ECLI:NL:RBAMS:2021:6561

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
19/6063 en 19/6135
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen beslissing UWV over arbeidsongeschiktheid na zwangerschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 15 november 2021, zijn twee zaken behandeld onder de zaaknummers AMS 19/6063 en AMS 19/6135. De eiseres, een werkneemster bij GVB Exploitatie BV, had een beroep ingesteld tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin haar arbeidsongeschiktheid werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres niet arbeidsongeschikt was voor haar eigen werk, ondanks haar klachten na de bevalling van een tweeling in 2017. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapportages van verzekeringsartsen die concludeerden dat eiseres in staat was om de geduide functies uit te oefenen. Eiseres en haar werkgever, GVB, voerden aan dat er een causaal verband bestond tussen haar klachten en de zwangerschap, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat er geen arbeidsongeschiktheid was. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees verzoeken om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling door het Uwv en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/6063 en 19/6135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2021

in de zaak met zaaknummer AMS 19/6063

tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres (hierna: [eiseres] ),

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: het Uwv)
( [gemachtigde verweerder] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: GVB Exploitatie BV, werkgeefster, te Amsterdam.

en in de zaak met zaaknummer AMS 19/6135

tussen

GVB Exploitatie BV, te Amsterdam, eiseres (hierna: het GVB)

(gemachtigde: mr. A.M.J. Bouman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: het Uwv)
( [gemachtigde verweerder] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: A.R. [eiseres] , werkneemster, te Amsterdam.

Procesverloop

Met het besluit van 15 januari 2018 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan [eiseres] meegedeeld dat zij met ingang van 7 oktober 2017 niet arbeidsongeschikt is en daarom geen uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) krijgt.
Met de besluiten van 28 maart 2019 en 29 maart 2019 heeft het Uwv de bezwaren van [eiseres] en het GVB ongegrond verklaard.
Met de uitspraken van 22 juli 2019 heeft de rechtbank Amsterdam de beroepen van [eiseres] en het GVB gegrond verklaard en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de bezwaren.
Met besluit van 7 oktober 2019 heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] wederom ongegrond verklaard. Met een ander besluit van 7 oktober 2019 heeft het Uwv het bezwaar van het GVB wederom ongegrond verklaard (de bestreden besluiten).
[eiseres] en het GVB hebben hiertegen beroep ingesteld. Het beroep van [eiseres] staat geregistreerd onder zaaknummer AMS 19/6063. Het beroep van het GVB staat geregistreerd onder zaaknummer AMS 19/6135.
Het Uwv heeft in beide zaken verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2021.
[eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het GVB en het Uwv hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, het vooronderzoek hervat en [eiseres] de gelegenheid gegeven om aanvullende stukken in te dienen. Met de brief van
18 mei 2021 heeft de rechtbank aan [eiseres] meegedeeld dat zij de door [eiseres] ingediende stukken van 22 april 2021 buiten beschouwing laat, omdat ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe niet kenbaar is gemaakt welk stuk dient als ondersteuning van welke stelling van [eiseres] .
De rechtbank heeft partijen vervolgens om toestemming gevraagd zonder nieuwe zitting uitspraak te doen. [eiseres] heeft hiervoor geen toestemming gegeven.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 4 oktober 2021 via een video-verbinding.
[eiseres] was aanwezig. Het GVB en Het Uwv waren, met bericht voorafgaand, niet aanwezig.

