Op 22 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vernieling en diefstal. De zaak betreft twee afzonderlijke tenlasteleggingen, aangeduid als zaak A en zaak B. In zaak A wordt de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een deur van de noodopvang van de Gemeente Amsterdam op 15 april 2021. In zaak B wordt de verdachte beschuldigd van diefstal van alcoholische dranken op 22 juni 2021. Tijdens de zitting op 8 september 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, heeft gesteld dat beide feiten bewezen kunnen worden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.M. Rupert, heeft vrijspraak bepleit voor de vernieling in zaak A, maar zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank in zaak B.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de deur van de noodopvang heeft vernield, gebaseerd op getuigenverklaringen en aangifte van de Gemeente Amsterdam. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte niet aannemelijk. In zaak B heeft de verdachte de diefstal van alcoholische dranken bekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte voldoet aan de voorwaarden voor de oplegging van de ISD-maatregel, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de duur van één jaar opgelegd, zonder dat de voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is afgewezen, omdat de ISD-maatregel wordt opgelegd.