ECLI:NL:RBAMS:2021:6511

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
13/845156-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van getuigenverzoeken na het Keskin arrest en afwijzing van een verzoek ex artikel 182 Sv

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 10 november 2021, is een verzoek van de raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof tot het horen van getuigen in een strafzaak afgewezen. Het verzoek was ingediend in het kader van de verdediging van een verdachte, wiens naam en gegevens in het document zijn geanonimiseerd. De rechter-commissaris heeft de criteria voor de beoordeling van getuigenverzoeken uiteengezet, waarbij de relevante jurisprudentie, zoals het Keskin arrest, werd aangehaald. Dit arrest stelt dat in bepaalde gevallen het belang van de verdediging bij het oproepen van getuigen moet worden voorondersteld, zonder dat nadere onderbouwing vereist is. Echter, de rechter-commissaris benadrukte dat de verdediging wel degelijk een voldoende gemotiveerd verzoek moet indienen, vooral in omvangrijke fraudezaken waar tijdigheid en procesorde van groot belang zijn.

De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de verdediging in deze zaak gedurende een lange periode inactief is geweest en dat het verzoek om getuigen nu, meer dan 21 maanden na het verstrekken van het einddossier, te laat is ingediend. De rechter-commissaris concludeerde dat het verzoek onvoldoende was gemotiveerd en dat de verdediging niet had aangetoond waarom het horen van de getuigen relevant was voor de beoordeling van de zaak. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen in het belang van een goede procesorde en om nodeloze vertraging van het onderzoek te voorkomen. De rechter-commissaris heeft de afwijzing van het verzoek gemotiveerd door te stellen dat de verdediging voldoende gelegenheid had gehad om getuigen te ondervragen, maar deze mogelijkheid niet had benut.

De beschikking benadrukt het belang van een goede procesorde en de noodzaak voor de verdediging om tijdig en gemotiveerd te handelen in het strafproces. De rechter-commissaris heeft de afwijzing van het verzoek als rechtmatig en noodzakelijk beoordeeld, met inachtneming van de rechten van de verdachte op een eerlijk proces.

Uitspraak

r.c.nummer : 20/198
parketnummer : 13/845156-17
De rechter-commissaris heeft van de raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof op 5 november 2021 een verzoek ontvangen in de zaak van

Naam: [achternaam van verdachte]

Voornamen : [voornamen van verdachte]
Geboren op : [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
Woonplaats : [woonplaats]
Adres : [adres 1]
Het verzoek strekt tot het horen van de volgende getuigen:
mevrouw [persoon 1] (A-01);
mevrouw [persoon 2] (A-06);
mevrouw [persoon 3] (A-14);
mevrouw [persoon 4] (A-15);
mevrouw [persoon 5] (A-17);
mevrouw [persoon 6] (A-26);
mevrouw [persoon 7] (A-31);
mevrouw [persoon 8] , wonende aan de [adres 2] ;
mevrouw [persoon 9] , wonende aan de [adres 3] ;
de heer [persoon 10] , bewindvoerder bij [naam] Bewindvoering, gevestigd te ( [postcode] ) [plaatsnaam]

BEOORDELING VAN HET VERZOEK:

