Uitspraak
Rechtbank AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
best interest of creditors testvan artikel 384 lid 3 Fw.
seniorschuld, maar ook ter zake de wijze waarop de
super seniorschuld in het ontwerp akkoord zal worden meegenomen, de wijziging van de belastingvordering als omschreven in het verzoekschrift via het ontwerp akkoord in casu als zodanig kan worden gerealiseerd en ook beantwoordt aan de prioriteitsregel van artikel 384 lid 4 sub b Fw, voor zover deze wijziging aansluit bij de regeling "Besluit Noodmaatregelen Coronacrisis”, en de in het verzoekschrift onder randnummers 30-43 toegelichte wijzigingen van aandeelhoudersrechten mogelijk zijn via een WHOA-akkoord en in casu ook niet aan homologatie in de weg staan.
Valuation reportvan [bedrijf 2] , gedateerd op 4 maart 2021, met een liquidatiewaarde van
rangetussen de € 21 miljoen en € 95,2 miljoen (het eerste [bedrijf 2] -rapport).
Valuation reportvan [bedrijf 2] , gedateerd op 11 maart 2021, met dezelfde liquidatiewaarde (het tweede [bedrijf 2] -rapport en tezamen met het eerste [bedrijf 2] -rapport, de [bedrijf 2] -rapporten).
- Valuation reportvan [bedrijf 3] , gedateerd op 9 april 2021, met een liquidatiewaarde van € 58,6 miljoen (het Hermes-rapport).
- Valuation reportvan FTI Consulting, gedateerd op 9 april 2021, met een liquidatiewaarde van € 69 miljoen met
rangetussen de € 54 miljoen en € 84 miljoen (het FTI-rapport).
seniorschuldeiser bij vereffening van het vermogen van [schuldenares] in faillissement naar verwachting wel een uitkering krijgt, maar dat deze uitkering niet voldoende is om de hele vordering van [schuldeiser 1] te voldoen. Met andere woorden: de liquidatiewaarde "breekt" in de schuld van [schuldeiser 1] . Nu de liquidatiewaarde geen voorwerp van debat tussen partijen is en enig bestaand verschil van inzicht zoals uit de rapporten volgt ook niet tot andere uitkomsten leidt, is het belang van het verzoek van de herstructureringsdeskundige om de liquidatiewaarde te bepalen erin gelegen om enige "deal onzekerheid" weg te nemen en zeker te stellen dat enig door hem aangeboden akkoord op dit punt juist en volledig is. Het ontwerp akkoord voorziet erin dat de vordering van [schuldeiser 4] , de
super seniorschuld en de
seniorschuld integraal worden voldaan; zij het onder aangepaste "marktconforme" voorwaarden. Dit brengt met zich dat [schuldeiser 4] , de
super seniorschuldeiser en de
seniorschuldeiser door het akkoord niet slechter af zijn vergeleken met een liquidatie in faillissement, waarbij zij tezamen aanspraak hebben op de liquidatiewaarde en de
seniorschuld niet integraal zal kunnen worden voldaan als de (in die verhouding) meest junior gerangschikte klasse, met in achtneming van de wettelijke rangorde.
Valuation reportvan Valuation Insights gedateerd op 8 januari 2021 en met een reorganisatiewaarde van € 186,3 miljoen met een
rangevan tussen de € 159 miljoen en € 213,5 miljoen (het minderheidsaandeelhouders-rapport).
- Het eerste [bedrijf 2] -rapport met een reorganisatiewaarde van € 222,6 miljoen met een
- Het tweede [bedrijf 2] -rapport met een reorganisatiewaarde van € 275,7 miljoen met een
- Het Hermes-rapport met een reorganisatiewaarde van € 120,4 miljoen.
