ECLI:NL:RBAMS:2021:6548

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
13-177416-20 (A), 13-002592-21 (B), 13-199867-21 (C)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging, belaging en smaadschrift jegens ex-partner en familie, met voorhanden hebben van een taser

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, belaging, smaadschrift en het voorhanden hebben van een taser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-vrouw en haar familie gedurende een langere periode heeft bedreigd en lastiggevallen. De bedreigingen omvatten onder andere het sturen van dreigende berichten via WhatsApp en het tonen van een vuurwapen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging door zijn ex-vrouw stelselmatig te lastigvallen, wat leidde tot angst en schaamte bij haar. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een taser in zijn bezit had, wat in strijd is met de Wet Wapens en Munitie. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan tweeënhalve maand voorwaardelijk, en een contactverbod met de ex-vrouw. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan tweeënhalve maand voorwaardelijk, en heeft een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-177416-20 (A), 13-002592-21 (B), 13-199867-21 (C) (ter zitting gevoegd)
Parketnummer vordering tul: 13-018751-20
Datum uitspraak: 16 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2021. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.M. Kruizinga, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, op de zitting gevoegd. Deze zaken worden hierna respectievelijk als zaak A, B en C aangeduid.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort weergegeven – beschuldigd van:
Zaak A:
Bedreiging van [aangeefster 1] en/of diens familie in de periode van 1 juli 2020 tot en met 5 juli 2020;
Bedreiging van [aangever] en/of [aangeefster 3] in de periode van 1 juni 2020 tot en met 6 juli 2020;
Zaak B:
Stalking van [aangeefster 1] in de periode van 1 juni 2020 tot en met 14 juli 2021;
Het voorhanden hebben van een taser op 20 januari 2021;
Zaak C:
Bedreiging van [aangeefster 1] op 14 juli 2021;
Smaadschrift dan wel belediging van [aangeefster 1] van 26 mei 2021 tot en met
18 juni 2021;
3. Belediging van [aangeefster 4] op 4 mei 2021
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen, maar vindt dat gedeeltelijk vrijspraak moet volgen voor de onderdelen bedreiging via internetbankieren en de uitlating ‘Ik poep in je vaders mond’. Deze uitingen zijn niet bedreigend van aard en door aangeefster werd de opmerking die werd gedaan via internetbankieren ook niet als bedreigend opgevat. Ook voor de bedreiging van [aangeefster 3] (zaak A, feit 2) moet gedeeltelijke vrijspraak volgen, nu de bedreiging niet aan haar is gericht en zij ook niet heeft verklaard dat zij zich door verdachte bedreigd voelt.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Bijna de gehele tenlastelegging is gebaseerd op de verklaring van één getuige, te weten [aangeefster 1] . De uitlatingen onder feit 1 in zaak A worden op geen enkele manier bevestigd door ander bewijsmateriaal. De verdediging ziet daarnaast contra-indicaties voor het waarheidsgehalte van de aangifte. Een telefoon met het telefoonnummer [nummer 1] is nooit bij verdachte aangetroffen. Er zijn bovendien twee contra-indicaties dat dit nummer bij hem in gebruik was. Niet is vast te stellen dat hij degene is die de foto met het vuurwapen heeft gestuurd. Evenmin is vast te stellen wie er wordt bedreigd door deze foto. De bedreiging van de vriendin van [naam vriend] is volledig gebaseerd op de aangifte van [naam vriend] , die weer op haar verklaring is gebaseerd. Afgezien van het feit dat dit onvoldoende is, kan de vraag worden gesteld of hier sprake was van een bedreiging. Niemand heeft verdachte banden lek zien steken. Van feit 2 moet verdachte ook worden vrijgesproken, want als al kan worden vastgesteld dat verdachte het WhatsAppbericht met de foto van het vuurwapen heeft verstuurd, dan was er geen opzet op het bedreigen van [aangever] . Dit geldt ook ten aanzien van de uitlatingen tegenover de politie.
Het merendeel van de uitlatingen in zaak B, feit 1 zijn met het telefoonnummer [nummer 1] gedaan en een Facebookaccount op naam van aangeefster. Er zijn contra-indicaties voor de stelling dat voornoemd nummer bij verdachte in gebruik was en nergens blijkt uit wie het Facebookaccount heeft gemaakt. Bovendien stelt verdachte dat hij dat telefoonnummer niet heeft gebruikt en geen Facebookaccount op naam van aangeefster heeft aangemaakt.
Indien vastgesteld kan worden dat verdachte de dader is, dan nog kan geen veroordeling volgen, omdat geen sprake is van enige vorm van intensiteit, duur en frequentie die voldoet aan de eis van stelselmatigheid.
