ECLI:NL:RBAMS:2021:6447

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
13/751816-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 27 augustus 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd. Tijdens de openbare zitting op 13 oktober 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en verklaarde hij de Nederlandse nationaliteit te bezitten. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

In het EAB werd melding gemaakt van een arrestatiebevel tot voorlopige hechtenis en werd de overlevering verzocht in verband met strafbare feiten die naar Duits recht zijn gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten ook onder Nederlands recht strafbaar zijn, waaronder diefstal en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. Daarom werd de overlevering toegestaan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er werd opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751816-21 (EAB I)
RK nummer: 21/4577
Datum uitspraak: 27 oktober 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 augustus 2021 door het
Amtsgericht Aachen(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd uit anderen hoofde in de [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2021. Het verhoor heeft middels een videoverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel tot voorlopige hechtenis van 16 december 2020 inclusief corrigerende beschikking van 23 juli 2021 van het
Amtsgericht Aachen(Duitsland), dossiernummers: 622 Gs 1973/20 en 622 Gs 1239/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal;
overtreding van artikel 41, eerste lid, onderdelen e en f van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Leitende Oberstaatsanwalt Aachenheeft op 13 augustus 2021 de volgende garantie gegeven:
“Uit voorzorg wordt nogmaals verzekerd, dat in geval van een definitieve veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland de vervolgde persoon voor de verdere tenuitvoerlegging van de straf naar Nederland zal worden teruggezonden op basis van de geldige versie van het Kaderbesluit 2008/909/JI van de Raad van 27.11.2008 Inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen worden opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (Publicatieblad L 327 van 05.08.2008, blz 27.)”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 41 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Aachen(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.