2.5.Het Uwv heeft met de bestreden besluiten het bezwaar van [eiseres] en het GVB wederom ongegrond verklaard. Het Uwv heeft aan de bestreden besluiten de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 augustus 2019 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt allereerst op dat er geen arbeidsongeschiktheid is voor het uitvoeren van het eigen werk (zijnde één van de geduide functies). Daarnaast stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zou er een arbeidsongeschiktheid bestaan, deze niet een rechtstreeks gevolg is van zwangerschap c.q. de bevalling.
3. [eiseres] stelt zich – samengevat - op het standpunt dat zij op 7 oktober 2017 arbeidsongeschikt is voor onder andere haar eigen werk ten gevolge van zwangerschap/bevalling. Ten onrechte wordt niet onderkend dat er sprake is van een consistent relaas van klachten. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het causale verband tussen de klachten en de bevalling afwijst, is voor [eiseres] onbegrijpelijk.
4. Het GVB stelt zich – samengevat - op het standpunt dat [eiseres] op 7 oktober 2017 arbeidsongeschikt is voor onder andere haar eigen werk ten gevolge van zwangerschap/bevalling. Het GVB voert aan dat er een causaal verband bestaat tussen de klachten van [eiseres] en de zwangerschap. Volgens het GVB mag het Uwv bovendien de beoordeling niet baseren op de eerder in de WIA-zaak geduide functies omdat deze functies zijn geduid voor de bevalling. Bovendien is in de praktijk ook gebleken dat [eiseres] niet geschikt is voor de geselecteerde functies.
Het oordeel van de rechtbank
5. In geschil is de vraag of het Uwv [eiseres] terecht per 7 oktober 2017 (datum in geding) niet arbeidsongeschikt heeft geacht voor haar eigen arbeid, te weten één van de in de WIA-zaak geselecteerde functies, als gevolg van haar bevalling/zwangerschap.
6. De rechtbank stelt voorop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 26 maart 2018 de vraag heeft beantwoord of de aandoeningleidt tot ongeschiktheid voor het uitoefenen van één van de bij de WIA beoordeling geduide functies. Deze aandoening geeft beperkingen ten aanzien van veelvuldig zwaar tillen en gebogen werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt onder meer dat de functies fysiek licht van aard zijn, voornamelijk zittend en zonder veel tillen, dragen en buigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat deze werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts de overige fysieke klachtenen de psychische klachtendestijds niet kenbaar heeft betrokken bij de vraag of [eiseres] met deze klachten één van de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies kan uitvoeren.
7. Met de uitspraak van 22 juli 2019 heeft de rechtbank het beroep van [eiseres] en het GVB gegrond verklaard, omdat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van een causaal verband tussen de overige fysieke klachten (die mogelijk hun oorzaak vinden in de aandoening en daardoor mede in stand worden gehouden) en de psychische klachten van [eiseres] en haar bevalling. De rechtbank heeft daarbij onder meer verwezen naar de richtlijn.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 26 augustus 2019 vervolgens gesteld dat de fysieke klachten niet leiden tot arbeidsongeschiktheid voor [eiseres] eigen werk, zijnde één van de in de WIA-beoordeling geselecteerde functies. Evenmin leiden de psychische klachten tot ongeschiktheid voor één van de geduide functies. Met de rapportage van 15 juli 2020 motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder dat de geselecteerde functies niet belastend zijn voor de delen van het lichaam waarvan [eiseres] fysieke klachten ervaart. Ook zijn de geselecteerde functies niet mentaal belastend.
9. De rechtbank stelt vast dat nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep alsnog in de rapportages van 26 augustus 2019 en 15 juli 2020 kenbaar de fysieke en psychische klachten heeft betrokken bij haar beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] , de motivering navolgbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat [eiseres] met haar klachten in staat is om één van de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies uit te voeren op de datum in geding.
10. Op zitting heeft [eiseres] gesteld dat de rapportages van de bedrijfsarts jarenlang onvoldoende waren om een duidelijk ziektebeeld van haar te geven. Voor zover [eiseres] daarmee wil zeggen dat daardoor ook het onderzoek van het Uwv onvoldoende is geweest, volgt de rechtbank haar niet. In het kader van de ZW-beoordeling heeft de primaire arts [eiseres] op het spreekuur gezien. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar op 7 maart 2018 nog een keer op het spreekuur gezien. Alle medische stukken, waaronder die van haar huisarts, en de informatie van de behandelend sector, zijn bij de beoordeling betrokken. Niet is gebleken dat het onderzoek van het Uwv onzorgvuldig is geweest. Zoals eerder overwogen kunnen de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep de getrokken conclusie dragen.
11. De rechtbank volgt het GVB niet in haar stelling dat de geselecteerde functies niet bij de beoordeling mogen worden betrokken. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad)wordt onder "zijn arbeid" verstaan: het laatstelijk verrichte werk dat de verzekerde heeft verricht voorafgaand aan zijn ziekmelding. Een uitzondering daarop geldt als de verzekerde de wachttijd voor de Wet WIA heeft doorlopen en hij niet in aanmerking is gebracht voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Als de verzekerde zich ziek meldt, wordt niet gekeken naar het laatstelijk verrichte werk, maar geldt als maatstaf de gangbare arbeid. In dat geval wordt onder “zijn arbeid” verstaan: gangbare arbeid, zoals die nader is vastgesteld in de geselecteerde functies bij de Wet WIA-beoordeling. Het gaat daarbij om elk van deze functies afzonderlijk, zodat het voor een herstel melding voldoende is als de verzekerde geschikt is bevonden voor ten minste één van de geselecteerde functies.
12. Voor zover het GVB ter zitting heeft aangevoerd dat geen van de bij de WIA-beoordeling geduide functies geschikt zijn voor [eiseres] omdat zij de afgelopen jaren niet succesvol is gere-integreerd in de haar aangeboden functies volgt de rechtbank het GVB hierin niet. De datum in geding is 7 oktober 2017. Niet is onderbouwd in hoeverre de functies waarin daarna is gere-integreerd zodanige overeenstemming hebben met de in de WIA-zaak geduide functies dat het mislukken van de re-integratie de conclusie kan dragen dat deze functies niet geschikt voor haar zijn.
13. De rechtbank concludeert dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat [eiseres] niet arbeidsongeschikt is voor haar eigen werk, te weten één van de geselecteerde functies in het kader van de WIA, alsnog navolgbaar is. Omdat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of er een oorzakelijk verband is tussen de klachten van [eiseres] en haar zwangerschap. Uit de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 augustus 2019 en 15 juli 2020 blijkt niet meer dat het Uwv enkel de aandoening bij de beoordeling heeft betrokken, maar is voldoende gemotiveerd dat ook fysieke klachten en psychische klachten zijn meegenomen. De standpunten van de partijen die zien op het causale verband tussen de bevalling en de klachten van [eiseres] , behoeven dan ook geen verdere bespreking meer.
14. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen twijfel meer over het inhoudelijke oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er bestaat daarom geen aanleiding om alsnog een onafhankelijke deskundige te benoemen.
15. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eiseres] en het GVB geen gelijk krijgen.
16. Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht ziet bij deze uitkomst de rechtbank geen aanleiding.