ECLI:NL:RBAMS:2021:6453
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens vrijspraak van oplichting
Op 5 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 13/845254-16. De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie, werd afgewezen. De vordering was gebaseerd op een bedrag van € 356.500,00, dat volgens het Openbaar Ministerie was verkregen door oplichting. Echter, in de bijbehorende strafzaak was de beschuldigde op 2 augustus 2021 vrijgesproken van de oplichting. De rechtbank heeft op 22 oktober 2021 de vordering behandeld, waarbij de officier van justitie op 24 augustus 2021 had aangegeven dat hij voornemens was de vordering af te wijzen, gezien de vrijspraak van de beschuldigde. De rechtbank oordeelde dat, omdat de basis voor de ontnemingsvordering was komen te vervallen door de vrijspraak, de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden afgewezen. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. B. Vogel, en de rechters mrs. M. Smit en E.J. Weller, in aanwezigheid van griffier mr. C.A. Mud.