Ten aanzien van zaak B, feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Voor zaak C, feit 1 is te weinig bewijs. Niet duidelijk is of het spraakbericht door verdachte is ingesproken. Ten tweede is het bericht niet naar aangeefster gestuurd, maar naar een vriend. Ten derde is de inhoud verwerpelijk, maar geen bedreiging, in ieder geval niet aan het adres van [aangeefster 1] . Ten aanzien van zaak C, feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van zaak C, feit 3 kan niet worden vastgesteld of de verklaring van [aangeefster 4] klopt. Uit niets anders dan haar verklaring blijkt dat verdachte de tenlastegelegde uitlatingen heeft gedaan.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten. [1]
3.3.1.
Bedreiging van [aangeefster 1] en diens familie
(zaak A, feit 1)
Het telefoonnummer [nummer 1]
Uit een technische actie van de politie op 3 januari 2021 op het telefoonnummer
[nummer 1] (hierna aangeduid als: * [nummer 1] ) kwam naar voren dat dit telefoonnummer op naam stond van verdachte. [2] Aangeefster en haar broer hebben verklaard dat dit telefoonnummer aanvankelijk in gebruik was bij aangeefster, maar later in gebruik is genomen door verdachte. [3] Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft op 28 juni 2020 en op 1 juli 2020 via het telefoonnummer * [nummer 1] SMS-berichten ontvangen van verdachte. [4] Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode de gebruiker was van het telefoonnummer * [nummer 1] .
De aangifte van [aangeefster 1] en steunbewijs
Aangeefster heeft verklaard dat haar broer [naam broer ] op 2 juli 2020 een foto heeft ontvangen van verdachte waarop een pistool is te zien. Zij heeft daarbij aangegeven erge angst te hebben dat verdachte dat pistool ook tegen haar zal gebruiken. [5] [naam broer ] heeft verklaard dat de foto was verstuurd van het telefoonnummer * [nummer 1] , het oude telefoonnummer van aangeefster, zijn zusje. [6] Aangeefster en haar broer herkennen de houten tafel die op de foto met het pistool te zien is als de eettafel in de woonkamer van verdachte. Ook de politie herkent de tafel van verdachte als de tafel op de foto met het vuurwapen. [7] Aangeefster heeft ook verklaard dat verdachte op 1 juli 2020 haar en haar familie heeft bedreigd door te zeggen dat hij haar wil doodmaken, haar leven en dat van haar familie kapot gaat maken en dat iedereen een lesje gaat krijgen. Tot slot heeft zij verklaard dat verdachte een fles met terpentine opende en zei dat hij haar naast de kinderen in brand zou gaan steken, alsmede het huis. Volgens aangeefster hield verdachte de fles daarbij vast op een manier alsof hij de terpentine over hen heen zou gieten en was zij op dat moment erg bang voor hem. De politie heeft bij de doorzoeking op 7 juli 2020 in de woning van verdachte en aangeefster een doorzichtige fles met een rood etiket erop aangetroffen en rook bij het opendoen van de dop terpentine. [8] De rechtbank vindt de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Dat de fles terpentine geen Coca Cola fles betreft, maar een fles van een ander merk, maakt dat niet anders, nu sprake is van een doorzichtige fles met een rood etiket die lijkt op een Coca Cola fles. Deze verkeerde waarneming van aangeefster is niet zodanig essentieel dat daardoor haar gehele verklaring ongeloofwaardig wordt. Daar komt bij dat verdachte tijdens de raadkamer van 10 augustus 2020 heeft bevestigd dat de fles waarover aangeefster spreekt al die tijd in een bak met schilderspullen heeft gelegen in de lege kamer waar hij aan het klussen was. [9] In verschillende stukken in het dossier is vermeld dat verdachte de term ‘hoer’ gebruikt. Dit volgt bijvoorbeeld uit vertalingen van telefoongesprekken, facebookberichten en spraakberichten. Ook dit ondersteunt de verklaring van aangeefster, die heeft verklaard dat verdachte haar vieze kankerhoer heeft genoemd.
Het telefoongesprek met de vriendin van [naam vriend]
heeft aangifte gedaan van vernieling van zijn voertuig met [kenteken] op 5 juli 2020. [10] Hij heeft verklaard dat tussen 24:00 uur en 09:30 uur de banden van zijn auto zijn lek gestoken, dat hij vermoedt dat verdachte de dader is en dat zijn vriendin die nacht rond 4:21 uur door verdachte is gebeld. Zijn vriendin moest hem, aangever, van verdachte wakker maken en hij moest naar beneden komen. Als hij dat niet zou doen dan zou verdachte aangever [naam vriend] wat aandoen.
