ECLI:NL:RBAMS:2021:6475
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen dagvaarding in ontuchtzaak met minderjarige
Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift werd ingediend tegen een dagvaarding. Het bezwaarschrift was ingediend door mr. I.E. Leenhouwers namens de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige leerling. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het bezwaarschrift ongegrond was. De verdachte was gedagvaard voor het feit dat hij op of omstreeks 3 september 2019 ontucht zou hebben gepleegd met een leerling, geboren op 2 november 2006. De raadsvrouw van de verdachte betoogde dat de vervolging lichtvaardig was en dat de verdachte een openbare terechtzitting bespaard zou moeten blijven, omdat dit zijn reputatie zou schaden. De officier van justitie daarentegen stelde dat er geen bewijs was dat de vervolging onterecht was en dat er geen ontlastend bewijs was voor de beschuldigingen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte ontvankelijk was in zijn bezwaar, maar dat er geen reden was om aan te nemen dat de strafrechter het tenlastegelegde niet bewezen zou kunnen verklaren. De rechtbank benadrukte dat de bezwaarschriftprocedure summier van aard is en niet vooruitloopt op een inhoudelijke beoordeling van de strafzaak. De rechtbank concludeerde dat er een inhoudelijke discussie bestond over de vraag of er sprake was van opzet, wat onderzocht diende te worden tijdens een openbare terechtzitting. Daarom werd het bezwaarschrift ongegrond verklaard. De beschikking werd gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee andere rechters, waarbij de voorzitter en de jongste rechter niet in staat waren de beschikking mede te ondertekenen.