ECLI:NL:RBAMS:2021:6422

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
AMS 21/4661 en AMS 21/4663
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om tijdelijke maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo voor beschermd wonen en opvang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2021 uitspraak gedaan in de verzoeken van een alleenstaande moeder om tijdelijke maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De verzoekster, die een verleden heeft in de opvang en hulpverlening, had eerder een indicatie voor Beschermd Wonen, maar deze was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoekster zich stelselmatig niet aan de afspraken en voorwaarden heeft gehouden die verbonden zijn aan de voorziening Beschermd Wonen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekster geen noodzaak had voor de gevraagde voorzieningen, aangezien zij geen begeleiding wenste en eerder gemaakte afspraken niet nakwam. De verzoekster verbleef op dat moment in de noodopvang en werd in het vizier gehouden door hulpverlening, wat betekende dat zij niet aan haar lot was overgelaten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bestreden besluiten van de gemeente hoogstwaarschijnlijk in bezwaar zouden standhouden, en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierechten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/4661 en AMS 21/4663

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam 1] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: drs. M. Keurentjes).

Procesverloop

Met het besluit van 17 juni 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het verzoek van verzoekster om gebruik te mogen maken van Beschermd Wonen afgewezen.
Met het besluit van 31 augustus 2021 (het bestreden besluit II) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een tijdelijke maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 (Wmo) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen de bestreden besluiten I en II bezwaar gemaakt. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om in beide zaken een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat aan haar opvang wordt geboden.
De voorzieningenrechter heeft de zaken behandeld op de zitting van 27 oktober 2021. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, M. Matser en T. Groet.