De vriendin van [naam vriend] heeft telefonisch tegenover de politie verklaard dat verdachte haar rond 4:00 uur in die nacht heeft gebeld en haar man heeft bedreigd. Zij heeft verklaard dat verdachte tegen haar zei dat zij [naam vriend] moest wakker maken, dat verdachte meerdere keren heeft gezegd dat hij haar man zou doodmaken en dat zij verdachte voor de deur zag staan met een mes. [11] Ook verklaarde zij dat in de ochtend alle vier de banden van hun auto waren lek gestoken. Verdachte ontkent de bedreiging. Wel heeft hij op de zitting bevestigd dat hij rond dat tijdstip van 04:00 uur met de vriendin van [naam vriend] heeft gebeld. [12] De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat het verdachte is geweest die de banden van [naam vriend] heeft lek gestoken. De waarneming van de vriendin van [naam vriend] ondersteunt het vermoeden van aangever en de verklaringen van aangever, zijn vriendin en verdachte komen op het punt van het ongebruikelijke tijdstip van het telefoongesprek overeen. In deze context vindt de rechtbank de bedreiging van [naam vriend] met enig misdrijf tegen het leven ook bewezen.
3.3.2.
Bedreiging van [aangever]
(zaak A, feit 2)
De politie heeft gerelateerd dat verdachte op 1 juni 2020 tegenover de politie heeft geuit dat verdachte [aangever] niet moet tegen komen, omdat hij dan niet voor zichzelf instaat en zijn strot zou kunnen doorsnijden. [13] Op 16 juni 2020 heeft verdachte volgens de politie in een telefoongesprek via WhatsApp gezegd dat hij het nu zelf gaat aanpakken, dat er bloed gaat vloeien en dat hij [aangever] binnen korte tijd gaat vinden. Verdachte had een (nep) Facebookaccount aangemaakt om [aangever] uit te lokken. [14] Hiermee vindt de rechtbank bewezen dat verdachte de tenlastegelegde uitingen heeft gedaan. De kans dat de politie de door verdachte gedane uitlatingen zou overbrengen aan het door hem beoogde slachtoffer is naar het oordeel van de rechtbank in juridische zin aanmerkelijk. Indien uit dreigingsanalyses van de politie een hoog risico voortvloeit moet die dreiging worden gedeeld met degene waar de bedreigingen aan zijn gericht. Dat is in dit geval ook gebeurd tijdens het verhoor van [aangever] op 23 juli 2020. [15] Door de genoemde uitingen tegenover de politie te doen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de politie dit zou delen met [aangever] .
Met de officier van justitie en de raadsman vindt de rechtbank dat voor de overige onderdelen van de tenlastelegging onvoldoende bewijs is, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
3.3.3.
Belaging van [aangeefster 1]
(zaak B, feit 1)
Zoals hiervoor onder zaak A overwogen vindt de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van haar aangifte van belaging. [16] Aangeefster heeft in haar aangifte aangegeven dat verdachte haar blijft lastigvallen sinds zijn vrijlating op 23 november 2020. Tijdens telefonisch contact met de politie op 3 januari 2021 heeft zij verklaard dat verdachte, op 31 december 2020 of 1 januari 2021, een naaktfoto met daarop anale seks aan haar broer heeft gestuurd en dat zij zichzelf op die foto herkent. In het dossier bevindt zich de bedoelde foto van de top van een ontblootte penis tegen/tussen blote billen. Verdachte zou de enige zijn die de foto gemaakt kan hebben, omdat zij verplicht met hem anale seks heeft gehad. Aangeefster verklaarde hierbij dat verdachte haar helemaal kapot maakt en maar blijft doorgaan.
Ook de broer van aangeefster, [naam broer ] , heeft aangifte gedaan van stalking en hij bevestigt de aangifte van [aangeefster 1] . Hij heeft verklaard dat verdachte hem tussen
1 december 2020 en 31 december 2020 veelvuldig lastig heeft gevallen door vaak telefonisch contact met hem te zoeken. [17] Verdachte zou daarbij wederom voornamelijk gebruik maken van het telefoonnummer * [nummer 1] en telkens tekstberichten en foto’s sturen via WhatsApp. In deze berichtjes zou verdachte zich tegenover aangever voordoen als zijnde zijn zusje -aangeefster [aangeefster 1] -, haar en zijn familie zwart maken en zeggen dat hij naaktfoto’s van [aangeefster 1] gaat verspreiden. In december 2020 zou verdachte [naam broer ] zeven tot achter keer hebben benaderd via WhatsApp en hem meerdere berichten hebben gestuurd, waaronder een naaktfoto van anale seks. Op 3 januari 2021 ontving de politie een naaktfoto van aangeefster, waarbij zij had geschreven dat verdachte deze foto met haar vader en zijn vrouw heeft gedeeld en daarbij heeft gezegd “Raad maar wie zn kont is.” [18]
Op 16 juli 2021 heeft aangeefster telefonisch tegenover de politie verklaard dat verdachte op 13 juli 2020 een bedrag van 0,01 cent naar haar had overgemaakt en in de omschrijving had gezet: “Je hebt ons lot bepaald. Je hebt verder geen stap gezet. Maar je hebt mij verlaten en naar de politie gegaan. Je hebt me verbrand. En je hebt bovendien mijn kinderen gebruikt. Moge God (Allah) je corrigeren.” [19] Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij dit bericht via internetbankieren heeft verstuurd. Verdachte heeft ook bekend dat hij op zijn Facebookpagina een bericht heeft geplaatst jegens aangeefster (bericht van 1 juni om 13:02 uur). Dit Facebookbericht is ook door de politie waargenomen op Facebook. [20]
De rechtbank concludeert dat verdachte door zijn handelen wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft veelvuldig aangeefster en haar familie lastiggevallen. Aangeefster was duidelijk bang voor verdachte en ervaarde veel gevoelens van schaamte. Door zijn gedrag heeft verdachte aangeefster angst aangejaagd en heeft hij haar gedwongen contact met hem te dulden. Verdachte had duidelijk het oogmerk om aangeefster te provoceren, bang te maken en haar zwart te maken bij haar familie. Hij voegde de daad bij het woord door eerst te dreigen met het delen van naaktfoto’s van aangeefster en dit vervolgens ook daadwerkelijk te doen. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging.