Overwegingen

Vooraf
1. [eiseres] heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken die medische gegevens bevatten aan de werkgever. De rechtbank heeft om die reden besloten, onder verwijzing naar artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de kennisneming van medische stukken in deze zaak is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen. Gelet hierop zal de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven en medische terminologie zoveel mogelijk vermijden.
Wat aan deze procedure voorafging
2.1.
[eiseres] was werkzaam bij het GVB als personenvervoerder voor 36 uur per week. Op [datum] 2017 is [eiseres] bevallen van een tweeling. Vanaf [datum] 2017 tot
7 oktober 2017 ontving zij een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Op
5 november 2017 heeft [eiseres] zich ziekgemeld wegens aanhoudende klachten. Vanaf
27 november 2017 is zij gaan re-integreren bij het GVB in een andere functie.
2.2.
Naar aanleiding van de ziekmelding heeft er een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen van de verzekeringsarts zijn neergelegd in de rapportage van 12 januari 2018. Volgens de verzekeringsarts was de ziekmelding niet aansluitend op de Wazo-uitkering en valt uit de bevindingen niet af te leiden dat het met terugwerkende kracht aannemelijk is dat de later ontstane klachten van [eiseres] een eenduidige en direct oorzakelijke relatie hebben met de zwangerschap of bevalling. [eiseres] is geschikt voor ten minste een van de geduide functies die in het kader van een eerdere aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) zijn geduid. Op grond hiervan heeft het Uwv het primaire besluit genomen.
2.3.
Met de besluiten van 28 maart 2019 en 29 maart 2019 heeft het Uwv de bezwaren van [eiseres] en het GVB ongegrond verklaard. Het Uwv heeft aan de besluiten de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 maart 2018 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat [eiseres] niet arbeidsongeschikt is als gevolg van zwangerschap of bevalling. [eiseres] moet in staat worden geacht de eerder geduide functies uit te kunnen oefenen.
2.4.
Met de uitspraak van 22 juli 2019 heeft de rechtbank Amsterdam de beroepen van [eiseres] en het GVB gegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van een causaal verband tussen de psychische en fysieke klachten van [eiseres] en haar bevalling. Vervolgens heeft de rechtbank de besluiten van 28 maart 2019 en 29 maart 2019 vernietigd en het UWV opgedragen om met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
2.5.
Het Uwv heeft met de bestreden besluiten het bezwaar van [eiseres] en het GVB wederom ongegrond verklaard. Het Uwv heeft aan de bestreden besluiten de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 augustus 2019 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt allereerst op dat er geen arbeidsongeschiktheid is voor het uitvoeren van het eigen werk (zijnde één van de geduide functies). Daarnaast stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zou er een arbeidsongeschiktheid bestaan, deze niet een rechtstreeks gevolg is van zwangerschap c.q. de bevalling.
Standpunt van [eiseres]
3. [eiseres] stelt zich – samengevat - op het standpunt dat zij op 7 oktober 2017 arbeidsongeschikt is voor onder andere haar eigen werk ten gevolge van zwangerschap/bevalling. Ten onrechte wordt niet onderkend dat er sprake is van een consistent relaas van klachten. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het causale verband tussen de klachten en de bevalling afwijst, is voor [eiseres] onbegrijpelijk.
Standpunt van het GVB
4. Het GVB stelt zich – samengevat - op het standpunt dat [eiseres] op 7 oktober 2017 arbeidsongeschikt is voor onder andere haar eigen werk ten gevolge van zwangerschap/bevalling. Het GVB voert aan dat er een causaal verband bestaat tussen de klachten van [eiseres] en de zwangerschap. Volgens het GVB mag het Uwv bovendien de beoordeling niet baseren op de eerder in de WIA-zaak geduide functies omdat deze functies zijn geduid voor de bevalling. Bovendien is in de praktijk ook gebleken dat [eiseres] niet geschikt is voor de geselecteerde functies.
Het oordeel van de rechtbank
5. In geschil is de vraag of het Uwv [eiseres] terecht per 7 oktober 2017 (datum in geding) niet arbeidsongeschikt heeft geacht voor haar eigen arbeid, te weten één van de in de WIA-zaak geselecteerde functies, als gevolg van haar bevalling/zwangerschap.
6. De rechtbank stelt voorop dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 26 maart 2018 de vraag heeft beantwoord of de aandoening [1] leidt tot ongeschiktheid voor het uitoefenen van één van de bij de WIA beoordeling geduide functies. Deze aandoening geeft beperkingen ten aanzien van veelvuldig zwaar tillen en gebogen werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt onder meer dat de functies fysiek licht van aard zijn, voornamelijk zittend en zonder veel tillen, dragen en buigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat deze werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts de overige fysieke klachten [2] en de psychische klachten [3] destijds niet kenbaar heeft betrokken bij de vraag of [eiseres] met deze klachten één van de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies kan uitvoeren.
7. Met de uitspraak van 22 juli 2019 heeft de rechtbank het beroep van [eiseres] en het GVB gegrond verklaard, omdat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van een causaal verband tussen de overige fysieke klachten (die mogelijk hun oorzaak vinden in de aandoening en daardoor mede in stand worden gehouden) en de psychische klachten van [eiseres] en haar bevalling. De rechtbank heeft daarbij onder meer verwezen naar de richtlijn. [4]
