ECLI:NL:RBAMS:2021:6507

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
8909467
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht door gebruik van foto's op website zonder toestemming en naamsvermelding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over inbreuk op auteursrecht. Eiser, een professioneel fotograaf, heeft acht foto's gemaakt van een huis dat door een architectenbureau is ontworpen. Deze foto's zijn zonder toestemming en zonder naamsvermelding door gedaagde, een ingenieursbureau, op haar website geplaatst. Eiser heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor de inbreuk op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten en vordert schadevergoeding. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij toestemming heeft gekregen van het architectenbureau om de foto's te gebruiken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de foto's auteursrechtelijk beschermd zijn en dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt door deze zonder toestemming te publiceren. De rechter heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 2.400,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft gedaagde haar vordering afgewezen gezien de onvoldoende onderbouwing van haar claims. De uitspraak benadrukt het belang van toestemming en naamsvermelding bij het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8909467 CV EXPL 20-21858
vonnis van: 13 juli 2021
fno.: 399

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. K.M. van Boven
t e g e n

[gedaagde] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A.F.M. Visscher

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 18 november 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende een eis in reconventie, met producties;
- het instructievonnis van 23 februari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte aanvullende producties in conventie, tevens vermeerdering van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021. [eiser] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor [gedaagde] is verschenen de heer [naam] (directeur). Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht - de gemachtigde van [eiser] mede aan de hand van een pleitnota - en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Architectenbureau [naam bedrijf] heeft een huis ontworpen genaamd “ [naam huis] ’.
1.2.
[gedaagde] is een ingenieursbureau in constructieadvies en heeft voor het project ‘ [naam huis] ’ de constructieberekeningen gemaakt. Zij exploiteert de website www. [website] .nl (hierna: de website).
1.3.
[eiser] is professioneel fotograaf en heeft in opdracht van [naam bedrijf] acht foto’s van “ [naam huis] ” (hierna: de foto’s) gemaakt, die [naam bedrijf] vervolgens op haar website heeft geplaatst. [eiser] is auteursrechthebbende op de foto’s.
1.4.
[eiser] hanteert de algemene voorwaarden van DuPho. In artikel 10 van deze voorwaarden is bepaald:

10.3 Voor iedere inbreuk op de aan de Fotograaf toekomende persoonlijkheidsrechten ex artikel 25 Auteurswet, waaronder het recht op naamsvermelding is de wederpartij een vergoeding verschuldigd van tenminste 100% van de door de Fotograaf gebruikelijk gehanteerde licentievergoeding (…)
1.5.
[gedaagde] heeft op 13 november 2018 aan [naam bedrijf] per e-mail het volgende bericht: “
Wij werkten met jullie samen aan [naam huis][ [naam huis] , ktr].
Op jullie site zie ik mooie afbeeldingen hiervan, mogen we die gebruiken om te plaatsen op onze site bij het project? Uiteraard onder jullie naamsvermelding. (…)”. [naam bedrijf] heeft hierop per ommegaande gereageerd met het korte bericht “
natuurlijk”.
1.6.
Vervolgens heeft [gedaagde] de foto’s op haar website geplaatst, ter illustratie van het project waaraan zij haar medewerking heeft verleend. Op de website is bij de foto’s geen melding gemaakt van de fotograaf.
1.7.
Bij brief van 28 februari 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] bericht dat [eiser] heeft geconstateerd dat [gedaagde] de foto’s heeft gebruikt op haar website, dat [eiser] daarvan rechthebbende is, maar dat aan [gedaagde] geen toestemming is verleend de foto’s openbaar te maken. Daarnaast is bij de foto niet de naam van [eiser] vermeld. De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] verzocht de foto’s van de website te halen en haar voorts aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de gemaakte inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van [eiser] . De gemachtigde wijst er op dat de normale licentievergoeding voor het gebruik van de foto’s € 240,00 per foto, per jaar is. [eiser] heeft een aanbod gedaan de zaak buitengerechtelijk af te doen, tegen betaling van een totale schadevergoeding van € 2.880,00. Dit aanbod heeft de gemachtigde van [eiser] in haar brief van 13 maart 2020 herhaald.
1.8.
Partijen zijn in gesprek gegaan over een regeling, maar tot een definitieve regeling is het niet gekomen.
1.9.
[gedaagde] heeft de foto’s van de website verwijderd.