3.3.4.
Het voorhanden hebben van een taser
(zaak B, feit 2)
Bij de aanhouding van verdachte op 20 januari 2021 is een taser aangetroffen. [21] Verdachte bekende meteen dat dit een taser is. Uit het technisch onderzoek blijkt het te gaan om een stroomstootwapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie. [22]
3.3.5.
Bedreiging van [aangeefster 1]
(zaak C, feit 1)
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 14 juli 2021 in het bezit is gekomen van een door verdachte ingesproken spraakbericht gericht aan haar. Zij voelde zich bang en bedreigd door de inhoud van het bericht. [23] Zij is erachter gekomen dat het bericht verstuurd is via het nummer [nummer 2] , dat zij kent als het nummer dat verdachte in gebruik heeft, en zij herkende zijn stem. Verdachte heeft op de zitting bevestigd dat [nummer 2] zijn telefoonnummer is. [24] Hij heeft dit ook eerder bij de politie bevestigd en het nummer staat ook op zijn naam. De inhoud van het Turkse spraakbericht houdt volgens de vertaling in: “
Ik ga ze allemaal op een kogelregen trakteren, ik krijg ze allemaal te pakken. Begrijp je dat? Nog eventjes. Ze moet vooral zo doorgaan. Ze gaat de kut van haar moeder zien.” Deze tekst kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan als een bedreiging worden begrepen.
De rechtbank concludeert dat verdachte degene is die deze bedreiging heeft verzonden. Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat het niet kan kloppen dat hij dit gezegd heeft, maar geeft verder geen enkele aannemelijke verklaring voor de omstandigheid dat dit bericht via zijn telefoonnummer is verzonden en dat zijn stem wordt herkend. Gelet op de dreigende inhoud van het bericht heeft verdachte, door het bericht naar een vriend van aangeefster te versturen bewust de reële kans aanvaard dat dit bericht aan aangeefster zou worden doorgegeven.
3.3.6.
Aanranding van de eer en goede naam van [aangeefster 1]
(zaak C, feit 2)
Op 11 juni heeft [aangeefster 1] wederom aangifte gedaan tegen verdachte, omdat verdachte op zijn eigen Facebookpagina beledigende en kwetsende teksten over haar zou hebben geschreven en hun vrienden en familie in deze berichten zou hebben getagd. [25] Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij deze teksten op zijn Facebookpagina heeft geplaatst en heeft verklaard daar ook achter te staan. Hij heeft aangeefster met zijn Facebookberichten in het openbaar beschuldigd van seks met meerdere mannen, waaronder de buurman. Dit zijn concrete gedragingen die door verdachte aan aangeefster worden toegeschreven op een openbaar forum dat voor iedere willekeurige persoon zichtbaar is. Het is overduidelijk dat verdachte de bedoeling had bekendheid te geven aan zijn beschuldigingen en de geschriften en afbeeldingen van en over aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift.
3.3.7.
