ECLI:NL:RBAMS:2021:6476

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
13.101813.20 (hoofdzaak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht met leerling tijdens muziekles na onvoldoende bewijs van opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een leerling tijdens muziekles. De verdachte werd ervan beschuldigd de borst van een van zijn leerlingen aan te raken in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2019. Tijdens de zitting op 14 oktober 2021 heeft de officier van justitie, mr. R. Leuven, gevorderd dat het feit bewezen kon worden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig gewogen. De leerling, aangeduid als [slachtoffer], verklaarde dat de verdachte haar borst aanraakte tijdens een les waarin zij samen met andere leerlingen in een kring zat. De verdachte heeft echter verklaard dat hij zich het lesuur goed kon herinneren en dat er sprake was van een fout in het rooster, waardoor de klas van de aangeefster in zijn lokaal kwam. Hij ontkende opzet en stelde dat hij [slachtoffer] per ongeluk had aangeraakt.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel het vaststond dat de verdachte de borst van [slachtoffer] had aangeraakt, niet kon worden vastgesteld dat dit opzettelijk was gebeurd. De verklaringen van de getuigen, waaronder de vriendin van [slachtoffer], gaven geen eenduidig bewijs van opzet. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat er sprake was van ontuchtig handelen. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat zonder bewijs van opzet er geen sprake kan zijn van ontucht, en heeft het tenlastegelegde niet bewezen verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.101813.20
Datum uitspraak: 28 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende op het adres [geboortedatum]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 oktober 2021. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.E. Leenhouwers, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ervan beschuldigd dat hij in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2019 te Amsterdam ontucht heeft gepleegd met zijn leerling [slachtoffer] door eenmaal haar borst aan te raken. De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Vrijspraak

De officier van justitie vindt dat het feit kan worden bewezen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
De rechtbank vindt het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij door een fout in het rooster muziekles van verdachte had. Samen met haar vriendin [naam] ging zij op verzoek van verdachte in een kring zitten. Verdachte zei: “Jongens we gaan in de kring zitten", waarop iemand uit de klas zei dat er ook meisjes in de klas zitten. Verdachte kwam naar [slachtoffer] toe gelopen en ging voor haar staan. Zij zat op dat moment voorovergebogen op een kruk en had haar armen over elkaar. Verdachte duwde haar arm weg en duwde met de bovenkant van zijn rechterhand van onder naar boven over haar rechterborst. Toen hoorde ze hem zeggen
:"Ik zie het en ik voel het." [slachtoffer] heeft dit enige tijd later aan haar dramadocenten, de zorgcoördinator en de teamleider van de klas verteld.
De vriendin van [slachtoffer] , [naam] , heeft verklaard dat verdachte zei dat alle jongens moesten gaan zitten. Eén van de meisjes in de klas zei dat er ook meisjes in de klas zitten. Ze zat naast [slachtoffer] in de kring. Verdachte liep naar hen toe en ze zag dat hij met zijn rechterhand aan de borst van [slachtoffer] kwam. Ze weet niet of verdachte het expres heeft gedaan.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich het bewuste lesuur nog goed kan herinneren. Er was sprake van een fout in het lesrooster waardoor de klas van aangeefster in zijn lokaal kwam. Verdachte gaf normaal gesproken geen les aan deze klas. Aan het begin van de les sprak hij tegen de klas en liep hij naar het bord voorin de klas. Terwijl hij liep zag hij twee jongens rommelen bij een tafeltje en zei hij: “Jongens, jongens”. Iemand achterin de klas zei toen: “Ook meisjes meester” waarna verdachte zonder te kijken met zijn arm naar achteren zwaaide en zei: “Ja, ja, jongens en meisjes dat weet ik, dat bedoel ik.” Op dat moment voelde verdachte dat hij iemand raakte. Hij wist niet dat er iemand achter hem zat en waar hij die persoon had geraakt. Hij was bang dat hij iemand in het oog had geraakt. Toen hij omkeek zag hij een meisje achter zich, dat gebukt op een krukje zat en hem recht in het gezicht omhoog aankeek. Hij verwachtte niemand op de plek achter hem.
De rechtbank gaat er van uit dat de verklaring van [slachtoffer] overeenkomt met wat zij heeft ervaren. Die ervaring sluit echter het scenario van verdachte niet uit. De rechtbank kan vaststellen dat verdachte de borst van [slachtoffer] heeft aangeraakt, maar niet dat hij dit expres heeft gedaan. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] per ongeluk heeft aangeraakt en heeft ontkend dat hij op dat moment heeft gezegd: “Ik zie het en ik voel het.” Behalve [slachtoffer] verklaart niemand anders dat verdachte dit heeft gezegd toen hij haar aanraakte. Ook [naam] niet, die op dat moment naast [slachtoffer] zat. [naam] heeft verklaard dat zij eigenlijk niet weet of verdachte het expres heeft gedaan. Daarmee kan de rechtbank het scenario van verdachte, dat hij [slachtoffer] per ongeluk heeft aangeraakt, onvoldoende uitsluiten. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte opzet heeft gehad op het aanraken van de borst van [slachtoffer] . Zonder dit opzet is geen sprake van ontuchtig handelen. Daarom wordt verdachte vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2021.
[bijlage{...}]
)