Geschil

in conventie
2. [eiser] vordert - na vermeerdering van eis - dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.400,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2020 tot aan de voldoening;
b. de gemaakte kosten voor rechtsbijstand tot en met het opstellen van de dagvaarding:
primair- ex artikel 1019h Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), ter hoogte van € 1.041,08.
subsidiair- de gemaakte kosten van rechtsbijstand ex artikel 6:96 lid 2 sub b Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter hoogte van € 118,65 en
- ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW ter hoogte van € 360,00;
c. de gemaakte kosten voor rechtsbijstand na het opstellen van de dagvaarding bestaande uit het salaris gemachtigde, het griffierecht en de kosten voor de deurwaarder en die kosten toe te wijzen:
primair- ex artikel 1019h Rv, ter hoogte van € 1.179,68 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met het griffierecht en de deurwaarderskosten.
subsidiair- een significant en passend deel van die kosten toe te wijzen.
en voorts [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3. [eiser] stelt hiertoe, samengevat, dat [gedaagde] door de foto’s zonder toestemming en naamsvermelding op haar website te plaatsen inbreuk heeft gemaakt op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten en hij daardoor schade heeft geleden. Een buitengerechtelijke oplossing kon niet worden bereikt. Verder heeft [eiser] belang bij een veroordeling in de redelijke en evenredige kosten die hij heeft moeten maken om zijn rechten te handhaven. [eiser] kan zich niet permitteren om geld toe te leggen op het handhaven van zijn rechten.
4. [eiser] heeft het tarief van de foto’s gesteld op € 240,00 per foto, te verhogen met een percentage wegens het niet vermelden van de naam, overeenkomstig de DuPho voorwaarden. Coulancehalve heeft [eiser] het percentage beperkt tot 25%. Per saldo bedraagt zijn schade dan ook (8 maal 240 maal 1,25) € 2.400,00.
5. [gedaagde] betwist de vordering in conventie en voert daartoe – kort gezegd – aan dat zij toestemming voor het gebruik van de foto’s heeft gevraagd en gekregen van [naam bedrijf] . Zij was er niet van op de hoogte dat [eiser] rechthebbende van het auteursrecht was. Zij handelde dus ter goeder trouw. Daarnaast heeft zij toen zij wetenschap kreeg dat het auteursrecht op [eiser] rustte, direct de foto’s offline gehaald en 10 dagen later ook van de achterkant van de website verwijderd. [gedaagde] betwist voorts de hoogte van de gestelde licentievergoeding en de toepasselijkheid van de DuPho voorwaarden en daarmee de hoogte van de gevraagde opslag.
in reconventie
6. Op haar beurt stelt [gedaagde] dat [eiser] inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht nu op de website van [eiser] foto’s hebben gestaan van een trappenhuis in het Amvest gebouw waarvan [gedaagde] auteursrechthebbende is en [eiser] voor het gebruik daarvan nooit toestemming heeft gevraagd. Daarnaast ligt het auteursrecht van ‘ [naam huis] ’ zowel bij de architect als bij [gedaagde] , aangezien de betondetaillering van dit pand de stempel draagt van [gedaagde] . [gedaagde] begroot de vergoeding die [eiser] verschuldigd is geworden voor het gebruik van de foto’s zonder toestemming op € 1.500,00. Zij vordert [eiser] daartoe te veroordelen.
7. In conventie en reconventie vordert [gedaagde] - na vermeerdering van eis - [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder salaris gemachtigde en de nakosten, en voorts tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van deze procedure, te begroten primair op € 3.414,02, inclusief btw, subsidiair € 250,00 exclusief BTW.
8. [eiser] betwist dat er sprake is van een auteursrecht van [gedaagde] zodat hij daarop ook geen inbreuk heeft kunnen maken. Zij betwist dan ook buitengerechtelijke en/of proceskosten aan [gedaagde] verschuldigd te zijn.
9. Op de nadere stellingen van partijen zal hieronder - voor zover van belang - nader worden ingegaan.