Belediging van [aangeefster 4]
(zaak C, feit 3)
De teammanager van [aangeefster 4] heeft aangifte gedaan van belediging van [aangeefster 4] op 4 mei 2021. [26] Verdachte zou tijdens een telefoongesprek hebben gezegd dat [aangeefster 4] een hoer en een duivel is. Later die dag zou verdachte via WhatsApp spraakberichten hebben gestuurd naar [aangeefster 4] . Dit laatste heeft verdachte bij de politie bekend. [27]
De rechtbank vindt ondanks de ontkenning van verdachte ook bewezen dat hij de eerste uitlating heeft gedaan. Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft opgeschreven dat zij vanuit haar ervaring op straat de woorden de woorden “Je bent een hoer een duivel”, die in het Arabisch werden gesproken, herkent in het door [aangeefster 4] opgeslagen gesprek tussen haar en verdachte. [28] Zij heeft opgeschreven dat verdachte deze woorden heeft gezegd. [aangeefster 4] heeft aangegeven dat zij zich beledigd voelt door de uitlatingen van verdachte.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
zaak A, feit 1:
in de periode van 1 juli 2020 tot en met 5 juli 2020 in Nederland [aangeefster 1] en diens familie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte,
- opzettelijk een WhatsAppbericht naar de mobiele telefoon van de broer van
voornoemde [naam vriend] (genaamd [naam broer ] ) gestuurd met daarin een foto van een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp met een gevulde patroonhouder en
- voornoemde [aangeefster 1] dreigend te woorden toegevoegd: “Vieze kankerhoer, ik wil
je doodmaken. Ik ga je leven zuur maken. Je hebt mijn leven kapot gemaakt, ik ga
de jouwe en die van je familie ook kapot maken. Iedereen gaat een lesje krijgen.”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- een fles gevuld met terpentine aan die [aangeefster 1] getoond en vervolgens de dop
geopend en de fles terpentine zo gehouden alsof hij de vloeistof over hen,
voornoemde [aangeefster 1] en haar kinderen, heen zou gieten en daarbij dreigend de
woorden toegevoegd: “Ik ga jou naast de kinderen in de brand steken. Ik ga het huis
in de brand steken” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- de vriendin van [naam vriend] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: “Je moet
[naam vriend] wakker maken en hij moet naar beneden komen. Hij moet mij voor morgen
bellen. Als hij dat niet doet doe ik hem wat aan.” althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en
- vervolgens de banden van het voertuig voorzien van [kenteken] van
[naam vriend] lek gestoken;
zaak A, feit 2:
in de periode van 1 juni 2020 tot en met 6 juli 2020 in Nederland [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, aan de politie dreigend de woorden toegevoegd: "Ik moet [aangever] niet tegenkomen want dan sta ik niet voor mijzelf in. Ik zou zijn strot door kunnen snijden" en "Ik ga het nu zelf aanpakken. Er gaat bloed vloeien. Binnen de kortste tijd ga ik hem vinden.";
zaak B, feit 1:
in de periode van 1 juni 2020 tot en met 14 juli 2021 in Nederland telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 1] met het oogmerk voornoemde [aangeefster 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- meermalen voornoemde [aangeefster 1] WhatsAppberichten gestuurd en
- de broer van voornoemde [aangeefster 1] , te weten [naam broer ] , een WhatsAppbericht
gestuurd, inhoudende een naaktfoto van anale seks van [aangeefster 1] en
- de vader van voornoemde [aangeefster 1] en diens vrouw, te weten [naam vriend] , een naaktfoto
van [aangeefster 1] gestuurd per Whatsapp, gevolgd door de tekst “Raad maar van wie zn
kont is” en
- middels internetbankieren een bedrag aan [aangeefster 1] overgemaakt waarbij hij,
verdachte, de woorden heeft toegevoegd: “Je hebt ons lot bepaald. Je hebt verder
geen stap gezet. Maar je hebt mij verlaten en je bent naar de politie gegaan. Je hebt
me verbrand. En je hebt bovendien mijn kinderen gebruikt. Moge god je corrigeren”,
althans woorden van gelijke aard of strekking en
- op zijn, verdachtes, Facebookpagina een bericht geplaatst met daarin onder meer de
tekst: “Eerwraak? Ik spuug niet eens op je. Jou eer is jullie eigen eer! Eerloze! Je
hebt niet eens zelfrespect! Als je volgende keer onder iemand ligt en je kont geeft
geef dan je eigen naam! Familie naam! Vertel ze wie je broer is! Laat mijn
(familie)naam en die van de kinderen er buiten! Gebruik niet de namen van je
dochters als nickname! Vieze hoer!” (Bericht d.d. 1 juni om 13:02 uur);
zaak B, feit 2:
op 20 januari 2021 te Amsterdam een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet Wapens en munitie, te weten een taser in de vorm van een BMW sleutel, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
zaak C, feit 1:
op 14 juli 2021 in Nederland [aangeefster 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door via WhatsApp een dreigende spraakmemo naar een vriend van voornoemde [naam vriend] te sturen met in de Turkse taal de woorden: “Ik ga ze allemaal op een kogelregen trakteren. Ik krijg ze allemaal te pakken. Begrijp je dat? Nog eventjes. Ze moet vooral zo doorgaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
zaak C, feit 2:
in de periode van 26 mei 2021 tot en met 18 juni 2021 in Nederland opzettelijk de eer en de goede naam van [aangeefster 1] heeft aangerand door telastelegging van bepaalde feiten met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, immers heeft verdachte met voormeld doel op zijn, verdachtes, Facebookpagina meerdere berichten geplaatst met daarin onder meer de tekst:
- “ Eerwraak? Ik spuug niet eens op je. Jou eer is jullie eigen eer! Eerloze! Je hebt niet
eens zelfrespect! Als je volgende keer onder iemand ligt en je kont geeft geef dan je
eigen naam! Familie naam! Vertel ze wie je broer is! Laat mijn (familie)naam en
die van de kinderen er buiten! Gebruik niet de namen van je dochters als nickname!
