ECLI:NL:RBAMS:2021:6516

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
C/13/696803 / FT RK 21.73
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw voor besloten vennootschap in financiële moeilijkheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om een afkoelingsperiode ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw) voor een besloten vennootschap, hierna te noemen [naam bedrijf]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam bedrijf] op 11 januari 2021 een verklaring ter griffie heeft gedeponeerd en op 28 januari 2021 een verzoekschrift heeft ingediend voor een afkoelingsperiode van vier maanden. Dit verzoek is gedaan in het kader van een besloten akkoordprocedure buiten faillissement, waarbij [naam bedrijf] heeft aangegeven dat zij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden. Tijdens de zitting op 8 februari 2021 heeft de directeur van [naam bedrijf], bijgestaan door verschillende advocaten, het standpunt van de vennootschap toegelicht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam bedrijf] wordt gefinancierd door een groep financiers, waaronder [financier] U.A. en [financieringsfonds 1]. Door de coronamaatregelen is de financiële situatie van [naam bedrijf] verslechterd, waardoor zij niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming te kunnen voortzetten en om de voorbereiding van een akkoord mogelijk te maken. De rechtbank heeft de belangen van de gezamenlijke schuldeisers in overweging genomen en geconcludeerd dat de afkoelingsperiode in hun belang is.

De rechtbank heeft daarom besloten om een afkoelingsperiode van twee maanden af te kondigen, waarbij de bevoegdheid van de schuldeisers tot verhaal op goederen van [naam bedrijf] gedurende deze periode niet kan worden uitgeoefend zonder toestemming van de rechtbank. De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Team Insolventies – meervoudige kamer
afkondigen afkoelingsperiode
zaak-/rekestnummer: C/13/696803 / FT RK 21.73
uitspraakdatum: 15 februari 2021
beschikking op het ingekomen verzoek ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw) met
bijlagen, van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam bedrijf] B.V.,
ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaten: mrs. B.W.G. van der Velden en G.Á.C, Orban, kantoorhoudende te Amsterdam,
hierna te noemen: [naam bedrijf] .

1.De procedure

1.1.
[naam bedrijf] heeft op 11 januari 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en bij verzoekschrift van 28 januari 2021 verzocht een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van vier maanden. In de op 11 januari 2021 gedeponeerde startverklaring en in het verzoekschrift heeft [naam bedrijf] gesteld dat zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen twee maanden, een akkoord zal worden aangeboden.
1.2.
[naam bedrijf] heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Op de zitting van 8 februari 2021 is namens [naam bedrijf] de heer [naam] , directeur en bestuurder van [naam bedrijf] , verschenen, bijgestaan door de advocaten mrs. B.W.G. van der Velden, G.Á.C. Orbán, J.H.A. Schipper en B.A. Kuitenbrouwer. Bij die gelegenheid hebben de advocaten het standpunt van [naam bedrijf] toegelicht aan de hand van — aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen. [naam bedrijf] en haar advocaten hebben vragen van de rechtbank beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
2.1.
Het bestuur van [naam bedrijf] wordt, zelfstandig, gevormd door de heer [naam] . Enig aandeelhouder van [naam bedrijf] is [aandeelhouder] B.V. (hierna: [aandeelhouder] ). [naam bedrijf] is de (indirecte) aandeelhouder van zo’n 120 verschillende werkmaatschappijen (opgesomd in bijlage 11 van het verzoekschrift, welke bijlage aangehecht is aan de beschikking), welke opereren als afzonderlijke juridische entiteiten.
2.2.
Tot de (indirecte) aandeelhouders van [aandeelhouder] behoren onder meer [indirecte aandeelhouder 1] C.V. (hierna: [indirecte aandeelhouder 1] ), een investeringsvehikel van [indirecte aandeelhouder 2] , alsmede de oprichters van de werkmaatschappijen.
2.3.
[naam bedrijf] wordt hoofdzakelijk gefinancierd met eigen vermogen van voormelde (indirecte) aandeelhouders en met vreemd vermogen van een groep financiers. Dit vreemd vermogen is aan [naam bedrijf] verschaft door middel van leningen en kredietfaciliteiten.