Beoordeling

In conventie
10. Vaststaat dat de foto’s een auteursrechtelijk beschermd werk zijn in de zin van artikel 10 lid 1 sub 9 van de Auteurswet. Tevens staat vast dat [eiser] de auteursrechthebbende is van de foto’s en dat [gedaagde] deze zonder toestemming en vermelding van de naam van [eiser] op haar website heeft geplaatst. [gedaagde] heeft aldus de foto’s voor het publiek toegankelijk gemaakt en daarmee inbreuk gemaakt op het op die foto’s rustende en aan [eiser] toekomende auteursrecht. Het verweer van [gedaagde] dat zij toestemming had van [naam bedrijf] kan haar niet baten. Die omstandigheid kan er immers niet toe leiden dat [gedaagde] geen inbreuk heeft gepleegd op het auteursrecht van [eiser] . Het onbewust schenden van het auteursrecht komt voor rekening en risico van de inbreukmaker.
10. Door de inbreuk heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en om die reden is zij gehouden de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden. Wat betreft de schade geldt dat met het (direct) verwijderen van de foto’s de schade nog niet is vergoed. [eiser] heeft voldoende naar voren gebracht op grond waarvan kan worden aangenomen dat hij als gevolg van de inbreuk ook daadwerkelijk schade heeft geleden. Zo staat in ieder geval vast dat [eiser] de vergoeding heeft misgelopen die [gedaagde] verschuldigd zou zijn indien zij voorafgaand toestemming had gevraagd. Weliswaar heeft [gedaagde] de hoogte van het door [eiser] gestelde tarief voor één foto betwist door het overleggen van lagere tarieven van andere fotografen, maar daar tegenover heeft [eiser] verwezen naar andere facturen van hem waaruit door hem gehanteerde tarieven van € 240,00 per jaar en hoger blijken. Daarnaast heeft [eiser] gewezen op de tarieven van de Stichting Foto Anoniem 2019 waarbij voor het gebruik van een foto op internet een tarief van € 360,00 per jaar wordt genoemd en tarieven van andere architectuur fotografen. Daarmee heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat het gestelde tarief niet ongebruikelijk is voor foto’s als de onderhavige. Van dit bedrag zal dan ook worden uitgegaan.
10. [eiser] heeft voorts over de licentievergoeding een opslag van 25% gevorderd wegens het niet vermelden van zijn naam bij de foto. [gedaagde] heeft enkel de hoogte van dit deel van de vordering betwist. Zij heeft aangevoerd dat de DuPHo voorwaarden, waarnaar [eiser] verwijst, geen onderdeel zijn van de rechtsverhouding tussen partijen. Hoewel dit laatste juist is, kunnen deze voorwaarden wel dienen als uitgangspunt voor het begroten van de geleden schade ten aanzien van het niet vermelden van de naam. Uit deze voorwaarden blijkt een opslag van minimaal 100% over de licentievergoeding in het geval bij een foto geen naam wordt genoemd. Nu onbetwist is dat [gedaagde] de naam van [eiser] niet bij de foto’s heeft vermeld, maar ook onbetwist is dat zij in de veronderstelling verkeerde met toestemming te hebben gehandeld, acht de kantonrechter de gevorderde, beperkte, opslag van 25% redelijk.
10. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de totale gevorderde schadevergoeding, mede gelet op de periode van ruim twee jaar waarin de foto’s op de website van [gedaagde] te zien zijn geweest, redelijk is en zal deze toewijzen.
10. Als de in het ongelijk gestelde partij komen de buitengerechtelijke (incasso)kosten en de proceskosten in beginsel voor rekening van [gedaagde] .
10. In artikel 1019h Rv is, in navolging van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn, bepaald dat de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd wordt veroordeeld in redelijke en evenredige proceskosten, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. [eiser] maakt aanspraak op vergoeding van zijn volledige proceskosten en heeft daarvan een specificatie overgelegd.