Overwegingen vooraf
De verdediging heeft het recht om getuigen te doen horen die in het belang van de verdediging worden geacht. Dat recht is echter niet onbeperkt en mag worden begrensd in het belang van een goede procesorde (“
proper administration of justice”, EHRM 14 februari 2008, 66802-01, Dorokhov).
Als uitgangspunt geldt dat van de verdediging mag worden verwacht dat een verzoek tot het horen van getuigen voldoende wordt gemotiveerd, en dat duidelijk wordt toegelicht waarom het horen van die getuige van belang is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv (ECLI:NL:HR: 2014:1496). De eisen die aan die motivering mogen worden gesteld verschillen echter per type getuige.
1.
Belastende getuigen
Uit het door de raadsvrouw aangehaalde Keskin arrest (EHRM 19 januari 2021, 2205/16) en het daaropvolgende post-Keskin arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:576) volgt dat in bepaalde gevallen het belang van de verdediging bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. In dat geval kan de verdachte ook niet worden tegengeworpen dat hij zich beroept op zijn zwijgrecht. Het moet dan gaan om:
  • een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen;
  • terwijl deze getuige al een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking;
  • en die verklaring door de rechter voor het bewijs van het ten laste gelegde feit zou kunnen worden gebruikt.
Desalniettemin mag een verzoek tot het horen van een belastende getuige worden afgewezen als:
  • onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord;
  • er een gegrond vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige in gevaar wordt gebracht;
  • de getuige onmiskenbaar irrelevant of overbodig is, omdat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang of toegevoegde waarde zal zijn.
Voor een juiste beoordeling van het verzoek kan het - ook bij belastende verklaringen - nodig zijn dat de verdediging toelicht
  • welke onderdelen worden betwist en;
  • waarover de getuige moet worden ondervraagd.
Die toelichting kan in het bijzonder van betekenis zijn als de genoemde afwijzingsgronden aan de orde kunnen zijn of als het verzoek betrekking heeft op een groot aantal getuigen en de rechter (of rechter-commissaris) voor de beslissing staat of al deze getuigen moeten worden gehoord of dat wordt volstaan met een aantal van hen.
2.
Ontlastende getuigen
Voor mogelijk ontlastende getuigen geldt - ook na het Keskin arrest - onverminderd dat de verdediging moet zal moeten motiveren waarom de ondervraging relevant is voor de beoordeling van het ten laste gelegde feit. (EHRM 9 mei 2017, 36658/05, Murtazaliyeva)
3.
Rechtmatigheidsgetuigen
Ook als het gaat om getuigen die moeten worden gehoord over mogelijke vormverzuimen, zal de verdediging het verzoek voldoende moeten motiveren. (ECLI:NL:HR:2014:1496 r.o. 2.7)
In die motivering zal in elk geval moeten worden uiteengezet
  • welke onrechtmatigheid aan de orde zou zijn;
  • tot welk rechtgevolg die onrechtmatigheid op de voet van artikel 359a Sv zou leiden;
  • en wat de verzochte getuige daarover kan verklaren.
Tijdigheid
Het Keskin arrest doet niet af aan de eis dat de verdediging een voldoende stellig, duidelijk maar ook
tijdigverzoek moet doen. Bij de beoordeling of, ondanks het niet horen van een verzochte getuige, sprake is van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM moet ook eventuele inactiviteit van de zijde van de verdediging worden betrokken. (alweer: ECLI:NL:HR:2021:576).
Ten aanzien van de getuigen 8-10 in het bijzonder
Deze getuigen zijn in dit onderzoek niet gehoord, laat staan dat zij een voor de verdachte belastende verklaring hebben afgelegd, die voor het bewijs van enig gewicht kan zijn.
Van de verdediging mag dus een toereikende onderbouwing worden verlangd van het verdedigingsbelang. Die ontbreekt hier. Ter onderbouwing van het verzoek stelt de raadsvrouw namelijk niet meer niet meer dan dat “
zij ten aanzien van de verdenking jegens cliënte contra-indicaties aan het licht kunnen brengen”. Wat die contra-indicaties zijn, wat de getuigen erover kunnen verklaren en wat het belang daarvan is voor de beslissingen van de rechtbank wordt in het midden gelaten.
Het verzoek tot het horen van deze getuigen moet alleen al worden afgewezen omdat het onvoldoende is gemotiveerd.
Ten aanzien van alle getuigen (1-10)
De rechter-commissaris heeft als taak te waken voor nodeloze vertraging van het onderzoek (artikel 180 lid 1 Sv). In omvangrijke fraudezaken in het bijzonder is dat altijd een punt van zorg. Om te zorgen dat de regiefase voortvarend verloopt, is sinds een aantal jaar met het Functioneel Parket de afspraak gemaakt dat tegelijk met het einddossier en de concept-tenlastelegging aan de verdediging een regiebrief wordt gestuurd. In die regiebrief wordt namens de rechter-commissaris een termijn voor het indienen van onderzoekswensen gegund. Doel van deze werkwijze is dat duidelijk wordt gemarkeerd wanneer het vooronderzoek start en wanneer het is afgerond, en de zaak dus kan worden geappointeerd. Mocht de standaard termijn van vier weken overigens te krap zijn, dan kan altijd gemotiveerd worden verzocht om verlenging van die termijn.
