Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 27 augustus 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd. Tijdens de openbare zitting op 13 oktober 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en verklaarde hij de Nederlandse nationaliteit te bezitten. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
In het EAB werd melding gemaakt van een arrestatiebevel tot voorlopige hechtenis en werd de overlevering verzocht in verband met strafbare feiten die naar Duits recht zijn gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten ook onder Nederlands recht strafbaar zijn, waaronder diefstal en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. Daarom werd de overlevering toegestaan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.