Vieze hoer!” (Bericht d.d. 1 juni om 13:02 uur) en
- “ Ze boekt zelf een hotelkamer om met mannen af te spreken, waarschijnlijk zijn ze
er achter gekomen [naam 1] / [naam 2] en wil ze mij de schuld geven dat ik op haar naam
hotelkamer boek. ik hoop dat de politie is inziet dat ze liegt. Check alle
bookingegevens van de boeking en bankgegevens etc en je komt 100000% bij haar
zelf terecht. Check goed misschien zie je wel meerdere boekingen op haar naam,
war ze al geweest is om af te spreken voor een Sex date” (Bericht d.d. 29 mei 2021
om 16:37 uur) en
- “ Ugur jij ook pik. Vind mannen voor je zusje. Ze wil gekke seks. Met meerdere
lullen te gelijk. Ze heeft niet genoeg aan 1 lul.” en
- “ Bij [naam 3] van Jeugd Bescherming ontkent ze aangerand te zijn. Vraag door en je
krijgt haar door.” (Bericht d.d. 1 juni 2021 om 12.29 uur) en
- “ Geachte rechter, ik heb gelogen. Na de zogenaamde aanranding van 16 november
2019. Ik zei nee. De waarheid. Ja! Zelfs elke dag zie mijn Whatsapp gesprekken van
mijn geheime nummer [nummer 3] wat ik verborgen hield en niet heb gegeven bij
de zede politie.” en/of “Ik ben niet aangerand, daarom wou ik geen aangifte doen,
dat moest ik van mijn broer zeggen om ons eer te redden.” gevolgd door (een
gedeelte van) de aangifte van voornoemde [naam vriend] (Bericht d.d. 29 mei 2021 om 13.46
uur) en/of
- “ Je bent hoer! Dat weet je toch? Met de buurman neuken. Je schaamt je niet a hoer!
Vroeg of laat gaan de kids toch weten wat je hebt uitgespookt. Iedereen weet het al.
Nu de politie nog.” en
- “ Politie; met paardenkleppen doe je ogen op!” en/of “Ze speelt van de domme, maar
ze is uitgekookt!” en/of “Zij liegt veel. Als je bang bent ga je niet met de buurman
rotzooien!” (Bericht d.d. 26 mei 2021 om 10:21 uur);
zaak C, feit 3:
op 4 mei 2021 in Nederland opzettelijk [aangeefster 4] in haar tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door voornoemde [aangeefster 4]
- tijdens een telefoongesprek de woorden toe te voegen: “Je bent een hoer een duivel.” en
- spraakberichten te sturen via Whatsapp met de woorden: “Je weet wel wat je hebt
gedaan vuile hoer” en “Je mag mij blokkeren vuile hoer, je mag alles doen je mag
naar de politie gaan. Ik ga alle opgenomen gesprekken met je foto online zetten op
een Facebook pagina. Dat je liegt, dat je stiekem dingen achter me doet.” althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

5.De strafoplegging

5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan tweeënhalve maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Een lange proeftijd is nodig om herhaling te voorkomen. Daarnaast vindt zij dat een maatregel ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten moet worden opgelegd voor drie jaren, bestaande uit een contactverbod met aangeefster en een gebiedsverbod voor de gehele gemeente Almere. Hieraan moet vervangende hechtenis van een week per overtreding van deze maatregel worden gekoppeld. Een uitzondering op deze verboden zou alleen moeten gelden als contact met aangeefster en/of aanwezigheid van verdachte in Almere noodzakelijk is in het kader van de omgang met hun kinderen en dit alleen onder begeleiding of in elk geval met toestemming van de William Schrikker Groep. Deze maatregel moet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit en sprake is van ernstige overlast jegens personen.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte genoeg is gestraft met het voorarrest. Verdachte verdient een kans en heeft, ondanks zijn eigen aandeel, ook nare gevolgen ondervonden van de problemen met zijn ex-vrouw. Hij had alles in zijn leven op orde, maar sinds de scheiding in gang is gezet heeft hij geen huis meer, geen werk en ziet hij zijn kinderen niet meer. Verdachte wil zich nu weer op de toekomst richten. Hij heeft een nieuwe relatie en hij wil graag zijn kinderen zien. Hij wil verder niets meer met zijn ex-vrouw te maken hebben.