Overwegingen

Achtergrond van deze procedure
1.1.
Verzoekster is een 29-jarige alleenstaande moeder van een zoon, [naam 2] , geboren op [geboortedatum] Zij deelt co-ouderschap en ouderlijk gezag met haar ex-partner. [naam 2] woonde tot voor kort bij verzoekster in een Beschermd Wonen-voorziening maar verblijft, na tussenkomst van Veilig Thuis, sinds september 2021 bij zijn vader in Almere.
1.2.
Verzoekster heeft een uitgebreid verleden in de opvang en de hulpverlening. Vanaf haar 13de jaar heeft zij in verschillende opvangfaciliteiten verbleven. Vanwege haar verstandelijke beperking beschikte verzoekster sinds begin oktober 2017 over een indicatie Beschermd Wonen LVB en verbleef zij met [naam 2] in een moeder-kind locatie van zorgverlener Stichting [naam 3] Zorg ( [naam 3] ) in Amsterdam. Omdat verzoekster gemaakte afspraken over haar begeleiding stelselmatig niet nakwam, heeft [naam 3] de zorgovereenkomst opgezegd. De zorgovereenkomst zou aanvankelijk eindigen per
1 januari 2021, maar is verlengd tot 1 april 2021. Met de brief van 19 februari 2021 heeft [naam 3] verzoekster medegedeeld dat zij per 6 april 2021 de woning dient te verlaten en dat de Omslagroute voor haar geen optie is.
1.3
Met het besluit van 3 april 2021 heeft verweerder (nogmaals) de indicatie Beschermd Wonen verlengd tot en met 27 juni 2021. Met de brief van 1 april 2021 heeft [naam 3] verzoekster medegedeeld dat de zorgverleningsovereenkomst en de huurovereenkomst met ingang van 1 juli 2021 zullen worden beëindigd. Verzoekster diende de woning vóór 1 juli 2021 te verlaten maar dat heeft zij niet gedaan. Op 19 april 2021 heeft verzoekster zich bij verweerder gemeld met het verzoek om gebruik te mogen maken van de voorziening Beschermd Wonen.
1.4
Omdat verzoekster geen gehoor heeft gegeven aan de brief van 1 april 2021 is [naam 3] een procedure tot ontruiming bij de civiele rechter gestart. Met het vonnis van de kantonrechter van 11 augustus 2021 [1] is bepaald dat verzoekster en haar zoon uiterlijk binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de locatie [adres] moeten hebben verlaten.
1.5
Na inschakeling van Veilig Thuis is [naam 2] bij zijn vader gaan wonen. Met het oog op het gedwongen vertrek uit de Beschermd Wonen-locatie heeft verweerder aan verzoekster noodopvang aangeboden. Verzoekster heeft hier in eerste instantie geen gebruik van gemaakt omdat zij onderdak had gevonden via haar eigen netwerk. Verzoekster verblijft sinds kort in de noodopvang van het [naam 4] in Amsterdam.
Het bestreden besluit I
2.1
Kort samengevat heeft verweerder aan de afwijzing om gebruik te mogen maken van Beschermd Wonen LVB ten grondslag gelegd dat verzoekster zich stelselmatig niet heeft gehouden aan de afspraken en voorwaarden die daarbij horen. Centraal bij de toekenning en het aanbieden van Beschermd Wonen staat een op participatie gerichte 24-uursbegeleiding vanuit een beschermde woonomgeving. Uit de registratie van [naam 3] blijkt dat verzoekster de aangeboden intensieve ondersteuning niet accepteerde en niet meewerkte aan het zorgtraject. Zij heeft maanden zelfstandig gefunctioneerd zonder intensieve begeleiding omdat zij elke begeleiding weigerde. Volgens verweerder wordt de voorziening Beschermd Wonen op deze manier niet doelmatig verstrekt en bestaat er geen noodzaak voor.
2.2
Verweerder heeft geprobeerd om in lijn met de wensen van verzoekster te kijken naar een mogelijke voortzetting van het Beschermd Wonen, met of zonder nieuwe screening. Een oplossing is echter niet gevonden. Dat verzoekster nu wel opvoedingsondersteuning zou accepteren vanuit het Ouder Kind Team is voor verweerder onvoldoende om weer de indicatie Beschermd Wonen toe te kennen. Het ontbreken van een werkbare relatie met de begeleiding is breder dan alleen de door verzoekster gestelde opvoedingskwesties. Voor haar verblijf bij [naam 3] bestonden er ook al uitvoeringsproblemen bij andere zorginstellingen. Verweerder beschikt niet over een oneindig aantal Beschermd Wonen-stijlen, aanbieders en locaties. Integendeel, voor Begeleid Wonen bestaan er erg lange wachtlijsten en de ruimte en het aantal gecontracteerde aanbieders is beperkt.
Het bestreden besluit II
3. Verweerder heeft met het bestreden besluit II de aanvraag van verzoekster om een tijdelijke maatwerkvoorziening op grond van de Wmo afgewezen vanwege de weigering van zorg door verzoekster. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zowel Beschermd Wonen als maatschappelijke opvang voorzieningen zijn voor mensen die begeleiding nodig hebben. Omdat verzoekster geen gebruik wenst te maken van de begeleiding is er geen reden om een dergelijke voorziening toe te kennen.
Standpunt verzoekster
4. Verzoekster voert aan dat zij geen noodopvang nodig heeft, maar opvang op grond van een maatwerkvoorziening. Zij valt onder de Wmo-doelgroep. Zij krijgt geen toegang, omdat het verwijt dat zij zorg zou weigeren haar blijft achtervolgen. Verzoekster voert aan dat er geen sprake is van het weigeren van begeleiding. Wat zij weigert, is begeleiding in de opvoeding door [naam 3] omdat de relatie is verstoord. Verzoekster vraagt wel degelijk hulp. Verzoekster wil het liefst zelfstandig wonen desnoods met ambulante begeleiding. Ook wil zij dat [naam 2] weer bij haar komt wonen. Verzoekster wil niet in de noodopvang van het [naam 4] verblijven. Hoewel zij al tien jaar bij Woningnet op de wachtlijst staat, is op korte termijn niet te verwachten dat zij over een zelfstandige woning kan beschikken. Een verzoek om een urgentieverklaring is afgewezen.
Juridisch kader
5. De in deze uitspraak gebruikte wet- en regelgeving staat in de bijlage achter deze uitspraak.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
6.1