2.4.
De groep financiers die [naam bedrijf] financiert bestaat uit de [financier] U.A. (hierna: [financier] ) en een aantal financieringsfondsen dat (indirect) beheerd of vertegenwoordigd wordt door [financieringsfonds 1] (hierna: [financieringsfonds 1] ). De kredietverschaffing door [financier] en [financieringsfonds 1] is vastgelegd in een zogeheten
senior facilities agreement(hierna: de Kredietovereenkomst) van oorspronkelijk 1 augustus 2018. Een derde partij, [financieringsfonds 2] (hierna: [financieringsfonds 2] ) treedt onder de Kredietovereenkomst namens [financier] en [financieringsfonds 1] op als Agent en zekerhedenagent. [naam bedrijf] , [aandeelhouder] en haar (indirecte) dochtervennootschappen hebben tot zekerheid van de terugbetaling van de lening en kredietfaciliteiten garanties afgegeven en zekerheden verstrekt. Dit zekerhedenpakket bestaat onder meer uit pandrechten op de aandelen in [naam bedrijf] zelf evenals in de verschillende (indirecte) dochtervennootschappen van [naam bedrijf] . Verder bestaat het zekerhedenpakket uit (onder meer) pandrechten op vorderingen, roerende zaken en intellectuele eigendomsrechten.
2.5.
Onder de Kredietovereenkomst heeft [naam bedrijf] zich onder meer gecommitteerd om bepaalde financiële ratio’s te behalen. In het bijzonder heeft [naam bedrijf] afgesproken ieder kwartaal een bepaalde (steeds lager wordende)
leverage ratiote behalen. Het niet voldoen aan deze afspraken is een grond van verzuim onder de Kredietovereenkomst (
Event of Default). Als een dergelijk verzuim niet wordt hersteld (
is not remedied) en voortduurt (
continuing) is de Agent op instructie van de meerderheid van de financiers (
Majority Lenders)onder meer bevoegd om de gehele Kredietovereenkomst in één keer vervroegd op te eisen (
acceleration)en de voor de Kredietovereenkomst gevestigde zekerheden uit te winnen. Onder de Kredietovereenkomst wordt de benodigde ‘meerderheid van financiers’ zelfstandig gevormd door [financieringsfonds 1] gelet op de wijze waarop financiering juridisch is vormgegeven.

3.Het standpunt van verzoekster

3.1.
[naam bedrijf] heeft haar verzoek schriftelijk en ter zitting toegelicht en daartoe – voor zover van belang – het volgende aangevoerd. [naam bedrijf] heeft de afgelopen jaren laten zien dat zij een zeer winstgevend business model heeft. De door de overheid getroffen maatregelen in het kader van de Corona-crisis hebben tot gevolg gehad dat dit business model sterk onder druk is komen te staan. Dat heeft een behoorlijke impact gehad op niet alleen de winstgevendheid maar ook de liquiditeit van [naam bedrijf] . Met name de beschikbare liquiditeit van [naam bedrijf] is in de afgelopen periode significant afgenomen. Op dit moment wordt door [naam bedrijf] geprojecteerd dat een bedrag van ongeveer € 11,5 miljoen nodig is om een
going concernsituatie te kunnen waarborgen. Deze € 11,5 miljoen bestaat hoofdzakelijk, namelijk voor € 7,5 miljoen, uit rente onder de Kredietovereenkomst en voor het overige deel, € 4 miljoen, uit verwachte operationele liquiditeitstekorten.
3.2.
De financiële problemen van [naam bedrijf] zijn echter slechts van tijdelijke aard. Vóór de Corona-crisis was [naam bedrijf] immers financieel gezond en aan het groeien. In 2018, toen investeerder [indirecte aandeelhouder 1] een belang nam in [naam bedrijf] , projecteerde het management een gestage en bestendige groei van enkele miljoenen per jaar. Dat dit zich in 2020 niet heeft verwezenlijkt is het directe en uitsluitende gevolg van het feit dat [naam bedrijf] , als gevolg van de Corona-crisis, voor lange periodes noodgedwongen gesloten was en/of met slechts zeer beperkte capaciteit kon opereren. Ervaring met de situatie na de eerdere
lock downin Nederland leert dat als de
lock downwordt opgeheven, het business model weer tot bloei zal komen. [naam bedrijf] voorziet dan ook dat binnen afzienbare tijd haar financiële positie weer gezond is en haar winstgevendheid alleen maar zal toenemen.