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 26 augustus 2019 vervolgens gesteld dat de fysieke klachten niet leiden tot arbeidsongeschiktheid voor [eiseres] eigen werk, zijnde één van de in de WIA-beoordeling geselecteerde functies. Evenmin leiden de psychische klachten tot ongeschiktheid voor één van de geduide functies. Met de rapportage van 15 juli 2020 motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder dat de geselecteerde functies niet belastend zijn voor de delen van het lichaam waarvan [eiseres] fysieke klachten ervaart. Ook zijn de geselecteerde functies niet mentaal belastend.
9. De rechtbank stelt vast dat nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep alsnog in de rapportages van 26 augustus 2019 en 15 juli 2020 kenbaar de fysieke en psychische klachten heeft betrokken bij haar beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] , de motivering navolgbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat [eiseres] met haar klachten in staat is om één van de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies uit te voeren op de datum in geding.
[eiseres]
10. Op zitting heeft [eiseres] gesteld dat de rapportages van de bedrijfsarts jarenlang onvoldoende waren om een duidelijk ziektebeeld van haar te geven. Voor zover [eiseres] daarmee wil zeggen dat daardoor ook het onderzoek van het Uwv onvoldoende is geweest, volgt de rechtbank haar niet. In het kader van de ZW-beoordeling heeft de primaire arts [eiseres] op het spreekuur gezien. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar op 7 maart 2018 nog een keer op het spreekuur gezien. Alle medische stukken, waaronder die van haar huisarts, en de informatie van de behandelend sector, zijn bij de beoordeling betrokken. Niet is gebleken dat het onderzoek van het Uwv onzorgvuldig is geweest. Zoals eerder overwogen kunnen de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep de getrokken conclusie dragen.
GVB
11. De rechtbank volgt het GVB niet in haar stelling dat de geselecteerde functies niet bij de beoordeling mogen worden betrokken. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [5] wordt onder "zijn arbeid" verstaan: het laatstelijk verrichte werk dat de verzekerde heeft verricht voorafgaand aan zijn ziekmelding. Een uitzondering daarop geldt als de verzekerde de wachttijd voor de Wet WIA heeft doorlopen en hij niet in aanmerking is gebracht voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Als de verzekerde zich ziek meldt, wordt niet gekeken naar het laatstelijk verrichte werk, maar geldt als maatstaf de gangbare arbeid. In dat geval wordt onder “zijn arbeid” verstaan: gangbare arbeid, zoals die nader is vastgesteld in de geselecteerde functies bij de Wet WIA-beoordeling. Het gaat daarbij om elk van deze functies afzonderlijk, zodat het voor een herstel melding voldoende is als de verzekerde geschikt is bevonden voor ten minste één van de geselecteerde functies.
12. Voor zover het GVB ter zitting heeft aangevoerd dat geen van de bij de WIA-beoordeling geduide functies geschikt zijn voor [eiseres] omdat zij de afgelopen jaren niet succesvol is gere-integreerd in de haar aangeboden functies volgt de rechtbank het GVB hierin niet. De datum in geding is 7 oktober 2017. Niet is onderbouwd in hoeverre de functies waarin daarna is gere-integreerd zodanige overeenstemming hebben met de in de WIA-zaak geduide functies dat het mislukken van de re-integratie de conclusie kan dragen dat deze functies niet geschikt voor haar zijn.
13. De rechtbank concludeert dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat [eiseres] niet arbeidsongeschikt is voor haar eigen werk, te weten één van de geselecteerde functies in het kader van de WIA, alsnog navolgbaar is. Omdat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of er een oorzakelijk verband is tussen de klachten van [eiseres] en haar zwangerschap. Uit de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 augustus 2019 en 15 juli 2020 blijkt niet meer dat het Uwv enkel de aandoening bij de beoordeling heeft betrokken, maar is voldoende gemotiveerd dat ook fysieke klachten en psychische klachten zijn meegenomen. De standpunten van de partijen die zien op het causale verband tussen de bevalling en de klachten van [eiseres] , behoeven dan ook geen verdere bespreking meer.
14. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen twijfel meer over het inhoudelijke oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Er bestaat daarom geen aanleiding om alsnog een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eiseres] en het GVB geen gelijk krijgen.
16. Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht ziet bij deze uitkomst de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De aandoening genoemd op pagina vier, de vijftiende regel van de rapportage van 26 maart 2018 onder het kopje “beschouwing”.
2.De klachten genoemd op pagina twee onder diagnose en op pagina vier, de zevende regel van de rapportage van 26 maart 2018 onder het kopje “beschouwing”.
3.Genoemd in de rapportage van 4 april 2018.
4.Richtlijn voor verzekeringsartsen van het Uwv. Zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid, 1 mei 2014 (de Richtlijn).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 21 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2010:BM1904.