ECLI:NL:RBAMS:2021:6468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
13.235762.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met braak in vereniging

Op 22 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met braak in vereniging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 19 september 2020, waarbij de verdachte samen met een ander inbrak in een woning in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 8 september 2021 gehouden, waar de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen, zijn verdediging heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte de poging tot diefstal met braak in vereniging, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte een raam van de woning hebben geforceerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een bekennende verklaring, schuldig was aan de poging tot diefstal. De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de impact op de slachtoffers, die zich na de inbraak onveilig voelden in hun eigen huis. Ondanks het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten omvatte, heeft de rechtbank besloten om een taakstraf van 120 uren op te leggen, samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, onder bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en behandeling. De rechtbank heeft de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte meegewogen, zoals zijn werk en zijn inspanningen op het gebied van schuldsanering.

De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 63, en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straf, met de opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.235762.20
Datum uitspraak: 22 september 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ter zitting – kort gezegd – tenlastegelegd:
Poging tot diefstal met braak in vereniging op 19 september 2020 te Amsterdam uit een woning van [aangever] .
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I bij dit vonnis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.De waardering van het bewijs

De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de bewezenverklaring.
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen. [aangever] heeft, na terugkomst van zijn vakantie op 25 september 2020, aangifte gedaan van poging tot diefstal op 19 september 2020 uit zijn woning aan de [adres 2] . [aangever] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat het raam bij zijn woonkamer was vernield, dat het in zijn woning die hij netjes had achtergelaten een puinhoop was en dat er niets is weggenomen uit de woning. De politie heeft op 19 september 2020 in en rondom voornoemde woning verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] aangetroffen. Zij zagen aan de achterzijde van de woning een gat in een raam van ongeveer 15 centimeter met om dit gat een ster-/scheurvorming. Het zag ernaar uit dat het raam ingeslagen was. Ook zag de politie dat het raam voorzien was van een driepuntssluiting, waarvan de pennen uitstaken, krom gebogen waren en naar binnen wezen. Hieruit maakte de politie op dat het raam voorheen op slot stond en vermoedelijk met druk uit de schoot/sluitplaat is gewipt. Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij samen met een ander heeft ingebroken en dat hij het raam heeft ontzet.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan op de in bijlage II opgegeven bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verklaring van verdachte alle onderdelen van de bewezenverklaring van dit feit betreft.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 19 september 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om in een woning, gelegen aan [adres 2] , enig goed dat aan [aangever] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, naar die woning is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededader
- aan de achterzijde van de woning de driepuntsluiting van een raam hebben geforceerd ten gevolge waarvan het raam is geopend en
- aan de achterzijde van de woning een raam hebben ingeslagen ten gevolge waarvan een gat in het raam is ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

5.De op te leggen straf

5.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat aan verdachte een taakstraf van 240 uren met aftrek van het voorarrest moet worden opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij moet de tweede bijzondere voorwaarde worden geherformuleerd tot meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, zodat de reclassering zelf kan bezien of zij diagnostiek en ambulante behandeling nodig vindt.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest moet worden opgelegd en voor het overige kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarde ambulante behandeling kan vervallen, aangezien de reclassering een behandeling tot op heden niet nodig heeft geacht. Verdachte heeft de kans die hij heeft gekregen met beide handen aangegrepen, daar waar hij dat in het verleden niet deed. Voorts is de raadsman van mening dat de door de officier van justitie geëiste taakstraf moet worden gematigd.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak uit een woning. De ervaring leert dat de gedupeerden zich na een inbraak onveilig voelen, vooral in hun eigen huis, nu dit bij uitstek de aangewezen plek is waar iemand zich volledig veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft dan ook een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever en zijn vrouw. Tijdens zijn aangifte heeft het slachtoffer verklaard dat hij en zijn vrouw erg van het incident zijn geschrokken en daarnaast erg boos, teleurgesteld en verdrietig zijn door de inbraak. Meerdere ruimtes in de woning van aangever waren overhoop gehaald. De kasten en lades waren opengetrokken en vele goederen en persoonlijke spullen, zoals foto’s, waren op de grond gegooid. Ook waren planten uit de bakken getrokken en met wortel en potgrond op de grond gegooid. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij dit nooit zou doen, maar nu verdachte samen met een ander het tenlastegelegde feit heeft gepleegd kunnen ook de gevolgen die eventueel zijn ontstaan door het toedoen van de medeverdachte ook worden toegerekend aan verdachte. Daarnaast is verdachte in het verleden vaker voor (poging tot) woninginbraak en andere vermogensdelicten veroordeeld. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke straf.
De rechtbank ziet echter ook dat het goed gaat met verdachte in die zin dat hij een positieve draai heeft gegeven aan zijn leven. Hij woont bij zijn ouders, is aan het werk als vloerenlegger en is van plan om op termijn voor zichzelf te beginnen. Hij heeft een relatie, is bezig met schuldsanering, is gestopt met blowen en houdt zich goed aan de afspraken met de reclassering. Dit wordt bevestigd in het reclasseringsrapport van 7 juli 2021. Omdat verdachte de kans die hij heeft gekregen heeft aangegrepen en zoveel positieve ontwikkelingen heeft laten zien en de rechtbank het van belang acht dat verdachte deze positieve houding en ontwikkeling doorzet, zal de rechtbank ondanks zijn strafblad en de ernst van het feit geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen.
De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen van 120 uren met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en de door de officier van justitie geëiste bijzondere voorwaarden.

6.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal in vereniging waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
60 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden, waarbij als maatstaf geldt 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
twee (2) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
Stelt alsalgemene voorwaarden:
1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt alsbijzondere voorwaarden:

1. Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Inforsa op het adres: [adres 3] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2. Meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling indien nodig

Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, indien de reclassering dat nodig vindt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

3. Meewerken aan schuldhulpverlening

Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering en WPI inzicht in zijn financiën en schulden.

4. Meewerken aan het traject bij WPI en bij het vinden van zinvolle dagbesteding

Veroordeelde houdt zich aan de afspraken met WPI en werkt mee aan een screening en het vinden van zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of opleiding.
Geeft aan Reclassering Inforsa Amsterdam de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het – reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. E. Akkermans, C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2021.
[...]

[...]

Bijlage II De bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal aangifte met nr. PL1300-2020198370-19 van 25 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] (ongenummerd).
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2020198370-4 van 19 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 2] en [naam 3] (doorgenummerde pag. 7 e.v.).
3.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 8 september 2021, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte van 8 september 2021.