niet voldoet aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen een niet tijdig genomen besluit.
6. Het beroep is om die reden niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.