In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Amsterdam, een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet 2016. De gemeente Amsterdam heeft deze aanvraag op 20 februari 2020 afgewezen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 12 mei 2020 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. De zitting vond plaats op 14 oktober 2021, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Tijdens de procedure heeft eiseres op 18 oktober 2021 haar beroep ingetrokken, met het verzoek om de gemeente te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres, en dat er geen aanleiding is om de gemeente te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de gemeente het bestreden besluit niet heeft ingetrokken en niet aan de eisen voor proceskostenvergoeding voldeed.
De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku en is openbaar uitgesproken op 19 november 2011. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.