3.3.
Hoewel [naam bedrijf] dus in de kern gezond is, en naar verwachting binnen afzienbare termijn weer winstgevend zal zijn, is [naam bedrijf] thans niet in staat de verschuldigde rentelasten onder de Kredietovereenkomst te (blijven) voldoen. Teneinde de financiële problemen het hoofd te kunnen bieden, is [naam bedrijf] de afgelopen maanden meermaals in overleg getreden met haar belangrijkste vermogensverschaffers. In de zomer van 2020 heeft dat ertoe geleid dat [financier] bereid is gevonden een aanvullende kredietlijn ter hoogte van € 5 miljoen ter beschikking te stellen. In deze periode hebben de aandeelhouders ook een aanvullend bedrag van € 3 miljoen in [naam bedrijf] geïnjecteerd en zich daarbovenop ook nog eens gecommitteerd voor een aanvullend bedrag van € 2 miljoen aan liquiditeit. Deze kapitaalinjectie en het aanvullende krediet bood [naam bedrijf] de noodzakelijke liquiditeit voor 2020. Aangezien de beperkende (overheids)maatregelen voortduren sinds december 2020 en een nieuwe
lock downis ingegaan, voorziet [naam bedrijf] dat zij in het jaar 2021 aanvullende liquiditeit nodig zal hebben. [naam bedrijf] is continue in gesprek gegaan en gebleven met haar belangrijkste vermogensverschaffers, waarbij zij informatie heeft verstrekt over haar financiële situatie en liquiditeitsvooruitzichten. Als reactie op, en uitvloeisel van, deze gesprekken, is er vanuit de aandeelhouders een voorstel gedaan aan [financieringsfonds 1] . Dit voorstel houdt in dat, in ieder geval, [indirecte aandeelhouder 1] bereid was een aanvullende kapitaal- en liquiditeitsinjectie ten behoeve van [naam bedrijf] te doen voor een bedrag van € 4 miljoen (oftewel, het volledig door [naam bedrijf] begrote liquiditeitstekort indien [financieringsfonds 1] tijdelijk haar rente zou oprollen). Als voorwaarde voor genoemde injectie ten behoeve van [naam bedrijf] zou [financieringsfonds 1] akkoord moeten gaan met een tijdelijk uitstel (geen afstel) van betaling van rente over (in ieder geval) het jaar 2021. Het voorstel vanuit de aandeelhoudersgroep bevat daarbij de toezegging dat als er toch aanvullende liquiditeiten beschikbaar zouden komen, deze aangewend zullen worden voor betaling van de door [financieringsfonds 1] opgerolde rente (
cash sweep).Hierbij is van belang dat zonder een dergelijk uitstel de geïnjecteerde liquiditeit in [naam bedrijf] direct weer besteed zou moeten worden aan rentebetalingen. Dat zou het nut van deze injectie onmiddellijk teniet doen en geen oplossing bieden voor de prangende, door de Corona-crisis ontstane, liquiditeitsnood van [naam bedrijf] . Een verdere voorwaarde waarover gesproken is, is dat [financieringsfonds 1] in de betreffende periode onder de Kredietovereenkomst geen beroep zou mogen doen op verzuim wegens schending van bepaalde financiële convenanten, om te voorkomen dat, na injectie van de aanvullende liquiditeit, het onder de Kredietovereenkomst verschuldigde bedrag alsnog in één keer door [financieringsfonds 1] zou kunnen worden opgeëist. Zonder deze oplossing is een faillissement van [naam bedrijf] het vrijwel enige realistische alternatief, wat er bovendien toe zal leiden dat [financieringsfonds 1] een significant deel van haar lening zal moeten afschrijven. Ook zal een faillissement nadelige gevolgen hebben voor de gezamenlijke schuldeisers van [naam bedrijf] . De (voorlopige) waarde van [naam bedrijf] is bepaald op grond van
going concernen als een faillissement volgt, zal haar waarde aanzienlijk dalen.