16. Gelet op wat partijen hebben aangevoerd en overgelegd, is de kantonrechter van oordeel dat het een eenvoudige en niet-bewerkelijke zaak betreft. Daarvoor is het volgende redengevend. De omvang van het feitenonderzoek ten behoeve van de procedure en de omvang van het relevant feitencomplex kunnen als beperkt worden beschouwd. Weliswaar betreft het onderhavige geschil het gebruik van meerdere foto’s, maar nu deze allemaal tezamen op één plek op de website zijn geplaatst, betrekking hebben op hetzelfde project en de vermeende toestemming zag op al deze foto’s, is het feitencomplex niet anders dan indien één foto was gebruikt. Ook de omvang van het verweer van [gedaagde] leidt niet tot een complexe procedure. [gedaagde] heeft immers nagenoeg direct nadat zij bekend werd met de inbreuk de foto’s verwijderd en aan [eiser] meegedeeld op grond waarvan zij in de veronderstelling verkeerde juist te hebben gehandeld. Voor het overige zag het verweer enkel op de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. Verder zijn door partijen niet meer dan de noodzakelijke proceshandelingen verricht en benodigde producties overgelegd. Nu gelet op het vorenstaande geoordeeld wordt dat er sprake is van een eenvoudige inbreukkwestie, met een beperkt feitencomplex, een beperkt inhoudelijk verweer, beschouwt de kantonrechter deze zaak als een zeer eenvoudige, niet bewerkelijke bodemzaak. Om die reden zullen de kosten voor het salaris van de gemachtigde van [eiser] overeenkomstig de geldende regeling Indicatietarieven in IE-zaken (rechtbanken) worden begroot conform het toepasselijke liquidatietarief in kantonzaken.
16. Toepassing van het liquidatietarief kanton betekent dat (anders dan bij toepassing van de bij de indicatietarieven gestelde maxima) een onderscheid dient te worden gemaakt tussen buitengerechtelijke (incasso)kosten en het salaris gemachtigde. Dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht is voldoende komen vast te staan. De hoogte van de subsidiair gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten valt binnen de daarvoor geldende tarieven, en is dus toewijsbaar. Nu de hoogte van de door [eiser] opgevoerde kosten ter vaststelling van schade ad € 118,65 niet zijn betwist, kunnen deze worden toegewezen.
16. Het salaris gemachtigde zal - met toepassing van het liquidatietarief - worden gesteld op € 436,00 ( 2 maal € 218,00).
16. De over de proceskosten gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
In reconventie
20. [gedaagde] heeft haar vordering gegrond op de stelling dat er auteursrecht rust op de trappen van het Amvest gebouw en ‘ [naam huis] ” en dat zij daarvan (mede) rechthebbende is. Zij heeft deze stelling, tegenover de gemotiveerde betwisting door [eiser] , echter niet nader onderbouwd, zodat haar vordering ter zake als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen.
20. Als de in het ongelijk gestelde partij, moet [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van [eiser] .

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van:
- € 2.400,00 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 februari 2020 tot aan de voldoening;
- € 118,65 ter zake van buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW;
- € 360,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
exploot € 87,99
salaris € 436,00
griffierecht € 236,00
---------
totaal € 759,99
voor zover van toepassing, inclusief btw en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 436,00 aan salaris gemachtigde
in conventie en reconventie
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 93,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.