- Het FTI-rapport met een reorganisatiewaarde van € 105 miljoen met een
business driversvan [schuldenares] . De uitkomsten daarvan zijn vervat in het rapport van 5 juli 2021. Daarin staan ook de bevindingen van Roland Berger ten aanzien van de verwachte "verdiencapaciteit" van [schuldenares] , meer specifiek de "EBITDA" en het ledenverloop. Roland Berger heeft naar aanleiding van opmerkingen van [schuldenares] en belanghebbenden op eerdere conceptversies afsluitend gereageerd. Daarmee is het rapport finaal geworden. BFI heeft [schuldenares] vervolgens in opdracht van de herstructureringsdeskundige gewaardeerd op basis van de bevindingen van Roland Berger om zodoende tot een onafhankelijke bepaling van de reorganisatiewaarde te komen. De herstructureringsdeskundige heeft het conceptrapport van BFI ten aanzien van de reorganisatiewaarde van [schuldenares] via de data room aan belanghebbenden ter beschikking gesteld. Hierop zijn belanghebbenden wederom in de gelegenheid gesteld om commentaar te leveren ten aanzien van feitelijke onjuistheden. Voorts zijn belanghebbenden op verzoek van [schuldeiser 1] ook in de gelegenheid gesteld om in een "zoom-meeting" de eigen opvattingen over het commentaar van andere belanghebbenden met BFI en de herstructureringsdeskundige te delen. BFI heeft al het commentaar bestudeerd en van een reactie voorzien en het rapport daarmee gefinaliseerd. BFI komt tot een reorganisatiewaarde van [schuldenares] van € 190,5 miljoen. De herstructureringsdeskundige merkt hierbij op dat alle door betrokken partijen aangezochte deskundigen partijdeskundigen zijn, die diverse rapporten hebben geproduceerd, waarbij de waardes (zeer) uiteen lopen. Zij zijn echter niet onafhankelijk en zij zullen ieder voor zich eigen keuzes hebben gemaakt bij de door hen gehanteerde aannames en uitgangspunten van de door hen uitgevoerde berekeningen. Roland Berger, een gekwalificeerde strategisch consultant met specifieke (internationale) markt- en sectorkennis, en BFI zijn daarentegen als enige onafhankelijk, aangezien zij niet door enige materieel betrokken partijen zijn ingeschakeld of geïnstrueerd. De door hen gehanteerde uitgangspunten en aannames zijn dan ook inherent onafhankelijk.
super seniorvordering.
defaultszullen worden gezuiverd en de uiterste
maturity dateongewijzigd wordt gelaten. In de kern komt dit onder meer neer op de introductie van een
covenant holiday,een hernieuwde toepassing gewijzigde
leverage rationa afloop
covenant holiday, een wijziging berekening
leverage ratio,een liquiditeitsconvenant en wijzigingen van rentebetalingen en de gevolgen van niet betaling daarvan. De vraag die voorligt is of indien de
senior lender( [schuldeiser 1] ) op de
maturity dateintegraal wordt terugbetaald, inclusief betaling van vooralsnog onbetaald gebleven rente en met inachtneming van een marktconforme vergoeding, voldaan is aan de prioriteitsregel in de situatie waarin de aandeelhouder blijft zitten. De herstructureringsdeskundige meent dat dit het geval is. [schuldeiser 1] stelt dat in een situatie waarin de aandeelhouderswaarde breekt in de
equity,zij recht heeft op een
cash out, omdat anders niet zou zijn voldaan aan de prioriteitsregel. De herstructureringsdeskundige begrijpt het standpunt van [schuldeiser 1] niet, omdat [schuldeiser 1] op grond van de liquidatiewaarde zonder akkoord en bij een faillissement in economische zin een significant veel kleinere aanspraak heeft en de WHOA geen
cash outbiedt voor professionele gezekerde schuldeisers, zoals [schuldeiser 1] . De herstructureringsdeskundige beoogt met zijn verzoek en de daarin gestelde vragen in
abstractoaan de rechtbank voor te leggen of een akkoord waarin de gesecureerde schuldeiser(s) integraal worden voldaan op de oorspronkelijk overeengekomen
maturity date, met daarbij een nieuwe aflossingsschema voor (onvoldane) rente, waarbij sprake is van een marktconforme rentevergoeding en (overige) voorwaarden, voldoet aan de prioriteitsregel. Er zal nog voldoende gelegenheid zijn om te spreken over de concrete invulling van ratio’s, convenanten en de rentevergoedingspercentages. Hierbij is relevant dat dat de herstructureringsdeskundige nog een validerend onderzoek verricht naar de daadwerkelijk verwachte liquiditeitsontwikkeling van [schuldenares] in de periode na homologatie tot aan de
maturity datevan de
senioren de
super seniorschuld. Daarbij wordt tevens nader onderzocht wat de impact van de terugbetaling van de NOW-gelden is, eventuele te vergoeden compensatie aan abonnementhouders en wat de verwachte liquiditeitspositie op de
maturity dateis.