3.4.
[financieringsfonds 1] heeft echter niet ingestemd met het voorstel tot uitstel van de rentebetalingen. Zij heeft voor het bestuur en de aandeelhouders van [naam bedrijf] onaanvaardbare tegenvoorstellen gedaan. Gegeven de patstelling tussen (het bestuur en de aandeelhouders van) [naam bedrijf] en [financieringsfonds 1] , bevindt [naam bedrijf] zich reeds om die reden in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan. Zonder de benodigde aanvullende liquiditeitsinjectie vanuit de aandeelhouders – en uitstel van betaling van de renteverplichtingen door [financieringsfonds 1] – is de verwachtring dat [naam bedrijf] niet langer al haar opkomende schulden in 2021 zal kunnen voldoen. [naam bedrijf] is daarom op 11 januari 2021 gestart met de voorbereiding van een akkoord en heeft op diezelfde datum een startverklaring ter griffie gedeponeerd. Voorts is [naam bedrijf] sindsdien begonnen met het laten opstellen van een waarderingsrapport en het voeren van gesprekken met haar verschillende
stakeholdersen adviseurs over de exacte inhoud van het aan te bieden akkoord. Terwijl [naam bedrijf] bezig was met het voorbereiden van haar akkoord, werd zij op 25 januari 2021 geconfronteerd met een mededeling van verzuim van [financieringsfonds 1] (
notice of default).Hierin roept [financieringsfonds 1] , zonder enige toelichting of voorafgaande aankondiging, meerdere verzuimgronden in onder de Kredietovereenkomst. Dit leidt ertoe dat dat [financieringsfonds 1] alle bedragen onder de Kredietovereenkomst in één keer zal kunnen opeisen en zekerheden kan gaan uitwinnen. [financieringsfonds 1] heeft – onder meer – een pandrecht op de aandelen in [naam bedrijf] en haar groepsvennootschappen. Gezien haar financiële situatie is [naam bedrijf] niet in staat de bedragen onder de Kredietovereenkomst in één keer terug te betalen. Het risico dat de Kredietovereenkomst door [financieringsfonds 1] op korte termijn ineens wordt opgeëist en zekerheden worden uitgewonnen is dan ook uiterst reëel. Doordat de aandelen in [naam bedrijf] en de groepsvennootschappen zijn verpand kan [financieringsfonds 1] de onderneming dan relatief eenvoudig in handen krijgen, welke intentie zij ook jegens [naam bedrijf] heeft uitgesproken. [naam bedrijf] begrijpt dat de voorbereidingen voor het in gang zetten van dergelijke stappen en procedures al gemaakt worden door [financieringsfonds 1] (en dat de voormelde
default noticede noodzakelijke eerste formele stap is). Het continueren van een onderneming, terwijl er een (openbaar) uitwinningstraject loopt, is voor [naam bedrijf] evident onmogelijk. Elke bekendheid van het publiek met het feit dat [naam bedrijf] zich in financiële moeilijkheden bevindt, doordat haar financiering is stopgezet en er zelfs al een (openbaar) uitwinningstraject loopt, is funest voor de onderneming.
3.5.