Nu de strafzaak al anderhalf jaar duurt ziet de raadsman niet in waarom een hogere proeftijd nodig zou zijn.
De verdediging verzet zich tegen de gevorderde maatregel. Verdachte weet al anderhalf jaar lang precies waar zijn kinderen en zijn ex verblijven en heeft al die tijd niets verkeerds gedaan. Een gebiedsverbod voor de hele stad Almere gaat te ver en drie jaar is veel te lang. Ook er is geen reden om de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van nare strafbare feiten jegens zijn ex-vrouw en haar familie. Hij heeft meermalen en gedurende langere periode zijn ex-vrouw hinderlijk belaagd, haar eer en goede naam aangetast en haar en haar familie bedreigd. Daarnaast heeft hij [aangever] bedreigd, een gezinsmanager van Jeugdbescherming Amsterdam beledigd en een stroomstootwapen voorhanden gehad. Uit de aangifte van [aangeefster 1] blijkt dat zij geen trots meer heeft en dat zij erover heeft nagedacht om van een gebouw te springen. Zij had het gevoel dat verdachte haar helemaal kapot maakte. Verdachte bleef maar doorgaan en wist van geen ophouden. Zelfs toen de rechter-commissaris hem een contactverbod had opgelegd bleef hij op allerlei manieren contact zoeken met aangeefster en haar familie. Hij heeft door een naaktfoto te sturen, foto’s van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te sturen en door daadwerkelijk de autobanden van de vader van zijn ex lek te steken laten zien dat hij steeds een stap verder gaat en het niet bij enkel woorden laat. Hierdoor is aangeefster bang geworden dat verdachte de daad bij het woord zou voegen en haar iets zou aandoen.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Dat zijn de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over uitgangspunten voor straffen. Daarnaast heeft de rechtbank voor de op te leggen straf aansluiting gezocht bij vergelijkbare zaken en de daarin opgelegde straffen.
Voor een eenvoudig belediging is een geldboete als oriëntatiepunt genoemd. De hoogte van de op te leggen straf in een individueel geval wordt sterk bepaald door de aard van de belediging en de mate waarin deze als kwetsend is ervaren. Ook is van belang of er veel getuigen zijn geweest van de belediging. In dat geval valt de straf hoger uit. In de zaak van verdachte is sprake een meervoudige belediging van een professional, die zich nota bene voor het gezin van verdachte heeft ingezet.
Voor eenvoudige bedreiging is het uitgangspunt ook een geldboete, maar in dit geval is sprake van veelvuldige bedreigingen. Bovendien noemen de oriëntatiepunten voor het tonen van een (nep) vuurwapen vier maanden gevangenisstraf als uitgangspunt. Hier komt bij dat verdachte ook een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad, waarvoor een gelboete wordt geadviseerd, en dat verdachte zich ook gedurende langere periode heeft schuldig gemaakt aan belaging en smaadschrift jegens zijn ex. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat de belaging, smaadschrift en bedreigingen plaatsvonden over een langere periode en binnen de relationele sfeer en dat verdachte al eerder is veroordeeld wegens huiselijk geweld. Dit vindt de rechtbank zorgelijk, vooral nu er vier kleine kinderen in het spel zijn, waardoor verdachte en aangeefster hoe dan ook met elkaar verbonden blijven na een echtscheiding. De rechtbank ziet hierin een gevaar voor herhaling van soortgelijke feiten.
Verdachte heeft met zijn gedrag vele grenzen overschreden. Een geldboete of taakstraf is gelet op de aard en de ernst van de feiten niet passend en daarom zal de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden opleggen.
De rechtbank vindt echter niet dat verdachte terug moet naar de gevangenis. De rechtbank ziet namelijk ook dat verdachte zijn leven opnieuw probeert op te bouwen en dat hij zijn kinderen al heel lang heeft moeten missen. Om die reden, en tevens om het recidivegevaar in te perken, legt de rechtbank een deel van tweeënhalve maand van de gevangenisstraf voorwaardelijk op. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt van de rest van de gevangenisstraf afgetrokken.
De rechtbank ziet geen reden om een langere proeftijd op te leggen dan de gebruikelijke twee jaren.
Nu verdachte de opgelegde gevangenisstraf reeds in voorarrest heeft doorgebracht, komt hij niet in aanmerking voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, en is de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, niet aan de orde.
De rechtbank vindt, met de officier van justitie, tevens een maatregel ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten noodzakelijk.
