ECLI:NL:RBAMS:2021:6471

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
13.146557.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van 80 euro met ISD-maatregel opgelegd aan verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats

Op 22 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van € 80,- van een slachtoffer op 4 juni 2021 te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd op 8 september 2021 ter terechtzitting gehoord. De officier van justitie, mr. G.M. Kolman, vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.H. Zonneveld, betoogde dat deze maatregel niet passend was gezien de omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de diefstal bewezen was, gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer en de bekentenis van de verdachte. De rechtbank overwoog dat de verdachte geld had gestolen uit financiële nood, maar dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op het eigendomsrecht van het slachtoffer vormde. De rechtbank nam ook kennis van rapporten van de reclassering en het Leger des Heils, die wezen op de instabiele leefomstandigheden van de verdachte en het risico op recidive.

Uiteindelijk legde de rechtbank de ISD-maatregel op voor de duur van één jaar, zonder aftrek van het voorarrest, en benadrukte dat de veiligheid van de maatschappij voorop stond. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar voor de diefstal en legde de maatregel op, waarbij de ondergane voorlopige hechtenis niet in mindering werd gebracht op de duur van de maatregel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.146557.21
Datum uitspraak: 22 september 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1989 ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K.H. Zonneveld, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt – kort weergegeven – beschuldigd van:
Diefstal van € 80,- van [naam slachtoffer] op 4 juni 2021 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I bij dit vonnis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.De waardering van het bewijs

Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw vinden dat de tenlastegelegde diefstal kan worden bewezen.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte € 80,- heeft gestolen van [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] heeft aangifte gedaan van zakkenrollerij op 4 juni 2021 te Amsterdam. Hij heeft verklaard dat hij € 80,- los in zijn achterzak had zitten en dat er een man achter hem langs kwam die het geld uit zijn zak heeft gepakt. [naam slachtoffer] is achter de man aangerend en heeft vervolgens, na hierom verzocht te hebben, het geld teruggekregen van de man. De politie heeft verdachte korte tijd na de diefstal aangehouden nadat [naam slachtoffer] verdachte had aangewezen als de man die zijn geld had gepakt. Verdachte heeft de beschreven diefstal tijdens de zitting bekend.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan op de in bijlage II opgegeven bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verklaring van verdachte alle onderdelen van de bewezenverklaring van dit feit betreft.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 4 juni 2021 te Amsterdam een geldbedrag van 80 euro dat aan [naam slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat de ISD-maatregel niet passend is, omdat er geen bijzondere vorm van problematiek bij verdachte is vastgesteld die behandeling behoeft. Gezien de onrechtmatige verblijfsstatus van verdachte kan hij niet resocialiseren. Binnen de ISD-maatregel zal niet kunnen worden toegewerkt naar uitzetting naar Marokko, aangezien de Marokkaanse autoriteiten al jaren geen ‘laissez-passer’ meer afgeven. Verdachte is daardoor niet uitzetbaar en dit is een contra-indicatie om de ISD-maatregel op te leggen. Voorts is geen enkel plan aanwezig voor invulling van de ISD-maatregel. Daarnaast heeft verdachte uitzicht op een baan en zal hij daarom voldoende middelen hebben om in zijn bestaan te voorzien.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geld gestolen voor zijn eigen financiële gewin, omdat hij geen inkomsten en onderdak had. Hij heeft bij het stelen enkel oog gehad voor zijn eigen belang en niet dat van zijn slachtoffer. Zakkenrollerij is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor de slachtoffers hinder en schade oplevert. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering Noord-Holland van 16 augustus 2021, opgemaakt door [naam rapporteur] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Blijkens informatie van het Uittreksel Justitiële Documentatie is er sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten. Wij achten de financiële situatie delictgerelateerd. Het ontbreekt betrokkene aan inkomen. Ondanks dat betrokkene beweert altijd betaald werk te hebben gehad (hetgeen wij niet hebben kunnen verifiëren) is hij momenteel werkloos als gevolg van de coronacrisis. Er is sprake van instabiele leefomstandigheden omdat de heer [verdachte] geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en er geen sprake is van structurele dagbesteding, hetgeen onzes inziens indirect delictgerelateerd is. De heer [verdachte] vertelt door zijn instabiele leefomstandigheden geen andere oplossing te zien dan het plegen van vermogensdelicten. Enkel de relatie met zijn vriendin kan aangemerkt worden als beschermende factor daar hij haar omschrijft als steunend netwerk.
De heer [verdachte] kan door zijn onrechtmatige verblijfsstatus en het feit dat hij verwijderbaar is geen aanspraak maken op structurele sociale voorzieningen waardoor aan een hulpverleningstraject en/of een drang/dwangtraject onvoldoende inhoud gegeven kan worden. Dientengevolge voldoet betrokkene onzes inziens aan de zachte ISD-criteria waardoor hij in aanmerking komt voor de Vreemdelingen (VRIS) ISD-maatregel. Wegens zijn onrechtmatige verblijfstatus kan de reclassering niets betekenen voor betrokkene in het kader van een eventueel reclasseringstoezicht bij
voorwaardelijke veroordeling.
De reclassering twijfelt of een onvoorwaardelijke ISD-maatregel passend is voor de [verdachte] . Idealiter kan het risico op recidive beperkt worden door een hulpverleningstraject waarbij gewerkt wordt aan het stabiliseren van de leefgebieden. Voor nu acht de reclassering de ISD-maatregel echter passend, omdat het opleggen hiervan tevens inhoudt dat de maatschappelijke overlast die verdachte veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten verder wordt beperkt. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 8 september 2021 reclasseringswerker [naam rapporteur] als deskundige gehoord. Haar verklaring houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Wat de reclassering betreft is het niet mogelijk om een inhoudelijke invulling te geven aan een eventueel toezicht- of hulpverleningstraject vanuit de reclassering. Ik heb verdachte aangemeld voor een woonruimteproject van HVO Querido voor personen zonder verblijfsdocumenten, maar verdachte komt daarvoor niet in aanmerking. Wel komt hij in aanmerking voor maatschappelijk werk door de Regenbooggroep, maar dat is beperkt want verdachte heeft geen recht op hulp voor een woonplektraject. Verdachte wil niet terug naar Marokko. In die zin zou de ISD-maatregel enkel bijdragen aan het beperken van de maatschappelijke overlast. Dat verdachte zelf geen baat zou hebben bij de ISD-maatregel vind ik een te grote conclusie, maar ik zie geen delictgerelateerde problemen die tijdens de ISD-maatregel met behandeling of zorg verholpen kunnen worden. Tijdens de ISD-maatregel kunnen gesprekken worden gevoerd over terugkeer naar het land van herkomst, maar ik heb het idee dat verdachte niet terug wil. Daarom twijfel ik of de ISD-maatregel passend is, maar adviseer ik wel oplegging van de ISD-maatregel om de maatschappelijke overlast te beperken. Ik kan geen uitspraken doen over de gewenste duur van de ISD-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte van 27 juli 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen geachte feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Ook aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt is voldaan: Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Gelet op de eerdere veroordelingen en de instabiele leefomstandigheden van verdachte, moet er, zoals gesteld, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Het belangrijkste doel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. De veiligheid van goederen vereist het opleggen van deze maatregel. In de afgelopen jaren is verdachte vele malen voor vermogensdelicten veroordeeld, maar deze veroordelingen hebben niet tot gedragsverandering bij verdachte geleid. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast en schade. Het belang van de samenleving, dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank zal om die reden de ISD-maatregel opleggen.
Gelet op het advies van de reclassering, de verklaring van getuige-deskundige [naam rapporteur] , de omstandigheid dat niet is gebleken van problematiek die behandeling behoeft en het gegeven dat voor verdachte geen extramurale fase mogelijk is vanwege zijn verblijfsstatus, zal de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van één jaar zonder aftrek van het voorarrest.

6.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Verklaart het bewezenverklaarde feit strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat de ondergane voorlopige hechtenis niet in mindering wordt gebracht op de duur van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. E. Akkermans, C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2021.
[Bijlage I]
[Bijlage I]
[Bijlage II]