ECLI:NL:RBAMS:2021:6419

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
AMS - 20 _ 3175
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet voor gezin in te kleine woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een gezin bestaande uit een vader, moeder en twee minderjarige kinderen, en de gemeente Amsterdam. Eisers woonden in een tweekamerwoning van 32 m², wat volgens hen te klein was voor hun gezinssamenstelling. Ze hadden een urgentieverklaring aangevraagd op basis van de Huisvestingswet 2016, omdat de huidige woonsituatie volgens hen negatieve gevolgen had voor de gezondheid van de vader en de ontwikkeling van de kinderen. De gemeente had deze aanvraag echter afgewezen, zowel in het primaire besluit van 8 februari 2020 als in het bestreden besluit van 29 april 2020, omdat de GGD-arts in zijn advies had geconcludeerd dat de medische problematiek van de vader geen duidelijke relatie had met de woonsituatie.

Tijdens de zitting op 14 oktober 2021 hebben eisers hun standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukten dat de te kleine woning een urgent huisvestingsprobleem vormde. De rechtbank oordeelde echter dat de gemeente terecht had afgewezen, omdat eisers een zelfstandige woning hadden en niet dakloos waren. De rechtbank stelde vast dat de gemeente het beleid hanteert dat een te kleine woning op zich geen urgent huisvestingsprobleem vormt. Bovendien werd opgemerkt dat eisers zelf verantwoordelijk waren voor hun woonsituatie, aangezien zij een gezin hadden gesticht zonder over passende woonruimte te beschikken.

De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet verplicht was om de aanvraag om een urgentieverklaring op medische gronden toe te wijzen, gezien het advies van de GGD. Ook werd de hardheidsclausule niet van toepassing geacht, omdat eisers niet in een schrijnende situatie verkeerden. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/3175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

en [eiseres] ,eiseres,
beiden te Amsterdam, samen ook: eisers
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,de gemeente
(gemachtigde: mr. D.C. Tjoen-A-Choy).