De rechtbank legt verdachte een contactverbod op, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze, niet middellijk en ook niet onmiddellijk, contact mag opnemen met zijn ex. Dat betekent dat verdachte geen fysiek contact mag hebben, maar ook geen contact via Social Media, de telefoon of via de familie van aangeefster. Verdachte mag alleen contact hebben met aangeefster in het kader van
omgang met zijn kinderenen dat
enkel met voorafgaande toestemmingvan de William Schrikker Groep of een soortgelijke instantie en, indien de William Schrikker Groep dat wenselijk acht, onder begeleiding. Enkel in deze gevallen geldt de maatregel niet. Buiten bedoelde gevallen is de maatregel van kracht.
Bij elke overtreding van dit contactverbod wordt vervangende hechtenis toegepast van een week, met een maximum van zes maanden. De maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaren en is dadelijk uitvoerbaar.
Naast het contactverbod acht de rechtbank een gebiedsverbod voor Almere niet noodzakelijk.

6.De vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf

Bij de stukken bevindt zich de op 29 september 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 29 september 2020 in de zaak met parketnummer 13-018751-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 12 mei 2020 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd (die liep van 27 mei 2020 tot 19 augustus 2022) aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

7.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 57, 261, 266, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

8.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zaak A, feit 1 en feit 2 en zaak C, feit 1:
bedreiging, meermalen gepleegd
zaak B, feit 1:
belaging
zaak B, feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
zaak C, feit2:
smaadschrift, meermalen gepleegd
zaak C, feit 3:
eenvoudige belediging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
2,5 (tweeënhalve) maandvan deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Legt op de
maatregeldat veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jaren geen contactzal opnemen, middellijk noch onmiddellijk, met
[aangeefster 1].
Bepaalt dat veroordeelde uitsluitend contact mag hebben met [aangeefster 1] in het kader van omgang met zijn kinderen en dat dit contact enkel met voorafgaande toestemming van de William Schrikker Groep of een soortgelijke instantie plaats mag vinden en indien de William Schrikker Groep dat wenselijk acht, onder begeleiding.
Beveelt dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 (één) week per overtreding, met een
maximum van 6 (zes) maanden in totaal.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op. Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar.
Gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij voornoemd vonnis van 12 mei 2020 opgelegde voorwaardelijke straf, zijnde een taakstraf van
60 urenmet bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. E. van den Brink, N.T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 november 2021.
Bijlage
[…]
)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld wordt in de volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier. Tenzij anders vermeld gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van bevindingen met documentcode 14140455, pag. 39 e.v.
3.PV van verhoor getuige [aangeefster 1] d.d. 15 december2020, opgemaakt door de rechter-commissaris Rechtbank Amsterdam, ongenummerd en PV van bevindingen met nr. PL1300-2020263938-2, pag. 006 e.v.
4.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020110599-14, ongenummerd (bestandsnaam: Pvb dreiging [aangever] – [verdachte] 20/10/2020).
5.PV aangifte met nr. PL1300-2020138796-2, pag. 01 e.v.
6.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020156960-7, pag. 011 e.v.
7.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020138796-7, pag. 40 e.v.
8.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020138796-23, pag. 46 e.v.
9.PV verhoor verdachte van de raadkamer d.d. 10 augustus 2020 van de Rechtbank Amsterdam, ongenummerd.
10.PV van verhoor aangever met nr. PL1300-2020138796-12, pag. 32.
11.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020156960-17, ongenummerd.
12.PV ter terechtzitting van 2 november 2021.
13.Mutatierapport met nr. PL1300-2020110286-1, pag. 26 e.v.
14.Mutatierapport met nr. PL1300-2020110599-3, pag. 30 e.v.
15.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020110599-14, ongenummerd (bestandsnaam: Pvb bedreiging [aangever] 16/20/2020).
16.PV aangifte met nr. PL0900-2020368657-3, pag. 59 e.v.
17.PV aangifte met nr. PL1300-2021001470-2, pag. 001 e.v.
18.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020263938-6, pag. 029 e.v.
19.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020138796-32, ongenummerd (bestandsnaam: PV van bevindingen d.d. 30-7-2020).
20.PV van bevindingen Openbare facebookberichten van het account “ [verdachte] ” met nr. 2021116916, pag. 0009 e.v.
21.PV van bevindingen met nr. PL1300-2020138796-36, pag. 044.
22.PV Onderzoek wapen met nr. 2020138796, pag. 045.
23.PV van verhoor aangeefster met nummer PL1300-2021145210-2, pag. 002 e.v.
24.PV ter terechtzitting van 2 november 2021.
25.PV aangifte met nr. PL1300-2021116916-2, pag. 0001 e.v.
26.PV aangifte met nr. PL1300-2021100361-2, pag. 0003 e.v.
27.PV van verhoor verdachte met nr. PL1300-2021001470-8, pag. 1011 e.v.
28.PV van bevindingen met nr. PL1300-2021100361-7, pag. 011 e.v.