ECLI:NL:RBAMS:2021:6451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
13/751884-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor terugkeer naar Nederland

Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Kleve in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 12 augustus 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 2001 en met de Nederlandse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A. Buntsma. Tijdens de openbare zitting op 13 oktober 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd de rechtbank geïnformeerd over de inhoud van het EAB, dat betrekking had op strafbare feiten die onder Duits recht vallen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten was gegeven, waarin werd verzekerd dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in Duitsland naar Nederland zou worden teruggebracht voor de uitvoering van de straf. De rechtbank oordeelde dat deze garantie voldoende was om de overlevering toe te staan.

De raadsman had aangevoerd dat er een lopende strafzaak in Nederland was tegen de opgeëiste persoon, wat volgens hem een reden zou moeten zijn om de overlevering te weigeren. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat een Nederlandse strafvervolging voor andere feiten geen grond vormt voor weigering van de overlevering, maar slechts een beletsel kan zijn voor de feitelijke overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751884-21
RK nummer: 21/4526
Datum uitspraak: 27 oktober 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 augustus 2021 door het
Amtsgericht Kleve(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2021. Het verhoor heeft middels een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Klevevan 10 augustus 2021 (dossiernummer: 14 Gs 159/21).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummers 18 en 29, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal;
Opzettelijke brandstichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Leitende Oberstaasanwaltheeft op 20 augustus 2021 de volgende garantie gegeven:
“er wordt verzekerd dat de vervolgde persoon, [opgeëiste persoon] , in geval van een rechtsgeldige veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland in aansluiting aan de Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 voor de verdere tenuitvoerlegging van de straf naar de Nederlanden terug zal worden gebracht.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Artikel 36 OLW

De raadsman heeft gewezen op het feit dat er tegen de opgeëiste persoon nog een strafzaak in Nederland loopt. De raadsman voert aan dat om die reden de overlevering dient te worden geweigerd, omdat eerst de Nederlandse strafzaak dient te worden afgehandeld.
Met de officier van justitie en anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een Nederlandse strafververvolging voor andere feiten dan het feit dat aan het EAB ten grondslag ligt geen grond vormt voor weigering van de overlevering, maar slechts een beletsel kan opleveren voor de feitelijke overlevering. De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Kleve(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.