[naam bedrijf] verzoekt daarom een afkoelingsperiode te gelasten voor de duur van vier maanden, overeenkomstig artikel 376 lid 1 Fw, teneinde de voorbereiding van en de onderhandelingen over het akkoord te kunnen blijven voortzetten. De verzochte afkoelingsperiode is in het belang van de gezamenlijke schuldeisers. Er zijn geen specifieke schuldeisers of derden die met de afkoelingsperiode wezenlijk in hun belangen worden geschaad. De onderneming is in de kern gezond. De financiële problemen zijn het gevolg van de Corona-crisis en van tijdelijke aard. Er is concreet zicht op financieel herstel en winstgevendheid binnen afzienbare termijn bij een geslaagd akkoord, als gevolg waarvan [naam bedrijf] verwacht dat zij door zal kunnen gaan het betalen van haar schuldeisers. Op grond van artikel 372 lid 1 Fw kan een akkoord ook voorzien in de wijziging van rechten van schuldeisers jegens rechtspersonen die samen met de schuldenaar een groep vormen als bedoeld in artikel 2:24b BW. [naam bedrijf] voldoet aan de vereisten van artikel 372 lid 1 Fw. Zij zal onder het uiteindelijk aan te bieden akkoord naar alle waarschijnlijkheid gebruik (moeten) maken van deze bepaling om het akkoord ten aanzien van [naam bedrijf] effectief te laten zijn. Zij zal in haar akkoord immers zekerheden en garanties (moeten) betrekken die door haar groepsvennootschappen zijn verstrekt. Het is derhalve van belang dat de afkoelingsperiode ook betrekking heeft op de groepsvennootschappen van [naam bedrijf] .
3.6.
Op grond van artikel 376 lid 8 Fw jo. 241a Fw, verzoekt [naam bedrijf] de afkoelingsperiode specifiek van toepassing te verklaren ten aanzien van haar (financiële) schuldeisers onder de Kredietovereenkomst en Intercrediteurenovereenkomst; de (zekerheden) Agent, [financieringsfonds 1] en meer specifiek;
- [financieringsfonds 2] , [financieringsfonds 3] , [financieringsfonds 4] ., [financieringsfonds 5] , [financieringsfonds 6] , [financieringsfonds 7] , [financieringsfonds 8] ., [financieringsfonds 9] , [financieringsfonds 10] , [financieringsfonds 4] ., [financieringsfonds 11] , [financieringsfonds 12] , [financieringsfonds 13] , [financieringsfonds 14] , [financieringsfonds 15] , [financieringsfonds 16] , [financieringsfonds 17] , [financieringsfonds 18] [financieringsfonds 19] , [financieringsfonds 4] . en [financier] (of diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzonder titel);
waarbij gedurende deze afkoelingsperiode
elke bevoegdheid van de genoemde schuldeisers tot verhaal op goederen die tot het vermogen van [naam bedrijf] behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van [naam bedrijf] bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
elke bevoegdheid van de genoemde schuldeisers tot verhaal op goederen die tot het vermogen van een rechtspersoon, die samen met [naam bedrijf] een groep vormt als bedoeld in artikel 2:24b BW (daaronder begrepen de vennootschappen als genoemd in productie 11 bij het verzoekschrift), behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van zodanige rechtspersoon bevinden, voor zover het verhaal of opeising betreft voor rechten die strekken tot voldoening of tot zekerheid voor de nakoming van verbintenissen van [naam bedrijf] of van verbintenissen waarvoor die rechtspersoon met of naast [naam bedrijf] aansprakelijk is, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
de behandeling van een door de genoemde schuldeisers jegens [naam bedrijf] ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst, en
de behandeling van een jegens een hierboven onder 2 bedoelde rechtspersoon ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst, voor zover het verzoek betrekking heeft op rechten als hierboven onder 2 bedoeld.

4.De beoordeling

4.1.
Het onderhavige verzoek is gegrond op de tweede afdeling van titel III van de Faillissementswet (homologatie van een onderhands akkoord). Het verzoek ziet op het afkondigen van een afkoelingsperiode (artikel 376 Fw).
4.2.
[naam bedrijf] heeft de keuze gemaakt voor een besloten akkoordprocedure en heeft daarbij aangevoerd welke redenen daaraan ten grondslag liggen. Nu [naam bedrijf] de keuze heeft gemaakt voor een besloten akkoordprocedure is dit verzoek in raadkamer behandeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om derden in de gelegenheid te stellen hun zienswijze te geven op het verzoek.
Bevoegdheid
4.3.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw jo. artikel 3 Rv jo. artikel 1:10 lid 2 BW bevoegd deze procedure te openen, nu [naam bedrijf] in Nederland en meer specifiek in Amsterdam is gevestigd.
Startverklaring
4.4.
