Overwegingen
Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1. [eiseres] werkte als kapster toen zij zich op 24 januari 2019 ziekmeldde. Het Uwv heeft vervolgens aan [eiseres] een Ziektewetuitkering toegekend.
2. Toen de Ziektewetuitkering de maximale duur van twee jaar bijna bereikt had, heeft [eiseres] een WIA-uitkering aangevraagd. Een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het Uwv hebben onderzocht of [eiseres] daar recht op heeft. Volgens deze onderzoeken is [eiseres] minder dan 35% arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft daarom de aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen en de Ziektewetuitkering beëindigd.
Wat is het standpunt van [eiseres] ?
3. [eiseres] vindt dat haar medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat. Zij ervaart namelijk klachten waarmee geen rekening wordt gehouden. [eiseres] is het er niet mee eens dat het Uwv de Ziektewetuitkering per 20 december 2020 beëindigd heeft. De rechtbank zal de beroepsgronden verderop in deze uitspraak uitgebreider bespreken.
Hoe zit deze zaak in elkaar?
4. Volgens artikel 19aa van de Ziektewet heeft [eiseres] per 20 december 2020 recht op een uitkering als zij haar werk als kapster niet meer kan doen én als zij met ander werk minder dan 65% van het laatstverdiende loon kan verdienen.
5. Om te beoordelen of [eiseres] met ander werk minder dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen, heeft het Uwv een medisch en een arbeidsdeskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen en uitkomsten van deze onderzoeken zijn vastgelegd in rapporten. Het uitgangspunt is dat het Uwv zijn beslissing op deze rapporten mag baseren. Deze rapporten moeten wel aan bepaalde eisen voldoen: ze moeten zorgvuldig tot stand zijn gekomen, er mogen geen tegenstrijdigheden in staan en de conclusie moet logisch te volgen zijn. Als [eiseres] vindt dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen, dan is het aan haar om dat aannemelijk te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het aanleveren van (medische) gegevens waaruit blijkt dat wat in de rapporten staat niet klopt.
6. Bij het vaststellen van de beperkingen gaat het alleen om de datum waarop de Ziektewetuitkering beëindigd is. Dat is in deze zaak 20 december 2020. Medische verslechteringen van na deze datum spelen in deze zaak verder geen rol.
Hoe oordeelt de rechtbank?
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat beide partijen het erover eens zijn dat [eiseres] haar oude werk als kapster niet meer kan doen. Waar partijen over van mening verschillen is of [eiseres] met ander werk meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen. De rechtbank moet daarom in deze zaak beoordelen of het Uwv terecht heeft beslist dat [eiseres] met ander werk meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kan verdienen.
8. De rechtbank zal ingaan op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapporten voldoen aan de eerder genoemde voorwaarden. Dit in licht van hetgeen [eiseres] in beroep heeft aangevoerd.
De zorgvuldigheid van het medische onderzoek
9. Verzekeringsarts [naam 1] heeft het dossier bestudeerd en zij heeft [eiseres] op het spreekuur van 3 november 2020 lichamelijk en psychisch onderzocht. [naam 1] heeft op
6 november 2020 een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. In deze FML staat dat [eiseres] medisch beperkt is op meerdere punten in de rubrieken persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
10. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] heeft het dossier bestudeerd en de telefonische hoorzitting op 25 januari 2021 bijgewoond. Verder heeft hij het bezwaarschrift, de brief van de psycholoog van 15 september 2020 en de brief van de revalidatiearts van
24 mei 2019 bij de beoordeling betrokken. [naam 2] merkt op dat in de FML van
6 november 2020 een breed scala aan (fysieke) beperkingen is aangenomen, en hij ziet geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen.
11. De rechtbank vindt dat het medische onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Alle aspecten van de medische situatie van [eiseres] zijn meegewogen in de beoordeling. Ook de medische informatie die [eiseres] in bezwaar zelf heeft aangeleverd, is meegewogen.
12. [eiseres] voert aan dat zij ernstige klachten ervaart, waarmee het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden. Op sommige punten is [eiseres] volgens de FML licht beperkt, terwijl zij ernstig beperkt is. De diagnose
fibromyalgiestaat ten onrechte niet onder “5. Diagnosen” genoemd in het rapport van 6 november 2020. Het Uwv gaat ervan uit dat [eiseres] 40 uur per week kan werken, terwijl [eiseres] vindt dat zij maximaal 24 uur per week kan werken. Ook is [eiseres] het niet eens met de voorspelling van de verzekeringsartsen dat haar medische situatie in de toekomst zal verbeteren. Tot nu toe gaat het alleen maar steeds slechter.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] meer klachten ervaart dan waar het Uwv van uitgaat, dit heeft de rechter op de zitting ook opgemerkt. Ook begrijpt de rechtbank dat alleen [eiseres] zelf kan weten hoe het is om met haar klachten te moeten leven. Toch betekent dat niet dat het medisch oordeel van de verzekeringsartsen om die reden niet juist moet worden geacht. De wet zit zo in elkaar dat niet de persoonlijke klachtbeleving van [eiseres] bepalend is, maar dat de klachten en beperkingen voor zover die medisch objectiveerbaar zijn, beslissend zijn. De rechtbank volgt wat de verzekeringsartsen [naam 1] en [naam 2] hebben gezegd, en gaat uit van de aangenomen beperkingen in de FML van 6 november 2020.