governancete bewerkstelligen. De herstructureringsdeskundige overweegt een beperkte aanpassing van de bestaande zeggenschapsrechten van de aandeelhouder. Dit ter borging van een solide en evenwichtige
governancevan de realisatie van de reorganisatiewaarde. Mede gelet op de omstandigheid dat na homologatie van het akkoord belanghebbenden met elkaar verknoopt blijven, acht de herstructureringsdeskundige ook voor het herstel van de onderlinge relaties en het vertrouwen tussen [schuldenares] , de aandeelhouder en de schuldeisers een aanpassing van de
governancein het belang van de gezamenlijke schuldeisers om hiermee de weg te plaveien voor het realiseren van de reorganisatiewaarde. Hiertoe zou in dit verband overwogen kunnen worden de schuldeisers, en in het bijzonder [schuldeiser 1] , de mogelijkheid te bieden één of meer commissarissen te benoemen ofwel het recht te geven om één of meerdere bestuurders te benoemen. In de WHOA is duidelijk bepaald dat een akkoord ook een wijziging van aandeelhoudersrechten kan betreffen en het blijkt uit de wettekst noch uit de MvT dat de voorgestane wijzigingen – of lichtere vormen – niet mogelijk zouden zijn.
best interest of creditors test, artikel 384 lid 3 Fw).
priority rule’, artikel 384 lid 4 sub b Fw).
cash out, aangezien geen van de in het akkoord betrokken schuldeisers recht heeft op een uitkering in geld ter hoogte van het bedrag dat zij bij vereffening van het vermogen van [schuldenares] naar verwachting zouden ontvangen (geen recht op
cash out, artikel 384 lid 4 sub c Fw).
4.De zienswijze van [schuldenares]
best interest of creditors testvan artikel 384 lid 3 Fw, gelet op het feit dat alle schulden als onderdeel van het voorgenomen akkoord integraal zullen worden voldaan, hetgeen evident een beter resultaat oplevert dan in een hypothetische liquidatie in faillissement. [schuldenares] sluit zich hierbij aan en volgens haar dient deze vraag van de herstructureringsdeskundige bevestigend te worden beantwoord.
trading multiple analyse. [schuldenares] is echter van mening dat deze discussie irrelevant is, daar vast staat dat de reorganisatiewaarde van [schuldenares] in haar aandelen ‘breekt’, zoals terecht door de herstructureringsdeskundige is opgemerkt. Dit betekent dat de aandelen een significante (economische) waarde vertegenwoordigen. [schuldenares] is van mening dat de rechtbank, gelet op de uitgangspunten van het ontwerp akkoord waarbij alle schuldeisers integraal voldaan worden, geen uitspraak hoeft te doen over een concreet bedrag van de reorganisatiewaarde. [schuldenares] meent dan ook primair dat de rechtbank kan volstaan met de constatering dat de reorganisatiewaarde van [schuldenares] de schulden ruimschoots overstijgt (in de aandelen “breekt”), althans dat in elk geval geen partij aan de reorganisatiewaarde de bevoegdheid, het recht of een belang kan ontlenen om zich tegen het voorgenomen akkoord van [schuldenares] te keren. Subsidiair meent [schuldenares] dat haar reorganisatiewaarde tenminste € 252,7 miljoen dan wel € 269,8 miljoen bedraagt, maar voor zover nodig sluit zij zich (ook) aan bij het standpunt van de herstructureringsdeskundige dat de reorganisatiewaarde tenminste € 190,5 miljoen bedraagt. [schuldenares] merkt daarbij op dat de reorganisatiewaarde er op dit moment als zodanig nog niet is. De reorganisatiewaarde ontstaat enkel als er een oplossing komt voor de tijdelijke liquiditeitsproblemen van [schuldenares] en deze wordt pas gerealiseerd als het WHOA-traject succesvol doorlopen is. Er is op dit moment dus geen reorganisatiewaarde beschikbaar, laat staan uitkeerbaar in contanten, zoals [schuldeiser 1] lijkt te menen.