Zo is het ook in dit onderzoek Bonsai gegaan. Na afronding van het dossier is op 4 februari 2020 een regiebrief naar de verdediging van alle betrokken verdachten gestuurd. Daarnaast heeft de griffier op 5 februari 2020 nog de volgende e-mail naar de raadsvrouw gezonden.
Geachte raadsvrouw,
In bovenstaande zaak is op 4 februari jl. door het Functioneel Parket aan u het proces-verbaal en een concept-tenlastelegging toegezonden met de mededeling dat u uw eventuele onderzoekswensen binnen vier weken kunt indienen bij het regiebureau van het kabinet rechter-commissaris Amsterdam.
De zaak zal worden behandeld door rechter-commissaris mr. E. Diepraam. Namens hem ontvang ik uw onderzoekswensen graag uiterlijk 5 maart a.s. U kunt ze rechtstreeks naar mij mailen.
Indien u geen onderzoekswensen heeft verneem ik dat ook graag.
Op 6 maart 2020 is daarop de volgende reactie van de raadsvrouw ontvangen.
Helaas is het mij nog niet gelukt nadere onderzoekswensen te formuleren in de zaak van mevrouw [achternaam van verdachte] .
Ik wil u verzoeken mij nog een termijn van twee weken te gunnen om de onderzoekswensen in te dienen.
Voor uw medewerking ben ik u zeer erkentelijk.
Ook na die verlengde termijn zijn er geen onderzoekswensen meer ontvangen van de raadsvrouw. Van de raadslieden van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn wel verzoeken ontvangen, en daar is op beslist. De beschikkingen zijn op 2 oktober 2020 aan alle raadslieden van de verdachten in dit onderzoek verstuurd, met het volgende bericht.
Hierbij treft u aan de beschikkingen van rechter-commissaris Diepraam op de onderzoekswensen van de raadslieden van verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
De planning van de verhoren ontvangt u zo spoedig mogelijk.
De getuigen zullen alléén worden gehoord in de zaken waarin zij zijn toegewezen. Dat betekent dat er niet automatisch kan worden ‘aangesloten’.
Mocht u bij nader inzien redenen zien om aanwezig te willen zijn bij een toegewezen verhoor in een andere zaak, dan kunt u daartoe een onderbouwd verzoek doen.
Ook daar is van de zijde van de raadsvrouw geen reactie meer op gevolgd.
In de maanden daarop zijn op het kabinet getuigen gehoord. Op 10 mei 2021 is het onderzoek gesloten en is een eindproces-verbaal opgemaakt.
Nu, meer dan 21 maanden na verstrekking van het einddossier, en op het moment dat voor de zaak schaarse zittingsruimte zal worden gereserveerd, doet de raadsvrouw alsnog een verzoek om tien getuigen te horen. Op geen enkele manier wordt toegelicht waarom het verzoek nu pas wordt gedaan.
Op een eerder moment was er wellicht aanleiding geweest om het verzoek deels toe te wijzen. Een aantal verzochte getuigen heeft inderdaad belastend verklaard. Na 21 maanden inactiviteit van de verdediging laat het belang van een
proper administration of justiceniet toe dat dat het verzoek alsnog worden gehonoreerd. Zoals hiervoor is toegelicht volgt uit het Keskin arrest (of andere jurisprudentie) geen ongelimiteerd recht om in iedere stand van het onderzoek getuigen te ondervragen. De termijn waarbinnen getuigen nu nog zouden moeten worden gehoord kan na dit tijdverloop niet meer als aanvaardbaar worden beschouwd.
De raadsvrouw schrijft in haar verzoek: “
De verdediging heeft tot op heden alleen via de processen-verbaal kennis kunnen nemen van de verklaringen van de getuigen onder 1 t/m 7 en heeft aldus nog geen ondervragingsmogelijkheid gehad.”Dat is onjuist. Er is een - verlengde - termijn gegeven voor onderzoekswensen, die de raadsvrouw onbenut heeft laten verlopen. Daarna is de kans geboden alsnog aan te sluiten bij de onderzoekshandelingen, maar zonder enige reactie. En dat terwijl tot de toegewezen getuigen ook de getuigen [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 4] , [persoon 5] en [persoon 6] behoorden, waar nu door de raadsvrouw om wordt verzocht.
Kortom, er is ruim gelegenheid geboden om getuigen te ondervragen. De verdediging heeft alleen van die gelegenheid geen gebruik willen maken. Bij die stand van zaken wordt de verdachte wordt niet geschaad in haar recht op een eerlijk proces als het verzoek nu wordt afgewezen.
Toewijzing van een tardief verzoek als dit zou bovendien betekenen dat het zinloos is voor de rechter-commissaris om nog regie te voeren en zo te bevorderen dat – mede in het belang van de verdachte – het onderzoek in complexe fraudezaken zo voortvarend mogelijk verloopt.

BESLISSING

De rechter-commissaris wijst het verzoek af.
Amsterdam, 10 november 2021
mr. E. Diepraam
rechter-commissaris