ECLI:NL:RBAMS:2021:6584

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
13/210942-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak wegens onvoldoende bewijs van seksuele binnendringing terwijl aangeefster in staat van bewusteloosheid verkeerde

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam op 27 oktober 2021, stond de verdachte terecht op beschuldiging van seksueel binnendringen van de aangeefster terwijl zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. De zaak is ontstaan uit een incident dat plaatsvond op 28 december 2018. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging. De aangeefster verklaarde dat zij sliep toen de verdachte haar vaginaal binnendrong, terwijl de verdachte ontkende dat de aangeefster op dat moment sliep en stelde dat zij instemde met de seksuele handelingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zedenzaken vaak bewijstechnisch lastig zijn, omdat de verklaring van de aangever vaak tegenover die van de verdachte staat en er meestal geen getuigen zijn. De rechtbank heeft in haar beoordeling het juridische kader van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering in acht genomen, dat bepaalt dat de rechter het bewijs niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of de aangever. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging. De verklaringen van de aangeefster en de verdachte verschilden aanzienlijk, vooral over de vraag of de aangeefster sliep op het moment van de seksuele handelingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat het bewijs niet voldeed aan de vereisten voor een bewezenverklaring.

De beslissing van de rechtbank werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, en de griffier was aanwezig. Het vonnis is openbaar uitgesproken op de zitting van 27 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/210942-19
Datum uitspraak: 27 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.P. Dayala, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat aangeefster [naam] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij zich op 28 december 2018 ten aanzien van [naam] schuldig heeft gemaakt aan handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, terwijl hij wist dat zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage van dit vonnis.

3.Beoordeling of verdachte het tenlastegelegde heeft begaan

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Op grond van de verklaring van aangeefster kan volgens de officier van justitie worden bewezen dat aangeefster sliep toen verdachte zijn penis in haar vagina bracht. Aangeefster heeft geen enkel signaal richting verdachte afgegeven waaruit blijkt dat zij wakker was of instemde met de seksuele handelingen en verdachte heeft ook op geen enkel moment getoetst of zij wakker was. Hiermee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde, hetgeen voorwaardelijk opzet oplevert.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat het onvrijwillige karakter van de seksuele handelingen onvoldoende steun vindt in de verklaringen van aangeefster en getuigen. De raadsman heeft daarbij benadrukt dat de verklaring van aangeefster twijfels oproept.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Deze zaak betreft een zedenzaak. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken. Veelal staat de verklaring van de aangever tegenover die van verdachte en getuigen zijn er over het algemeen niet.
In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is bepaald dat de rechter het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of de aangever. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde moet de verklaring van de aangever voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vindt in een of meer andere bewijsmiddelen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen dat verdachte bij aangeefster seksueel is binnengedrongen, terwijl zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Bij de politie heeft aangeefster verklaard dat zij na het uitgaan met verdachte mee naar huis is gegaan en in zijn bed in slaap is gevallen. Zij werd wakker toen zij voelde dat verdachte met zijn geslachtsdeel uit haar vagina ging. Op dat moment besloot ze er niets van te zeggen en is ze weer in slaap gevallen. Toen zij de volgende ochtend wakker werd van de wekker had zij geen onderkleding meer aan. Aangeefster heeft toen tegen vriendinnen gezegd dat zij dacht seksueel misbruikt te zijn. Op een later moment ontving zij van verdachte berichten via Whatsapp waarin verdachte vroeg of zij voorbehoedsmiddelen gebruikte en hij zei dat er meer was gebeurd dan alleen slapen. Dat was voor aangeefster de aanleiding om aangifte te doen van seksueel misbruik tegen verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster aan hem heeft gevraagd of zij bij hem mocht blijven slapen. Zij hebben bij hem thuis eerst muziek geluisterd, een sigaret gerookt en wijn gedronken. Vervolgens hebben zij met elkaar geknuffeld en gekust, waarna hij de onderbroek en tampon bij aangeefster heeft uitgedaan en zij zijn overgegaan tot het hebben van seks. Daarbij zou hij haar van achteren vaginaal hebben gepenetreerd, terwijl op dat moment de lichten en muziek aanstonden. Aangeefster was volgens verdachte wakker. Vervolgens zijn zij beiden in slaap gevallen.
De lezingen van aangeefster en verdachte verschillen van elkaar, met name ten aanzien van de vraag of aangeefster sliep op het moment dat verdachte met zijn penis bij haar vagina is binnengedrongen. Ook aan de hand van de gevoerde WhatsAppgesprekken tussen verdachte en aangeefster kan niet worden vastgesteld dat verdachte bij aangeefster vaginaal is binnengedrongen, terwijl zij sliep. Conclusie moet zijn dat er onvoldoende bewijs voorhanden is en daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2021.
[bijlage {...}]