abstractoaan de rechtbank wordt voorgelegd, meent zij dat dit mogelijk is. [schuldenares] is het eens met de vorm van de voorgestelde wijzigingen, maar zij is het niet eens met de invulling die daaraan wordt gegeven door de herstructureringsdeskundige. [schuldenares] meent dan ook dat deze vraag in
abstractodoor de rechtbank bevestigend kan worden beantwoord; de herstructureringsdeskundige maakt immers ook zelf expliciet het voorbehoud dat de voorstellen inhoudelijk nog zullen wijzigen. [schuldenares] sluit zich dan ook aan bij het standpunt van de herstructureringsdeskundige.
free rideten koste van [schuldeiser 1] is dan ook geen sprake.
cash outoptie kunnen afdwingen, in weerwil van de expliciete bedoelingen van de wetgever. Zoals de herstructureringsdeskundige terecht stelt, bestaat er voor schuldeisers zoals [schuldeiser 1] onder de WHOA geen recht op uitkering in contanten, laat staan voor een bedrag gelijk aan de reorganisatiewaarde.
governanceter bevordering van de realisatie van de reorganisatiewaarde”. Daarvoor wil de herstructureringsdeskundige [schuldeiser 1] het recht geven om een commissaris dan wel een bestuurder bij [schuldenares] te laten benoemen en gezien de twijfel over de rechtsgeldigheid van deze opties, verzoekt hij de rechtbank hierover een uitspraak te doen. [schuldenares] is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Het ontnemen van zeggenschapsrechten van – afgezet tegen de reorganisatiewaarde –
in the moneyaandeelhouders en het toekennen daarvan aan schuldeisers, kan geen onderdeel uitmaken van een akkoordvoorstel. Een akkoordprocedure ziet alleen op het herstructureren van vermogensrechten, in het bijzonder schulden, waaronder begrepen de overige elementen aan de passieve kant van de balans. Dat een akkoord indirect ook gevolgen kan hebben voor zeggenschapsrechten is correct, maar dat is beperkt tot – en vloeit enkel en alleen voort uit – het feit dat zulke zeggenschapsrechten gekoppeld kunnen zijn aan de financiële rechten van aandeelhouders. Dat betekent echter niet dat deze zeggenschapsrechten daarmee ook direct onderwerp kunnen zijn van een akkoord. De benoeming en het ontslag van een bestuurder of commissaris, of de aanpassing van andere niet-financiële zeggenschapsrechten van aandeelhouders, vallen volgens [schuldenares] niet onder de reikwijdte van de inhoud van een akkoord. De wet voorziet ook niet in deze mogelijkheid. De akkoordprocedure is een
debtor-in-possesionprocedure, van welk uitgangspunt niets zou overblijven als derden (ook) veranderingen in de
governanceen het – uitvoerend of toeziend – bestuur zouden kunnen verlangen. Bovendien is er ook geen enkele reden of noodzaak voor wijzigingen in de
governance.
in the moneyaandeelhouder, te wijzigen. Gelet op het bepaalde in artikel 381 lid 3 Fw is het dan ook uitgesloten dat [schuldenares] een (aparte) klasse vormt. De vraag van de herstructureringsdeskundige dient dan ook ontkennend te worden beantwoord.
cashflowanalyse, van de herstructureringsdeskundige ontvangen waarop de voorgestelde wijzigingen zijn gebaseerd. [schuldenares] houdt zich daaromtrent alle rechten voor.
5.De zienswijze van [schuldeiser 1]
best interest of creditors test, dat kan [schuldeiser 1] op dit moment nog niet vaststellen, nu zij hiervoor over onvoldoende informatie, met name ten aanzien van de liquiditeitsprognose van [schuldenares] , beschikt. Dit aspect dient voor dit moment te worden afgewezen.
in abstractote bepalen dat de voorgestelde wijzigingen van de Kredietovereenkomst via het akkoord mogelijk zijn en – voor zover relevant – ook beantwoorden aan de prioriteitsregel van artikel 384 lid 4 sub b Fw, zulks wat betreft [schuldeiser 1] ter zake de
seniorschuld, maar ook ter zake de wijze waarop de
super seniorschuld in het ontwerp akkoord zal worden meegenomen. [schuldeiser 1] heeft hiertegen materiële bezwaren. [schuldeiser 1] heeft haar vordering voor het begin van het WHOA-traject, althans voordat zij met dit traject bekend werd, volledig opgeëist. Er bestaat dus geen actieve relatie meer tussen [schuldeiser 1] en [schuldenares] . Nu [schuldeiser 1] volledig
in the moneyis wat betreft de reorganisatiewaarde, heeft zij recht op integrale aflossing. Het ontwerp akkoord voorziet daar niet in. Uit het ontwerp akkoord volgt dat [schuldeiser 1] gedwongen wordt een nieuw krediet aan te bieden dan wel tegen zeer ongunstige voorwaarden door te financieren, waarbij de aandeelhouder niet wordt gevraagd kapitaal te investeren en dus een
free ridekrijgt, ondanks de gestelde hoogte van de reorganisatiewaarde. Dit is onverenigbaar met de prioriteitsregel. Als [schuldeiser 1] al gedwongen kan worden krediet te verstrekken, dan moeten de voorwaarden op zijn minst verzekeren dat [schuldeiser 1] niet in een slechter positie komt dan waarin zij zich nu bevindt. Het huidige ontwerp akkoord voorziet daar (ook) niet in. In het ontwerp akkoord is niet genoemd wat voor compensatie [schuldeiser 1] ontvangt in ruil voor het door haar geleden nadeel en nog te lopen risico. Daarnaast laat de herstructureringsdeskundige (belangrijk) lager dan [schuldeiser 1] gerangschikte schuldeisers buiten het akkoord, zoals verhuurders en overige concurrente schuldeisers. Zij zouden volledig worden voldaan. Het kan niet zo zijn dat alleen van [schuldeiser 1] een offer wordt gevraagd. Gelet op het voorgaande, is [schuldeiser 1] van mening dat niet aan de prioriteitsregel wordt voldaan. [schuldeiser 1] merkt op dat het ontwerp akkoord een stap in de goede richting is, maar dat deze nog een aantal fundamentele mankementen kent, zowel wat betreft de opzet als de ontbrekende informatie. Zolang deze niet zijn geadresseerd, is het voorbarig hierover een oordeel te geven. Het verzoek van de herstructureringsdeskundige aan de rechtbank om te oordelen dat het ontwerp akkoord aan de prioriteitsregel voldoet is prematuur en dient te worden afgewezen.
super seniorschuldeiser, de
seniorschuldeisers en de aandeelhouders. [schuldeiser 1] heeft ernstige bezwaren om [schuldeiser 4] als stemgerechtigde schuldeiser aan te merken en in een klasse in te delen. Immers van een wijziging van de rechten van [schuldeiser 4] onder het ontwerp akkoord is geen sprake, zodat aan hem geen stemrecht toekomt. Hetgeen aan [schuldeiser 4] wordt aangeboden, kan gelet op genoemd besluit, ook buiten de WHOA worden gerealiseerd. Er is derhalve geen reden om [schuldeiser 4] in het akkoord te betrekken. Ook wordt met de indeling van [schuldeiser 4] een aparte klasse, een voorstemmende klasse gegarandeerd, terwijl [schuldeiser 4] geen materieel of economisch belang heeft bij de totstandkoming van een akkoord. Het betrekken van [schuldeiser 4] bij het akkoord leidt tot een uitholling van de positie van [schuldeiser 1] als stemgerechtigde schuldeiser met een aanzienlijk belang bij de uitkomst van een akkoord, als gevolg waarvan zij onevenredig in haar belangen wordt geschaad. [schuldeiser 1] meent dan ook dat [schuldeiser 4] niet dient te worden toegelaten als stemgerechtigde schuldeiser in de zin van artikel 381 lid 3 Fw.
governancevia het akkoord mogelijk zijn en de voorgestelde wijzigingen vallen binnen de reikwijdte van de WHOA ingevolge artikel 370 lid 1 Fw. [schuldeiser 1] is van mening dat de voorgestelde wijzigingen (enigszins) recht doen aan de prioriteitsregel, nu onder het akkoord een zware wijziging van de rechten van [schuldeiser 1] wordt opgedrongen, en zij hiermee meer controle krijgt, hetgeen is te rechtvaardigen nu zij ook het meeste risico loopt als schuldeiser met de grootste vorderingen. [schuldeiser 1] heeft bovendien geen vertrouwen in het huidige bestuur en de onafhankelijkheid van de raad van commissarissen.
cash out, maar zij heeft, gelet op het feit dat de gestelde reorganisatiewaarde ‘breekt’ boven haar vordering en zij de vordering al vóór de WHOA procedure heeft opgeëist, wel recht op integrale voldoening van haar vordering. Voorts is onduidelijk of onder het akkoord aandelen worden aangeboden aan [schuldeiser 1] en zo ja, dan dient haar eveneens een uitkering in een andere vorm te worden gedaan. Dit blijkt thans niet uit het ontwerp akkoord.
6.De zienswijze van [schuldeiser 2]
super senioren
seniorschuldeisers te wijzigen en hiervoor (deels) een compensatie aan te bieden. Er wordt onder meer voorgesteld om verschuldigde rentebetalingen op te rollen en in gelijke delen terug te betalen. Dit alles zal uiteindelijk van invloed zijn op de binnen de onderneming beschikbare liquiditeit. Voorts merkt de herstructureringsdeskundige in zijn verzoek op dat er nog onvoldoende zicht is op de liquiditeitsimpact van de vergoeding aan de leden van [schuldenares] die gedurende de tweede
lockdownwel contributie hebben betaald, maar geen gebruik hebben kunnen maken van de faciliteiten. Ook is er nog onduidelijkheid over de impact van een mogelijke NOW terugbetalingsverplichting. Het is voor [schuldeiser 2] niet in te schatten of de in het ontwerp akkoord opgenomen maatregelen in financieel opzicht haalbaar zijn, omdat tot op heden een gedetailleerde liquiditeitsbegroting ontbreekt, terwijl dit wel van wezenlijk belang is voor [schuldeiser 2] voor het op de juiste wijze kunnen uitoefenen van haar stemrecht. Ook het oprollen van de renteverplichtingen en de rentevergoeding zorgt voor een verhoging van de liquiditeitsdruk. [schuldeiser 2] stelt dat in het ontwerp akkoord aan de liquiditeitsdruk – ten onrechte – onvoldoende aandacht is besteed.
seniorals de
super seniorschuldeiser raken. De door de herstructureringsdeskundige voorgestelde wijzigingen leiden voor beide klassen schuldeisers tot een hoger risico profiel. In het ontwerp akkoord wordt wel voorzien in een compensatie voor de
seniorschuldeisers, maar niet voor de
super senior. Ook voor de
super seniorzou volgens [schuldeiser 2] een compensatie moeten plaatsvinden. Voorts ontbreekt volgens [schuldeiser 2] een financiële bijdrage van de aandeelhouders onder het akkoord. Zij worden slechts geconfronteerd met een geringe wijziging in hun zeggenschapsrechten. Rabobank meent dat dit niet evenwichtig is en geen recht doet aan de economische werkelijkheid, te meer nu de waarde van de onderneming lijkt te “breken” in de aandelen. Indien de aandeelhouders niet bereid zijn tot een substantiële financiële bijdrage, waarmee een verdere toename van de schuld, waaronder het oprollen van de rente en een verhoging van de marges kan worden voorkomen, dan zou er gekeken moeten worden naar een
debt for equity swap. Hiermee zouden de financieringslasten ook op langere termijn voor de onderneming dragelijk worden gehouden en voorkomen kunnen worden dat nakoming van het ontwerp akkoord niet voldoende is gewaarborgd. [schuldeiser 2] verzoekt de rechtbank om de herstructureringsdeskundige op te dragen onderzoek te doen naar, en met voorstellen te komen voor, een mogelijke financiële bijdrage van de aandeelhouders dan wel de mogelijkheid van een
debt for equity swap.
7.De zienswijze van [schuldeiser 5] en [schuldeiser 6]
cash.
8.De zienswijze van [schuldeiser 3]
governancelijkt te willen sleutelen, waarbij de herstructureringsdeskundige stelt dat dit is “ter borging van een solide en evenwichtige
governanceter bevordering van de realisatie van de reorganisatiewaarde”. Hoewel de herstructureringsdeskundige tot een reorganisatiewaarde van tenminste
governancezal plaatsvinden. De voorgestelde wijzigingen zijn derhalve niet onderzocht, laat staan ondersteund door een onafhankelijke deskundige. Ook betwist [schuldeiser 3] dat het wijzigen van de zeggenschapsrechten van aandeelhouders op enige wijze zou kunnen bijdragen aan de realisatie van reorganisatiewaarde. Zowel de raad van commissarissen als de raad van bestuur dienen ten alle tijden in het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming te handelen en hebben dat ook altijd gedaan. Daartegenover staat dat is gebleken dat [schuldeiser 1] niet het belang van de onderneming, maar haar eigen belang vooropstelt. Het onteigenen van de zeggenschapsrechten van aandeelhouders met als doel die toe te kennen aan een partij die de onderneming juist steevast naar zich toe heeft willen trekken, kan bezwaarlijk worden gezien als in het belang van [schuldenares] en de aan haar verbonden onderneming. [schuldeiser 3] acht de voorgestelde wijzigingen dan ook overbodig om tot een eerlijk, redelijk en uitvoerbaar akkoord te komen. Dat het voorstel van de herstructureringsdeskundige eerlijk en redelijk is, omdat iedereen volledig terugbetaald zal worden, concludeert hij zelf ook. Nakoming van het akkoord is, gelet op de door BFI uitgevoerde waardering, in elk geval voldoende gewaarborgd. [schuldeiser 3] concludeert dan ook dat zonder in te grijpen in de rechten van aandeelhouders, het akkoord eerlijk, redelijk en uitvoerbaar is.
governance. Daarbij merkt [schuldeiser 3] op dat nog niet alle relevante cijfers en analyses door de herstructureringsdeskundige zijn gemaakt of gedeeld, zodat zij op dit moment nog geen oordeel kan vormen over de voorgestelde wijzigingen van de Kredietovereenkomst. Desalniettemin meent [schuldeiser 3] dat een akkoord langs deze lijnen, in
abstracto, recht doet aan de gerechtvaardigde belangen van [schuldenares] en al haar
stakeholders. [schuldeiser 1] stelt zich volgens [schuldeiser 3] op als een zogenoemde
hold-outschuldeiser die haar positie als zekerheidsgerechtigde schuldeiser aanwendt om redelijke oplossingen te blokkeren. Het ontwerp akkoord is gezien de omstandighedenheden redelijk en rechtvaardig, ook jegens [schuldeiser 1] : zij zal volledig worden terugbetaald, met slechts een tijdelijk uitstel van rentebetalingen, waarvoor zij bovendien gecompenseerd zal worden. [schuldeiser 3] vertrouwt erop dat langs die lijnen op korte termijn een akkoord tot stand kan worden gebracht.
9.De zienswijze van [schuldeiser 4]
super seniorschuld en de
seniorschuld integraal worden voldaan. Voor wat betreft de fiscale schuld wordt daarbij aangeknoopt bij het uitstelkader zoals neergelegd in het “Besluit noodmaatregelen coronacrisis”. Dat komt neer op een regeling van 60 gelijke maanden, gerekend vanaf 1 oktober 2022. De invorderingsrente bedraagt thans 0,01% en dat tarief wordt de komende jaren weer stapsgewijs verhoogd naar het “oude” percentage van 4%. In dat licht, en van een afstand bekeken, komen de voorgestelde wijzigingen van de Kredietovereenkomst (door de herstructureringsdeskundige aangeduid als “marktconform”) [schuldeiser 4] niet onredelijk voor. Over het debat op detailniveau zal [schuldeiser 4] zich niet uitlaten. [schuldeiser 4] heeft geen aanleiding om te twijfelen dat het ontwerp akkoord niet zou kunnen worden nagekomen. Ook van andere “contra indicaties” is hem niet gebleken. Alles overwegend meent [schuldeiser 4] dat de door de herstructureringsdeskundige verzochte verklaringen voor recht kunnen worden afgegeven.