Procesverloop

Met het besluit van 8 februari 2020 (het primaire besluit) heeft de gemeente de aanvraag van eisers om een urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet 2016 afgewezen.
Met het besluit van 29 april 2020 (het bestreden besluit) heeft de gemeente het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Ook was aanwezig T.M. Butt, tolk Hindi. De gemeente heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eisers wonen met hun twee kinderen van drie en negen jaar oud in een tweekamerwoning van 32 m2 op de begane grond. Eiser heeft de woning in 2004 na een echtscheiding op medische gronden gekregen. In 2008 is eiseres er komen wonen en vervolgens zijn de kinderen geboren. De woning beschikt over één slaapkamer en is daarom te klein voor het gezin van eisers, aldus eisers. Daarnaast heeft de woonsituatie volgens eisers een negatieve invloed op de lichamelijke klachten van eiser. Eiser betoogt dat hij met zijn inschrijfduur bij WoningNet van vijftien jaar niet in aanmerking komt voor een (geschikte) woning. Daarom hebben zij een urgentieverklaring aangevraagd.
Standpunt gemeente
1.2.
De GGD heeft naar aanleiding van de aanvraag advies uitgebracht op 30 januari 2020. De GGD-arts heeft eisers gezien op het spreekuur op 13 november 2019, medische informatie opgevraagd en geraadpleegd van de huisarts (27 december 2019), neuroloog (25 november 2014 en 9 januari 2017), cardioloog (18 mei 2018) en KNO-arts (9 oktober 2019). De GGD-arts acht het begrijpelijk dat de huidige woonsituatie te onrustig en belastend is voor eiser. De conclusie van het GGD-advies is echter dat de medische problematiek geen duidelijke relatie heeft met de huidige woonsituatie. Een te kleine woning is in het algemeen geen grond voor een urgente verhuizing op medische gronden. De GGD-arts adviseert daarom negatief voor een urgentieverklaring op medische gronden.
2. Met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft de gemeente de aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen. Volgens de gemeente maakt de omstandigheid dat eisers huidige woning te klein is geworden voor het huishouden niet dat sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. [1] Verder heeft eiser een gezin gesticht zonder te beschikken over een passende woonruimte. [2] Eiser heeft een inschrijfduur bij WoningNet van ruim vijftien jaar, waarmee hij geacht wordt zelf zijn huisvestingsprobleem redelijkerwijs op te kunnen lossen. [3] Als eiser zijn woonwensen naar beneden bijstelt, vergroot dit zijn kans om met succes te reageren op een woning.
Beroepsgronden eisers
3. Eisers voeren aan dat wel degelijk sprake van een urgent huisvestingsprobleem. Zij wonen in een 2-kamerwoning van 32 m2 met twee minderjarige kinderen van 3 en 9 jaar oud. In de slaapkamer van 10 m2 passen niet eens genoeg bedden. De woonsituatie leidt tot medische problematiek bij eiser en de kinderen worden hierdoor in hun ontwikkeling belemmerd. Eisers komen met hun inschrijvingsduur van vijftien jaar niet in aanmerking voor een geschikte woning. Zij staan zelden in de top tien. Van eisers kan niet worden verwacht dat zij hun kinderwens uitstelden tot zij over een grotere woonruimte beschikken. Strikte toepassing van de HVV leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. De gemeente heeft nagelaten de woning van eisers te bezoeken en heeft dan ook niet zorgvuldig de relevante feiten verzameld. De gemeente heeft onvoldoende oog voor de feitelijke situatie waarin het hele gezin zich bevindt.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeente de aanvraag terecht heeft afgewezen op grond van de algemene weigeringsgronden. Eisers hebben een zelfstandige woning en zijn niet dakloos. De gemeente hanteert het beleid dat het te klein worden van een woning, zoals in eisers geval, niet maakt dat sprake is van een urgent huisvestingsprobleem Verder hadden eisers het huisvestingsprobleem redelijkerwijs kunnen voorkomen. Zij hebben immers een gezin gesticht zonder over daartoe passende woonruimte te beschikken. Van hen mag daarnaast worden verwacht dat zij met hun inschrijvingsduur bij Woningnet van ruim vijftien jaar zelf het woonprobleem kunnen oplossen. De rechtbank acht het niet onredelijk dat de gemeente verwacht dat eisers hun woonwensen bijstellen om een hogere plaats te krijgen bij de inschrijving voor woningen.
4.2.
Omdat eiser een beroep heeft gedaan op zijn medische situatie heeft de gemeente in verband met de zogenaamde medische urgentiecategorie volledigheidshalve GGD gevraagd advies uit te brengen. Op grond van vaste rechtspraak mag de gemeente bij de besluitvorming afgaan op het advies van een (medisch) deskundige als dat advies zorgvuldig tot stand gekomen is, inzichtelijk is en de conclusies kan dragen. Niet gesteld of gebleken is dat het advies van de GGD niet aan de vereisten voldoet. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde de gemeente de aanvraag om een urgentie op medische gronden dan ook niet toe te wijzen.
4.3.
Eisers hebben een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Volgens eisers leidt strikte toepassen van de HVV tot een schrijnende situatie en tot onbillijkheden van overwegende aard. De gemeente heeft dit onvoldoende onderzocht. Onder het vorige beleid werd de situatie waarin eisers leven volgens hen wel gezien als ontwrichtend. De rechtbank overweegt dat de gemeente de feitelijke woonsituatie van eisers kenbaar heeft betrokken in zijn besluitvorming. Daarvoor was het niet nodig om een huisbezoek af te leggen. Dat het vorige beleid volgens eisers anders was – wat daar ook van zij – maakt niet dat in eisers situatie sprake is van een schrijnende situatie die in het huidige beleid niet voorzien is. Zoals de gemeente aangeeft is doorslaggevend of sprake is van een noodsituatie op woongebied. Dat is niet het geval. Eisers beschikken over een zelfstandige woning en zijn niet dakloos. De gemeente heeft dan ook geen gebruik hoeven maken van de hardheidsclausule.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het met deze uitspraak niet eens?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (HVV) en beleidsregel 5, toelichting op artikel 2.6.5, eerste lid, onder b.
2.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder c van de HVV.
3.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder c, van de HVV en beleidsregel 5, toelichting op artikel 2.6.5, eerste lid, onder c, punt 7.