In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Driouch, Marokko, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn herzieningsverzoek door de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank. De rechtbank Amsterdam heeft op 6 mei 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen kopie van het bestreden besluit had overgelegd. Eiser heeft vervolgens op 18 juni 2020 verzet ingesteld, wat door de rechtbank op 17 november 2020 gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om alsnog een kopie van de ingebrekestelling te overleggen, maar eiser is niet verschenen op de zitting van 26 oktober 2021.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen ingebrekestelling heeft overgelegd, wat een vereiste is voor het instellen van beroep tegen een niet-tijdig genomen besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep niet voldoet aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid, aangezien er geen bewijs is dat eiser verweerder in gebreke heeft gesteld. Daarom heeft de rechtbank het beroep opnieuw niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker op 22 november 2021, en is openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.