[naam bedrijf] heeft op 11 januari 2021 een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd ter griffie van de rechtbank. [naam bedrijf] heeft toegezegd dat zij zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen een termijn van ten hoogste twee maanden een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw zal aanbieden. [naam bedrijf] heeft op dit moment voldoende onderbouwd op welke wijze zij binnen deze termijn een akkoord kan aanbieden aan haar schuldeisers.
Noodzaak afkoelingsperiode
4.5.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door [naam bedrijf] gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Zo is er een schuldeiser, [financieringsfonds 1] , die heeft gedreigd over te gaan tot uitwinning van haar zekerheden onder de Kredietovereenkomst, waardoor [naam bedrijf] haar bedrijfsvoering niet zou kunnen voortzetten. Dit kan als gevolg hebben dat het akkoord geen doorgang kan vinden. Voorwaarde voor de financiering van het akkoord is immers dat het bedrijf na homologatie kan worden voortgezet. Bij uitwinning van de zekerheden (in de vorm van de aandelen) zal de onderneming noodgedwongen moeten worden gestaakt en is een faillissement onvermijdelijk.
4.6.
[naam bedrijf] is voornemens om een groepsakkoord aan te bieden, zoals omschreven in artikel 372 lid 1 Fw. Ingevolge artikel 372 lid 3 Fw is [naam bedrijf] bevoegd om ten behoeve van de groepsvennootschappen, die samen met [naam bedrijf] een groep vormen als bedoeld in artikel 2:24b BW, te verzoeken om een afkoelingsperiode.
Belangen schuldeisers
4.7.
Uit de stellingen van [naam bedrijf] volgt dat zij met het aan te bieden akkoord haar onderneming kan continueren. Een tijdelijke adempauze en aanvullende financiering, waartoe bereidheid bij de aandeelhouders bestaat, is daartoe noodzakelijk. Uit hetgeen door [naam bedrijf] ter zitting naar voren is gebracht volgt dat met een akkoord een hogere uitkering aan de schuldeisers zal kunnen plaatsvinden dan in geval van een faillissement, dat zonder totstandkoming van de verzochte afkoeling en een akkoord onafwendbaar zal zijn. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat summierlijk is gebleken dat op dit moment de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn met het gelasten van een afkoelingsperiode, die noodzakelijk is ter voorbereiding van een akkoord dat in het belang van de gezamenlijke schuldeisers is.
4.8.
Het verzoek zal dan ook worden toegewezen. De rechtbank ziet mede gelet op het bepaalde in artikel 376 lid 1 Fw aanleiding thans een afkoelingsperiode van twee maanden af te kondigen ten aanzien van de schuldeisers genoemd in paragraaf 3.6. Desgewenst kan [naam bedrijf] na afloop van de termijn om verlenging van de afkoelingsperiode verzoeken.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
kondigt per heden een afkoelingsperiode af voor een periode van twee maanden ten aanzien van de in paragraaf 3.6. genoemde schuldeisers, die inhoudt dat:
- elke bevoegdheid van die schuldeisers tot verhaal op goederen die tot het vermogen van [naam bedrijf] behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van [naam bedrijf] bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
- elke bevoegdheid van die schuldeisers tot verhaal op goederen die tot het vermogen van een rechtspersoon, die samen met [naam bedrijf] een groep vormt als bedoeld in artikel 2:24b BW (daaronder begrepen de vennootschappen als genoemd in productie 11 bij het verzoekschrift), behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van zodanige rechtspersoon bevinden, voor zover het verhaal of opeising betreft voor rechten die strekken tot voldoening of tot zekerheid voor de nakoming van verbintenissen van [naam bedrijf] of van verbintenissen waarvoor die rechtspersoon met of naast [naam bedrijf] aansprakelijk is, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
- de behandeling van een door die schuldeisers ingediend verzoek tot faillietverklaring jegens [naam bedrijf] of één van haar groepsvennootschappen (zoals genoemd in productie 11) wordt geschorst;
5.2.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. F. Damsteegt-Molier en
mr. M.C. Bosch, rechters en in aanwezigheid van mr. F. de Greef, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2021.