Bij de beantwoording van de vraag of een voorlopige voorziening moet worden getroffen, weegt de voorzieningenrechter het belang van verzoekster bij de schorsing van het besluit af tegen het belang van de onmiddellijke uitvoering van het besluit. Daarbij telt in belangrijke mate mee of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Als dat niet het geval is en de voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit rechtmatig is, is er geen reden om de bestreden besluiten te schorsen. Dit rechtmatigheidsoordeel is een voorlopig oordeel. In een eventuele beroepsprocedure is de bodemrechter daar niet aan gebonden.
6.2
Beschermd wonen valt onder de Wmo en is bedoeld voor mensen vanaf 18 jaar die (nog) niet geheel zelfstandig kunnen wonen en functioneren binnen de samenleving. Beschermd Wonen biedt een combinatie van wonen in een beschermde woonomgeving met toezicht en intensieve begeleiding die is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en het weer meedoen in de maatschappij [2] . Voor de uitstroom naar een omslagwoning is nodig dat verzoekster voldoende zelfredzaam is en dat zij geen begeleiding meer nodig heeft. Daar wordt met intensieve begeleiding aan gewerkt. Uit het dossier blijkt dat verzoekster deze begeleiding en ondersteuning van [naam 3] structureel heeft geweigerd. Meerdere herkansingen hebben niet geleid tot een wijziging in verzoeksters gedrag. Verzoekster is er ook meerdere malen op gewezen wat de gevolgen zijn voor haar verblijf bij [naam 3] als zij zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. Dit heeft tot niets geleid. Voorafgaand aan het verblijf van verzoekster bij [naam 3] waren er ook al uitvoeringsproblemen bij andere zorginstellingen. Het standpunt van verzoekster dat zij alleen begeleiding van [naam 3] weigert en wel nieuwe begeleiding accepteert, volgt de voorzieningenrechter dan ook niet.
Uit wat verzoekster op de zitting heeft verklaard, blijkt dat zij zelfstandig wil wonen zonder bemoeienis van anderen. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat de noodzaak van de voorziening Beschermd Wonen met toezicht en begeleiding niet meer aanwezig is. Verzoekster neemt een kostbare plek in terwijl er wachtlijsten zijn voor een Beschermd Wonen-voorziening waar mensen op staan die dat toezicht en die begeleiding wel nodig hebben.
6.3
Verweerder heeft eveneens de aanvraag van verzoekster om opvang op grond van een maatwerkvoorziening kunnen afwijzen. Zowel beschermd wonen als maatschappelijke opvang zijn voorzieningen voor mensen die begeleiding nodig hebben. Omdat verzoekster geen begeleiding wenst, is dat een reden om deze voorzieningen af te wijzen. Immers op grond van de artikel 3.1 van de Wmo dient een voorziening doeltreffend en doelmatig te zijn. Verzoekster wil alleen een woning, maar deze voorzieningen zijn er niet voor bedoeld om alleen een huisvestingsprobleem op te lossen.
Hoe nu verder?
7. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekster een kwetsbare vrouw is en dat zij begeleiding nodig heeft om zich te kunnen handhaven in de maatschappij. Uit het screeningsdossier van Trajectus blijkt dat verzoekster hulp nodig heeft om zelfstandig te kunnen wonen, bij haar administratie en financiën, bij haar medische problemen en contact met artsen en op het gebied van opleiding, dagbesteding en netwerk. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat een herscreening van verzoekster geen meerwaarde heeft omdat al bekend is dat verzoekster zorg en begeleiding nodig heeft, maar deze weigert. Wellicht kan verzoekster met minder zorg en begeleiding toe dan haar tot nu toe is aangeboden, maar deze hulp was juist ingezet omdat [naam 2] bij haar verbleef. Nu dat niet meer het geval is, is er sprake van een andere situatie. Verzoekster heeft nu onderdak. Niet de woning die zij wenst maar wel een eenpersoonsslaapkamer bij het [naam 4] waar zij langere tijd kan verblijven. Uit het dossier en wat is besproken op de zitting blijkt dat er veel hulpverlening bij verzoekster is betrokken. Het Buurtteam, het Ouder- en Kind team, Stichting Rahma (schuldhulpverlening), stichting MEE en op de achtergrond de GGD en Zorg blijven betrokken bij verzoekster en houden haar in het vizier. Verzoekster wordt dus niet aan haar lot overgelaten. Vanuit de noodopvang kan verzoekster, als zij daaraan toe is, op eigen kracht en/of met de hiervoor genoemde hulpverlening doorstromen naar een vervolgplek of een woning.
Conclusie
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bestreden besluiten in bezwaar hoogstwaarschijnlijk zullen standhouden. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening daarom af.
9. Er is bij deze uitkomst geen reden voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van de door verzoekster betaalde griffierechten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Artikel 1.1.1 van de Wmo definieert opvang als onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo bepaalt dat een ingezetene van Nederland overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit opvang, te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt, indien hij de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
Op grond van artikel 3.1, tweede lid, onder a, van de Wmo dient een voorziening in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en clientgericht te worden verstrekt.
Beschermd wonen is een maatwerkvoorziening als bedoeld in
artikel 4.1 jo. artikel 4.5, derde lid, van de Wmo-verordening 2015. In paragraaf 4.6.2 van de Nadere Regels wordt Beschermd wonen verder omschreven.

Voetnoten

1.Zaaknummer: 9331621 KK EXPL 21-501.
2.Zie artikel 4.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam en paragraaf 4.6.3 van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam.