ECLI:NL:RBAMS:2021:6520

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
C/13/706144 / FT RK 21.701
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging afkoelingsperiode in faillissementsprocedure onder de WHOA

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). De herstructureringsdeskundige, de heer [naam 23], had verzocht om de afkoelingsperiode te verlengen tot 26 november 2021, met een subsidiair verzoek tot verlenging tot 15 oktober 2021. De rechtbank had eerder al een afkoelingsperiode van twee maanden afgekondigd, die op 25 augustus 2021 zou aflopen. De herstructureringsdeskundige stelde dat een verlengde afkoelingsperiode noodzakelijk was voor de voltooiing van zijn werkzaamheden en om executiehandelingen door schuldeisers te voorkomen, wat de waarde van de onderneming zou kunnen schaden.

De rechtbank heeft de argumenten van de herstructureringsdeskundige in overweging genomen en vastgesteld dat er aanzienlijke voortgang was geboekt in de herstructurering. De rechtbank oordeelde dat de afkoelingsperiode niet langer dan de wettelijke maximale termijn van acht maanden mocht zijn, zoals vastgelegd in artikel 376 lid 5 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de afkoelingsperiode te verlengen tot 15 oktober 2021, waarmee de wettelijk toegestane maximale termijn werd bereikt. Tevens werd het verzoek om proceskostencompensatie toegewezen, aangezien de schuldenares geen verzet had aangetekend tegen deze compensatie.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van de wettelijke kaders binnen de WHOA-procedure en de noodzaak om de belangen van zowel de schuldenares als de schuldeisers in balans te houden. De rechtbank heeft de beschikking openbaar uitgesproken, waarbij de rechters A.E. de Vos, F. Damsteegt-Molier en M.C. Bosch betrokken waren.

Uitspraak

Rechtbank AMSTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
Beslissing op verzoek verlenging afkoelingsperiode
zaaks-/rekestnummer: C/13/706144 / FT RK 21.701
uitspraakdatum: 24 augustus 2021
beschikking op het ingekomen verzoek ex artikel 376 lid 5 van de Faillissementswet (Fw) van de heer [naam 23] , herstructureringsdeskundige in de besloten akkoordprocedure van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[schuldenares] B.V.,
ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaten: mrs. B.W.G. van der Velden en G.Á.C, Orban, kantoorhoudende te Amsterdam,
hierna te noemen: [schuldenares] ,
strekkende tot verlenging van de afkoelingsperiode.

1.De procedure

1.1.
[schuldenares] heeft op 11 januari 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en bij verzoekschrift van 28 januari 2021 verzocht een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van vier maanden.
1.2.
Bij beschikking van 15 februari 2021 heeft de rechtbank een afkoelingsperiode afgekondigd voor de duur van twee maanden ten aanzien van een groep specifieke schuldeisers van [schuldenares] en haar groepsvennootschappen. Dit betreffen kort gezegd [schuldeiser 1] , de [schuldeiser 2] . en [schuldeiser 3] .
1.3.
Bij beschikking van 25 maart 2021 heeft de rechtbank – onder meer – bepaald dat een herstructureringsdeskundige zal worden aangewezen, en ter vervanging van de eerder afgekondigde afkoelingsperiode een afkoelingsperiode afgekondigd van twee maanden.
1.4.
Bij beschikking van 29 maart 2021 heeft de rechtbank op verzoek van [schuldeiser 1] de heer [naam 23] , zaakdoende te Amsterdam, aangewezen als herstructureringsdeskundige in de besloten akkoordprocedure van [schuldenares] .
1.5.
Bij verzoekschrift van 18 mei 2021 heeft de herstructureringsdeskundige verzocht om verlenging van de afkoelingsperiode voor de duur van drie maanden. Bij beschikking van 1 juni 2021 heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en de afkoelingsperiode verlengd tot 25 augustus 2021.
1.6.
Op 16 augustus 2021 heeft de herstructureringsdeskundige het onderhavige verzoek met zes producties ingediend, strekkende tot verlenging van de afkoelingsperiode. Op 18 augustus 2021 heeft [schuldenares] via e-mail haar zienswijze op het verzoek gegeven.
1.7.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 19 augustus 2021. Daarbij zijn (al dan niet via een videoverbinding) verschenen:
- De heer [naam 23] , de herstructureringsdeskundige, bijgestaan door mr. M.A. Broeders, mr. H.P. Boekhorst en mr. A. Bouts, alsmede door financieel experts van [bedrijf 1] , mevrouw [naam 20] en de heer [naam 21] ;
- De heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] , namens [schuldenares] , bijgestaan door mr. B.A. Kuitenbrouwer, mr. S.R.F. Aarts, mr. G.Á.C. Orbán en mr. J.H.A. Schipper, alsmede door financieel experts van [bedrijf 2] , de heer [naam 3] , de heer [naam 4] en de heer [naam 5] ;
- De heer [naam 6] , de heer [naam 7] , en mevrouw [naam 8] (met als tolk de heer M. Steur) namens [schuldeiser 1] , bijgestaan door mr. C.M. Molhuysen, mr. F.A. van de Wakker, mr. O.M. Weeshoff, mr. W.H.Z. Westerhof, mr. H. Simsek, mr. A. Habou Habaga en mr. J. Alhashime, alsmede door financieel experts van [bedrijf 3] , de heer [naam 9] en de heer [naam 10] ;
- Namens de [schuldeiser 2] de heer [naam 11] , mevrouw [naam 12] , de heer [naam 13] en de heer [naam 14] , bijgestaan door mr. R. Vermaire, mr. E.J.R. Verweij en mr. J.C. Hofland;
- Namens [schuldeiser 4] B.V. de heer [naam 15] , en namens [schuldeiser 5] B.V. de heer [naam 16] , beiden bijgestaan door mr. I. Spinath, mr. N.W.A. Tollenaar en mr. S.W. van den Berg, alsmede door financieel experts van Value Insights, de heer [naam 17] en de heer [naam 18] ;
- Namens [schuldeiser 6] C.V. mevrouw [naam 19] , bijgestaan door mr. W.M. Smelt.
1.8.
De rechtbank heeft bepaald dat zij vandaag uitspraak zal doen.

2.Het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode

2.1.
De herstructureringsdeskundige heeft de rechtbank primair verzocht om de ten aanzien van [schuldenares] en haar groepsmaatschappijen gelaste afkoelingsperiode, die op 25 augustus 2021 afloopt, te verlengen tot 26 november 2021. Subsidiair heeft de herstructureringsdeskundige verzocht de afkoelingsperiode te verlengen tot 15 oktober 2021.
2.2.
De herstructureringsdeskundige heeft aangevoerd dat hij een verlengde afkoelingsperiode nodig acht voor de voltooiing van zijn verdere werkzaamheden in het kader van de voorbereiding van, en de onderhandeling over, een schuldeisersakkoord als bedoeld in artikel 371 lid 1 Fw. Met verlenging van de afkoelingsperiode kunnen eventuele executiehandelingen door [schuldeiser 1] , die ter zitting van 15 juli 2021 immers te kennen heeft gegeven niet (vrijwillig) een
standstillin acht te willen nemen, worden voorkomen. Dergelijke executiehandelingen kunnen leiden tot ongunstige publiciteit met een negatieve impact op de waarde van de onderneming, hetgeen aan een succesvol herstructureringstraject in de weg zou staan. Schuldeisers worden bovendien niet wezenlijk in hun belangen geschaad.
2.3.
Met betrekking tot de lengte van de afkoelingsperiode heeft de herstructureringsdeskundige gesteld – en subsidiair verzocht – dat deze in ieder geval de op grond van artikel 376 lid 5 Fw maximaal toegestane termijn van acht maanden vanaf 15 februari 2021 zou moeten behelzen, tot 15 oktober 2021. De herstructureringsdeskundige heeft betoogd dat gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval artikel 379 Fw de ruimte biedt de maximale termijn van de afkoelingsperiode te verlengen tot 26 november 2021. De herstructureringsdeskundige heeft verzocht te bepalen dat de in het verzoek gemaakte kosten tussen partijen worden gecompenseerd.
2.4.
Op de door de herstructureringsdeskundige aangevoerde gronden zal de rechtbank hierna – voor zover van belang – ingaan.
3. De standpunten van [schuldenares] , [schuldeiser 1] , [schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] , en [schuldeiser 6]
3.1.
Op 18 augustus 2021 heeft [schuldenares] haar zienswijze op het verzoek via e-mail aan de rechtbank gezonden. Kort gezegd sluit [schuldenares] zich aan bij het primaire verzoek, en merkt daarbij op van mening te zijn dat toewijzing niet leidt tot een overschrijding van de maximale termijn van acht maanden. Op 25 maart 2021 is een
nieuweafkoelingsperiode ingegaan, met een andere inhoud dan de eerdere periode die aanving op 15 februari 2021. De maximale termijn van deze nieuwe periode zal daarom pas op 25 november zal aflopen, aldus [schuldenares] .
3.2.
Onder overlegging van spreekaantekeningen heeft mr. Molhuysen namens [schuldeiser 1] verweer gevoerd tegen het verzoek van de herstructureringsdeskundige. Het verweer richt zich tegen een verlenging van de afkoelingsperiode voorbij de maximale wettelijke termijn tot 15 oktober 2021. Op de standpunten van [schuldeiser 1] zal de rechtbank hierna – voor zover van belang – ingaan.
3.3.
[schuldeiser 4] , [schuldeiser 5] en [schuldeiser 6] hebben ter zitting te kennen gegeven zich aan te sluiten bij het verzoek van de herstructureringsdeskundige. [schuldeiser 2] heeft zich – ook desgevraagd – niet uitgelaten over het verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank acht een verlenging van de afkoelingsperiode gerechtvaardigd. De herstructureringsdeskundige heeft aanzienlijke voortgang gemaakt in zijn werkzaamheden en heeft inmiddels een voorlopig ontwerpakkoord gereed. De rechtbank stelt bovendien vast dat geen van partijen zich heeft verzet tegen een verlenging van de afkoelingsperiode als zodanig; het debat tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de afkoelingsperiode kan worden verlengd tot een periode na 15 oktober 2021.
4.2.
Primair heeft de herstructureringsdeskundige verzocht de periode te laten voortduren tot 26 november 2021. Hij baseert dit verzoek op artikel 379 Fw en stelt zich op het standpunt dat er voldoende rechtvaardiging is om via deze bepaling de maximale duur van de afkoelingsperiode te verlengen met de tijd dat de afkoelingsperiode van kracht is geweest voorafgaand aan de benoeming van de herstructureringsdeskundige. [schuldenares] heeft zich hierbij aangesloten en betoogd dat verlenging van de afkoelingsperiode ná 15 oktober 2021 kan op grond van artikel 376 Fw, nu de op 15 februari 2021 uitgesproken afkoelingsperiode is geëindigd op 25 maart 2021, toen een nieuwe afkoelingsperiode is aangevangen voor opnieuw maximaal acht maanden, zodat de in artikel 376 lid 5 Fw gestelde maximale termijn niet is overschreden.
4.3.
De rechtbank ziet geen ruimte om – al dan niet met toepassing van artikel 379 Fw – een langere termijn dan de maximale wettelijke termijn van acht maanden te bepalen.
4.2.
Op 15 februari 2021 is in deze, met de startverklaring van 11 januari 2021 aangevangen, WHOA-procedure een afkoelingsperiode afgekondigd. Dat betekent dat vanaf dat moment de schuldeisers van [schuldenares] in hun verhaalsmogelijkheden zijn beperkt in de in artikel 376 Fw bedoelde zin. Op 25 maart 2021 heeft de rechtbank de reikwijdte van deze beperking nader bepaald en uitgebreid, en de lopende afkoelingsperiode vervangen door een hernieuwde afkoelingsperiode. Weliswaar kan worden betoogd dat met deze vervanging een ‘nieuwe’ afkoelingsperiode is aangevangen, maar dat betekent niet dat de maximale duur van de afkoeling, zoals door de wetgever uitdrukkelijk vastgesteld op acht maanden, hierdoor kan worden overschreden. Dit oordeel vindt steun in hetgeen uitdrukkelijk in artikel 376 lid 5 Fw is bepaald (
(…) met dien verstande dat de totale termijn met inbegrip van verlengingen niet langer kan zijn dan acht maanden) en met hetgeen daarmee is beoogd, te weten dat de periode waarin schuldeisers in hun rechten worden beperkt, in totaal niet langer zal duren dan acht maanden.
4.3.
De rechtbank zal de afkoelingsperiode dan ook verlengen tot 15 oktober 2021. Hiermee wordt de wettelijk toegestane maximale termijn van acht maanden afkoelingsperiode bereikt.
4.4.
De rechtbank acht het verzoek van de herstructureringsdeskundige om de in het verzoek gemaakte kosten tussen partijen te compenseren toewijsbaar. [schuldenares] heeft haar verzet daartegen niet toegelicht, en evenmin verklaard welke proceskostenverdeling zij redelijker zou achten.
4.5.
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe het verzoek ex artikel 376 lid 5 Fw, en verlengt de afkoelingsperiode tot 15 oktober 2021;
- compenseert de door partijen in het verzoek gemaakte proceskosten, in die zin dat elke partij haar eigen kosten zal dragen;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. F. Damsteegt-Molier en mr. M.C. Bosch, rechters en in aanwezigheid van J. Kunst, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2021.