10.De beoordeling
best interest of creditors testwordt verwezen naar r.ov. 10.18.
business driversen het concept-waarderingsrapport van BFI van commentaar te voorzien, welke commentaren ook zijn verwerkt en/of van een reactie zijn voorzien in de definitieve rapporten. Voorafgaand aan en tijdens de zitting is door BFI gemotiveerd gereageerd op de nadere bezwaren tegen de rapporten. Beide rapporten zijn naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk onderbouwd. De rechtbank is op basis van het rapport van BFI van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de reorganisatiewaarde van [schuldenares] haar schulden overstijgt, zodat de waarde “in de aandelen breekt”. De exacte hoogte van de reorganisatiewaarde behoeft dan ook niet door de rechtbank te worden vastgesteld, zodat vragen over – bijvoorbeeld – de toepassing van een
small firm premiumniet hoeven te worden beantwoord.
seniorschuld, maar ook ter zake de wijze waarop de
super seniorschuld in het ontwerp akkoord zal worden meegenomen. Ter zitting is met partijen besproken dat de rechtbank deze vraag in
abstractokan beantwoorden. Het gaat dan om de vraag of een akkoord, waarvan onderdeel is een integrale voldoening van de vordering van [schuldeiser 1] als
senior lenderop de thans geldende uiterste
maturity date, inclusief betaling van de vooralsnog onbetaald gelaten rentes en met inachtneming van een marktconforme vergoeding, voldoet aan de prioriteitsregel in de situatie waarin de aandeelhouder blijft zitten.
senior lenderen die van [schuldeiser 2] als
super senior lender. De herstructureringsdeskundige heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat, nu de reorganisatiewaarde “in de aandelen breekt”, beide schuldeisers recht hebben op volledige voldoening van hun vordering. Bij de reorganisatiewaarde gaat het om de waarde van de onderneming ná homologatie en ná uitvoering van het akkoord; [schuldeiser 1] miskent dat met haar stelling dat zij (nu zij de Kredietovereenkomst heeft opgezegd) recht heeft op een onmiddellijke en volledige voldoening van haar vordering. Via een akkoord kan de aanspraak van beide schuldeisers (Rabobank en [schuldeiser 1] ) worden geherstructureerd, bijvoorbeeld door hen een schuldinstrument toe te kennen, maar er zijn ook andere wijzen waarop in het akkoord kan worden voorzien in een volledige voldoening van de vordering. Voorwaarde daarbij is dat de contante waarde van hetgeen aan de schuldeisers wordt aangeboden gelijk is aan de hoogte van de vordering van die schuldeisers. Dat betekent in dit geval onder meer dat een marktconforme vergoeding zal moeten worden aangeboden voor – bijvoorbeeld – het feit dat de rentebetalingen zijn en worden opgerold. Indien en voorzover de contante waarde van hetgeen aan de betreffende schuldeisers onder het akkoord wordt aangeboden gelijk is aan de hoogte van hun vordering, is van schending van de prioriteitsregel geen sprake. Nu op dit moment nog onzeker is wat aan de schuldeisers zal worden aangeboden, kan de rechtbank de vraag of aan de prioriteitsregel is voldaan niet in concrete zin beantwoorden. Dat betekent dat aan een groot deel van de bezwaren van [schuldeiser 1] op dit moment voorbij kan worden gegaan. Eventueel kan die discussie worden gevoerd bij een verzoek tot homologatie van een akkoord. Dan kan immers ook pas worden vastgesteld of de contante waarde van hetgeen [schuldeiser 1] en Rabobank onder het akkoord krijgen aangeboden gelijk is aan de hoogte van hun vordering. Ter voorkoming van misverstand wordt hieraan toegevoegd dat beide schuldeisers gelet op het bepaalde in artikel 384 lid 4 sub c Fw geen recht hebben op een contante uitkering.
cash outen dat er geen aandelen of certificaten hoeven te worden aangeboden. De rechtbank kan echter op dit moment nog niet beoordelen of het ontwerp akkoord alle informatie bevat. Evenmin kan de rechtbank thans reeds vaststellen dat geen sprake is van een schending van de
priority rule(artikel 384 lid 4 sub b Fw), nu onduidelijk is wat (onder meer) aan [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] onder het akkoord zal worden aangeboden (vgl. hiervoor, onder 10.8.). Om dezelfde reden kan de rechtbank thans niet vaststellen dat geen schuldeiser onder het akkoord slechter af is dan bij een vereffening van het vermogen van [schuldenares] (
best interest of creditors test, artikel 384 lid 3 Fw).