Uitspraak
1.De procedure
3.De beslissing
30 september a.s. om 12.00 uur schriftelijk zijn zienswijze te geven op hetgeen onder r.o. 2.4. is overwogen;
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2021 een tussenbeslissing genomen in een herstructureringsprocedure met betrekking tot de besloten vennootschap [schuldenares 2] B.V. De rechtbank heeft eerder in de procedure al verschillende beschikkingen gedaan en verwijst naar deze eerdere uitspraken voor de context van de zaak. Op 23 september 2021 heeft de herstructureringsdeskundige, vertegenwoordigd door mr. M. Broeders, een e-mail gestuurd naar de rechtbank met zorgen over de kosten van zijn verweer. De rechtbank heeft daarop besloten om alle belanghebbenden uit te nodigen om hun zienswijzen te geven op het voornemen om ambtshalve een voorziening te treffen op basis van artikel 379 jo. artikel 371 lid 10 van de Faillissementswet (Fw).
Op 24 september 2021 heeft [schuldeiser 3] een wrakingsverzoek ingediend, dat op 28 september 2021 is behandeld en afgewezen. De rechtbank heeft vervolgens schriftelijke zienswijzen ontvangen van verschillende belanghebbenden, waaronder [schuldeiser 1], [schuldeiser 2], [schuldeiser 3], de herstructureringsdeskundige, [schuldeiser 4], [schuldenares 1] en [schuldeiser 5]. De rechtbank heeft de herstructureringsdeskundige de gelegenheid gegeven om zijn zienswijze te geven over de noodzaak van de voorziening, en heeft aangegeven dat de andere betrokkenen ook hun reacties kunnen indienen.
De rechtbank benadrukt dat de kwestie van kostendekking voor de werkzaamheden van de herstructureringsdeskundige tot aan de homologatie niet aan de orde is in deze beslissing. De herstructureringsdeskundige heeft inmiddels een nieuwe begroting ingediend, waarover de rechtbank later zal beslissen. De rechtbank houdt iedere beslissing aan en zal op een later moment een definitieve uitspraak doen.