Bewijsoverwegingen ten aanzien van het als feit 1 tenlastegelegde
3.3.2.1 Aan de boedel onttrokken geldbedragen
Uit de beschikbare bankafschriften van [naam bedrijf BV 1] , als bijlagen gevoegd bij de brief van de curator van 12 oktober 2016, blijkt dat [naam bedrijf BV 1] in de periode van 20 januari 2014 tot en met 21 april 2016 gelden van [naam bedrijf BV 3] en [naam bedrijf BV 2] ontving in de vorm van dividend, onkostenvergoeding en managementvergoeding. Uit diezelfde bankafschriften blijkt dat deze gelden vrijwel telkens op de dag van ontvangst op de bankrekening van [naam bedrijf BV 1] of kort daarna, werden overgeboekt naar de privérekening van [medeverdachte] en/of die van verdachte en/of de kinderen van verdachte. Deze overboekingen heeft verdachte erkend. Verdachte en [medeverdachte] leefden op dat moment samen in Uitgeest en later in Bergen.Voor die laatste woning is door [naam bedrijf BV 1] een huurovereenkomst aangegaan. Van het geld op de privérekening van [medeverdachte] werden de boodschappenen de huur betaald.Op de rekening van verdachte werd in gedeelten salaris gestort.In voornoemde periode is ook voor een totaalbedrag van
€ 22.558,35 aan auto-/benzinekosten privé uitgegeven. [naam bedrijf BV 1] had geen auto in eigendom of lease, maar volgens verdachte reden [medeverdachte] , hijzelf en zijn kinderen in een Fiat 500.Tevens is voor een totaalbedrag van € 56.306,51 aan overige uitgaven privé uitgegeven. Uit de bankafschriften blijkt dat er geld werd uitgegeven bij onder andere de supermarkt, winkels als Praxis, Action en [naam bedrijf] en horecagelegenheden als Grandcafé [naam] , Loetje en Grandcafé [naam] . Ook heeft [naam bedrijf BV 1] de Schoevers-opleiding van de dochter van verdachte betaald en zijn er hotelkosten gemaakt in Akersloot, Breukelen en Istanbul.
Er werden - zo blijkt - diverse uitgaven gedaan die niet waren gerelateerd aan enige activiteit van [naam bedrijf BV 1] en waarvan de bonnetjes niet werden bewaard of zijn achterhaald.Niet is gebleken dat er reserveringen werden gemaakt voor betalingen aan bijvoorbeeld de Belastingdienst. Sterker nog: de Belastingdienst heeft over de periode vanaf augustus 2014 maandelijks naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd aan [naam bedrijf BV 1] , welke onbetaald zijn gebleven. Ook was geen sprake van structurele betaling aan de verhuurders van de woning en het kantoor, wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat de verhuurders het faillissement van [naam bedrijf BV 1] hebben aangevraagd.
Door vanaf de oprichting van [naam bedrijf BV 1] zo te handelen als hiervoor beschreven, heeft [naam bedrijf BV 1] naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de rechten van de schuldeisers zouden worden verkort.
3.3.2.2 Administratie van [naam bedrijf BV 1]
De curator heeft, zoals hierboven weergegeven, van [naam boekhouder] de opgemaakte administratie over 2014 ontvangen en van verdachte conceptjaarcijfers over 2015 en 2016. Deze jaarcijfers zijn achteraf gereconstrueerd.
Volgens verdachte zat de administratie van 2015 en 2016 in een map die op kantoor in Heiloo zou moeten staan, maar dat kantoor was ontruimd. Hij heeft de map ook niet aangetroffen in de opslag van de inboedel.In de map zaten volgens verdachte onder andere bonnetjes die verdachte declareerde.[naam boekhouder] ontving van [medeverdachte] de bankafschriften en de achterliggende stukken over 2014. Alles waarvoor geen bon of zakelijke onderbouwing was, is geboekt op de rekening-courant directie, aldus [naam boekhouder] . Deze bedroeg ruim € 89.000,-.
De curator heeft verklaard dat hij op 14 juni 2016, nadat hij door de rechtbank was aangesteld als curator, telefonisch contact heeft gezocht met verdachte. Het is toen niet gelukt om in contact te komen. Op 15 juni 2016 heeft hij verdachte wel gesproken en hebben zij een afspraak gemaakt voor 16 juni 2016. Op 16 juni 2016 heeft de curator verdachte gesproken op kantoor. Verdachte heeft in dit gesprek toezeggingen gedaan met betrekking tot het aanleveren van diverse stukken, zoals administratie, jaarrekeningen, debiteuren- en crediteurenoverzichten, rekening-courantovereenkomsten en leningsovereenkomsten.
Uit het vorenstaande trekt de rechtbank de conclusie dat er weliswaar een begin van een administratie over 2014 was opgemaakt en werd bijgehouden, maar geen volledige administratie. Over de jaren 2014 tot en met 2016 is de administratie onvolledig gevoerd en bewaard. Ook heeft verdachte de administratie na het faillissement van [naam bedrijf BV 1] niet aan de curator overhandigd, hoewel deze hierom meermalen heeft verzocht. Daarmee was het niet mogelijk voor de curator de rechten en verplichtingen van [naam bedrijf BV 1] over die jaren te kennen.
De omstandigheid dat het kantoor van [naam bedrijf BV 1] wegens huurachterstand is ontruimd en daarbij de boekhouding niet op de juiste wijze bewaard is gebleven, wat daar verder ook van zij, komt voor rekening en risico van [naam bedrijf BV 1] en haar (middellijk) bestuurder.
3.3.2.3 Feitelijk leidinggeven
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte feitelijke leiding gegeven aan voornoemde gedragingen. Van belang hiervoor zijn de verklaringen van [medeverdachte] , [naam boekhouder] en verdachte zelf. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte de dagelijkse leiding bij [naam bedrijf BV 1] had. Niets ging zonder overleg met hem. Verdachte gaf aan wat er moest gebeuren, bepaalde wat er betaald moest worden en gaf opdrachten aan de boekhouder. De overboekingen van de dochterondernemingen ( [naam bedrijf BV 3] en [naam bedrijf BV 2] ) naar [naam bedrijf BV 1] fiatteerden [medeverdachte] en verdachte. De betalingen van [naam bedrijf BV 1] , zoals auto- en telefoonkosten, verrichtte [medeverdachte] .[naam boekhouder] heeft verklaard dat [naam bedrijf BV 1] feitelijk werd gestuurd door [verdachte] , maar dat [medeverdachte] er wel bij betrokken was. Beiden waren de drijvende kracht achter [naam bedrijf BV 1] en zij namen samen beslissingen. [medeverdachte] moest de handtekeningen zetten en kon zich ook als directeur gedragen.Verdachte heeft verklaard hij gezamenlijk met [medeverdachte] besloot dat er geld naar haar privérekening zou worden overgemaakt.
De rechtbank vindt op grond van het voorgaande dat de handelingen van verdachte en die van [medeverdachte] zodanig substantieel verweven zijn geweest dat ook kan worden bewezen dat verdachte met een ander feitelijke leiding heeft gegeven aan de strafbare gedragingen van [naam bedrijf BV 1] .