14. Dat de diagnose
fibromyalgiein het rapport van 6 november 2020 niet genoemd wordt, brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Uit het rapport van 25 januari 2021 blijkt namelijk duidelijk dat verzekeringsarts [naam 2] wel op de hoogte was van deze diagnose. [naam 2] heeft deze diagnose namelijk besproken en hij heeft ook afgewogen of daarmee in de FML voldoende rekening is gehouden.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat een urenbeperking aangenomen had moeten worden. Dat iemand veel verschillende beperkingen heeft, betekent niet meteen dat een urenbeperking moet worden aangenomen. Bij het selecteren van geschikte functies wordt namelijk al rekening gehouden met alle beperkingen zoals die in de FML staan. Een urenbeperking is alleen aan de orde als daar op zichzelf een medisch objectieve reden voor is. Verzekeringsarts [naam 2] heeft in de rapporten van 25 januari 2021 en 3 maart 2021 voldoende gemotiveerd waarom dat niet het geval is.
16. De rechtbank merkt verder op dat voor de mate van arbeidsongeschiktheid niet van belang is met welk medisch toekomstbeeld de verzekeringsartsen rekening hebben gehouden. Het gaat in deze zaak, zoals de rechtbank al heeft aangegeven, namelijk alleen over de arbeidsgeschiktheid op 20 december 2020. De verzekeringsarts [naam 2] schrijft dit ook in zijn rapport van 25 januari 2021 onder punt f bij “7. Heroverweging in bezwaar”. Dat het toekomstbeeld volgens [eiseres] slechter is dan waar de verzekeringsartsen rekening mee houden, is dus niet van invloed op de uitkomst in deze zaak.
17. De rechtbank heeft zich tot slot nog de vraag gesteld of deze zaak aangehouden moet worden zodat [eiseres] nieuwe medische informatie kan aanleveren. De rechtbank heeft besloten dat niet te doen: uit het dossier blijkt dat de verzekeringsartsen een volledig beeld hadden van de medische situatie van [eiseres] op 20 december 2020. Nieuwe informatie van ruim ná 20 december 2020 zal daarom in deze zaak niet van toegevoegde waarde zijn.
18. De rechtbank oordeelt dat het Uwv zich mocht baseren op de rapporten van de verzekeringsartsen. Omdat er geen twijfel is aan het medisch oordeel, ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
Het arbeidsdeskundig onderzoek
19. De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundigen bij de vraag of [eiseres] in medisch opzicht geschikt is voor de geselecteerde functies terecht zijn uitgegaan van de beperkingen zoals die in de FML van 6 november 2020 staan. Daar waar de geselecteerde functies de belastbaarheid van [eiseres] mogelijk overschrijden, hebben de arbeidsdeskundigen voldoende onderbouwd waarom de functies toch geschikt zijn.
20. [eiseres] heeft aangevoerd dat in het arbeidsdeskundig rapport van 8 februari 2021 ten onrechte staat vermeld dat het een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling betreft. De rechtbank begrijpt dat dit een verschrijving moet zijn geweest, en ziet dat deze verschrijving verder geen gevolgen heeft gehad voor de inhoud of de juistheid van het arbeidsdeskundig oordeel.
Eerstejaars Ziektewetbeoordeling
21. [eiseres] heeft verder aangevoerd dat zij niet is opgeroepen voor een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling, terwijl dat wel had gemoeten.
22. De rechtbank overweegt allereerst dat het Uwv niet verplicht is om een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling uit te voeren. Verder blijkt uit het medisch rapport van 6 november 2020 dat deze beoordeling in dit geval niet heeft plaatsgevonden omdat [eiseres] op dat moment met een gerichte behandeling gestart was. Verder concludeert de rechtbank dat [eiseres] geen nadeel heeft ondervonden van het feit dat geen Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft plaatsgevonden. Had er namelijk op een eerdere datum een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling plaatsgevonden, dan bestond ook de kans dat de uitkering van [eiseres] zou worden beëindigd vanaf een eerdere datum dan nu het geval is.
23. Tot slot voert [eiseres] aan dat het medisch oordeel serieuze gevolgen heeft voor haar schuldregeling. De schuldeisers gaan er namelijk van uit dat [eiseres] 40 uur per week kan werken omdat zij daartoe volgens het medisch oordeel van het Uwv in staat wordt geacht. Als [eiseres] niet 40 uur per week gaat werken, dan kan dat de schuldregeling in gevaar brengen. Dit alles zorgt voor veel stress bij [eiseres] , waardoor haar medische situatie verder verslechtert en zij ook psychische klachten ervaart.
24. De rechtbank begrijpt dat het medisch oordeel voor [eiseres] mogelijk grotere gevolgen heeft dan alleen voor haar Ziektewetuitkering. Dat betekent alleen niet dat er alsnog een urenbeperking moet worden aangenomen. Bij het vaststellen van beperkingen kunnen namelijk alleen medische omstandigheden een rol spelen. Omstandigheden zoals een schuldregeling spelen dus geen rol. Voor zover de psychische situatie van [eiseres] verslechterd is, speelt dat, hoezeer dat ook te betreuren is, ook geen rol. In deze zaak gaat het, zoals gezegd, namelijk alleen over de medische situatie op 20 december 2020, en niet over wat daarna is gebeurd.
25. Het Uwv kon ervan uitgaan dat [eiseres] met ander werk meer dan 65% van haar laatstverdiende loon kon verdienen. Dat betekent dat [eiseres] geen recht meer had op een Ziektewetuitkering. Het Uwv heeft deze uitkering daarom terecht beëindigd vanaf
20 december 2020.
26. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [eiseres] geen gelijk krijgt.
27. Voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffiegeld bestaat geen aanleiding.