ECLI:NL:RBAMS:2021:6613

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
13/149101-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht in massagesalon door niet-gezondheidszorgwerker

Op 19 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met een cliënte in zijn massagesalon op 18 april 2019. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 5 november 2021 was de verdachte aanwezig, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.C. Meijer.

De tenlastelegging betrof het masseren of strelen van de schaamlippen van de aangeefster, waarbij de officier van justitie een taakstraf van 180 uur eiste. De verdediging betoogde dat de verdachte niet als hulpverlener kan worden beschouwd en dat de aangeefster niet als patiënt of cliënte kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, en dat er geen sprake was van psychisch overwicht. Dit leidde tot de vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit.

Ten aanzien van het subsidiaire ten laste gelegde, aanranding, oordeelde de rechtbank dat de handelingen zoals beschreven door de aangeefster niet konden worden gekwalificeerd als strelen of masseren van de schaamlippen. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, wat resulteerde in een vrijspraak. Tevens werd het in beslag genomen geldbedrag van 3.935 euro aan de verdachte teruggegeven, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/149101-19
Datum uitspraak: 19 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2021. Verdachte was daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H.C. Meijer, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het masseren of strelen van de schaamlippen van [aangeefster] , terwijl verdachte als masseur werkzaam was in massagesalon [naam massagesalon] . Primair is dit ten laste gelegd als het plegen van ontucht met een patiënt/cliënt en subsidiair als aanranding.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte volledig vrij te spreken. Voor het primair ten laste gelegde in de eerste plaats, omdat de werkzaamheden van verdachte als masseur niet in algemeenheid naar hun aard gelijk kunnen worden gesteld met die van iemand werkzaam binnen de gezondheidszorg of de maatschappelijke zorg. Daarnaast kan niet worden gezegd dat de aangeefster [aangeefster] zich als patiënt of cliënt aan verdachte heeft toevertrouwd; zij was naar de massagesalon gegaan voor ontspanning, niet voor een specifieke klacht.
Verder geldt voor zowel het primaire als het subsidiaire ten laste gelegde dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de schaamlippen van [aangeefster] heeft gemasseerd of gestreeld. Dit komt onvoldoende uit de verklaring van [aangeefster] naar voren. Waar zij het in haar aangifte had over een stevige streling over de schaamlippen, zegt zij bij de rechter-commissaris enkel dat haar schaamlippen zijn aangeraakt. Het één keer aanraken van de buitenkant van de schaamlippen is een ander soort handeling dan het strelen of masseren van de schaamlippen zoals ten laste is gelegd. Bovendien kan dit per ongeluk zijn gebeurd tijdens de reguliere massage.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
Voor een bewezenverklaring van artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht geldt dat de verdachte werkzaam moet zijn in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg. Aan deze zinsnede geeft de Hoge Raad een ruime uitleg om deze in alle gevallen waarin sprake is van misbruik van psychisch overwicht door hulpverleners bescherming te laten bieden. Niet vereist is dat sprake is van een zakelijke overeenkomst of een behandelingsovereenkomst, noch dat sprake is van een erkende hulpverlener (HR 22 maart 2011, LJN:BP2630). Daarnaast is de bepaling ook van toepassing op een ruime categorie van beroepen, waaronder de gediplomeerde sportmasseur (zie onder meer HR 30 maart 1999, NJ 1999/482).
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg. De in de jurisprudentie aanvaarde beroepen en overeenkomsten zijn wezenlijk anders dan de positie van verdachte in deze strafzaak. Hij werkte niet als hulpverlener en evenmin kan gezegd worden dat er sprake was van psychisch overwicht. Verdachte had een massagesalon waar iedereen een afspraak kon maken en waar [aangeefster] kwam voor een ontspanningsmassage. Van een situatie als bedoeld in artikel 249, tweede lid onderdeel 3 van het Wetboek van Strafrecht is daarom geen sprake. Verdachte wordt om die reden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij naar [naam massagesalon] is gegaan en dat verdachte haar heeft gemasseerd. Dit had hij eerder gedaan, maar deze keer masseerde hij meer in haar liezen en ging hij met zijn vingers langs haar schaamlippen. De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangeefster [aangeefster] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, waar zij uitgebreider over het incident is bevraagd dan bij de politie. De verklaring van [aangeefster] kan in beginsel als bewijs worden gebruikt omdat deze steun vindt in de verklaring van getuige [naam getuige] , die heeft verklaard over een soortgelijke ervaring met verdachte in dezelfde massagesalon, in dezelfde periode.
Bij de rechter-commissaris wordt [aangeefster] specifiek bevraagd over de handelingen die verricht zijn. Zij verklaart over het masseren tussen de liezen en de buitenste schaamlippen. Verdachte heeft haar schaamlippen daarbij aangeraakt. Hoewel het aanraken van de schaamlippen een aanranding kan opleveren, is deze handeling niet ten laste gelegd. Ten laste gelegd is het strelen/masseren van de schaamlippen. Het aanraken van de schaamlippen op de manier die [aangeefster] beschrijft, levert volgens de rechtbank niet het strelen of masseren op. De overige feitelijkheden die in de tenlastelegging staan kunnen evenmin tot een bewezenverklaring van aanranding leiden. Dit alles leidt ertoe dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden en verdachte dient te worden vrijgesproken.

5.Het beslag

Onder verdachte is in beslag genomen:
G5760481 (geldbedrag, 3.935 euro).
Aangezien verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en een geldbedrag niet van zodanige aard is dat het desondanks moet worden onttrokken aan het verkeer, zal het geldbedrag aan verdachte worden teruggegeven.

6.De vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken en er aldus geen sprake is van rechtstreekse schade.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
G5760481 (geldbedrag, 3.935 euro).
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. J. Knol en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2021.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.